Statistics Explained

Archive:Energieproductie en –invoer

Revision as of 13:25, 11 December 2020 by Piirtju (talk | contribs)



Gegevens van juni 2020.

Geplande update van het artikel: oktober 2021.

Highlights

De productie van primaire energie in de EU was in 2018 9,2 % lager dan tien jaar eerder.
Rusland was in 2018 de grootste leverancier van de EU van ruwe olie, aardgas en steenkool.
[[File:Energy_production_and_imports-interactive_NRG2020-NL.xlsx]]

Productie van primaire energie per brandstoftype, EU-27, 2008-2018


De afhankelijkheid van de Europese Unie (EU) van de invoer van energie, met name van olie en van aardgas, vormt de achtergrond voor het beleid inzake de zekerheid van de energievoorziening. Dit artikel gaat over de primaire productie van energie in de EU en de toenemende afhankelijkheid van de EU van energie-invoer uit derde landen, doordat zij meer verbruikt dan zij produceert. Meer dan de helft (58,2 %) van de bruto beschikbare energie van de EU in 2018 was namelijk afkomstig van invoer.

Full article

Productie van primaire energie gedaald tussen 2008 en 2018

De primaire energieproductie in de Europese Unie (EU) bedroeg in 2018 in totaal 635 miljoen ton olie-equivalent (Mtoe) in 2018— zie tabel 1. Dit was slechts 1 % minder dan het jaar ervoor. Daarmee zette de algemene neerwaartse trend van de afgelopen jaren zich voort, met enkele uitzonderingen in 2010, toen de productie opleefde na een relatief sterke daling in 2009 — een daling die samenviel met de financiële en economische crisis, en vervolgens in 2012 2013, toen er weer een lichte stijging te zien was. Over een langere periode beschouwd, was in 2018 de productie van primaire energie in de EU 9,2 % lager dan in de voorafgaande periode van tien jaar. De algemene neerwaartse tendens in de productie van primaire energie van de EU kan, ten minste gedeeltelijk, worden geweten aan het feit dat de grondstoffenvoorraad uitgeput raakte en/of dat de exploitatie van beperkte hulpbronnen niet meer rendabel was voor de producenten.

Van alle EU-lidstaten was de productie van primaire energie in 2018 het hoogste in Frankrijk, met een aandeel van 21,7 % van het totaal van de EU, gevolgd door Duitsland (17,8 %), Polen (9,7 %) en Italië (5,9 %). In vergelijking met tien jaar eerder zijn enkele van de belangrijkste ontwikkelingen een stijging met 2,3, 1,2, 1,1 en 1,1 procentpunten in het aandeel van het totaal van de EU in respectievelijk Frankrijk, Italië, Spanje en Zweden, en een daling met 3,9, 1,7 en 1,6 procentpunten in het aandeel in respectievelijk Nederland, Duitsland en Denemarken.

In absolute zin registreerden 14 van de 27 EU-lidstaten een toename van de productie van primaire energie in de periode van 2008 tot 2018. Italië had de grootste productietoename (met 4,5 Mtoe), gevolgd door Spanje (4,4 Mtoe), Zweden (4,0 Mtoe), Ierland (3,4 Mtoe), en Finland (3,2 Mtoe). Daarentegen daalde de productie van primaire energie in het Nederland met wel 31,2 Mtoe, terwijl ook Duitsland (-23,4 Mtoe) en Denemarken (-12,7 Mtoe) dalingen van meer dan 10 Mtoe meldden.

Tabel 1: Energieproductie, 2008 en 2018
Bron: Eurostat (nrg_bal_c)

De productie van primaire energie in de EU was in 2018 verspreid over een groot aantal verschillende energiebronnen, waarvan de belangrijkste qua omvang werd gevormd door de hernieuwbare energiebronnen, met meer dan een derde (34,2 %) van de totale productie van de EU.

Kernenergie kwam op de tweede plaats, met 30,8 % van de totale primaire energieproductie. Het aandeel van kernenergie was vooral hoog in Frankrijk, waar deze 78,0 % van de nationale productie van primaire energie uitmaakte, terwijl dit aandeel in België en in Slowakije meer dan drie vijfde (respectievelijk 63,1 % en 62,7 %) bedroeg. In 10 andere lidstaten bedroeg het aandeel van kernenergie in de primaire productie minder dan de helft van het totaal. In 14 EU-lidstaten werd geen kernenergie geproduceerd.

Het aandeel van vaste fossiele brandstoffen (18,3 %, grotendeels steenkool) bedroeg net onder een vijfde en het aandeel voor aardgas bijna een tiende (9,3 %). Ruwe olie (3,4 %) was de enige andere belangrijke bron van productie van primaire energie (zie figuur 1).

Figuur 1: Productie van primaire energie, EU 27, 2018
(% van het totaal, op basis van tonnen olie-equivalenten)
Bron: Eurostat (nrg_bal_c)

De groei van de primaire productie van hernieuwbare energiebronnen in de EU overschreed die van alle andere energiesoorten; deze groei verliep relatief uniform gedurende de periode van 2008 2018, met een lichte afname van de productie in 2011 (zie figuur 2). In deze periode steeg de productie van hernieuwbare energie met 49,2 %, waarbij de productie van andere energiebronnen in zekere mate werd vervangen. Daarentegen is voor de andere energiebronnen de productie in deze periode over de gehele linie gedaald. De grootste afname werd geregistreerd voor aardgas (-46,4 %), aardolie (-35,3 %) en vaste fossiele brandstoffen (-27,9 %); de productie van kernenergie daalde minder sterk, namelijk met 14,4 %.

Figuur 2: Productie van primaire energie (naar brandstoftype), EU 27, 2008 2018
(2008 = 100, op basis van tonnen olie-equivalenten)
Bron: Eurostat (nrg_bal_c)

De EU en al haar lidstaten zijn netto-importeurs van energie

De terugval van de primaire productie van steenkool, bruinkool, aardolie, aardgas en meer recentelijk kernenergie heeft geleid tot een situatie waarin de EU steeds sterker afhankelijk wordt van de invoer van primaire energieproducten en ook secondaire afgeleide producten (bv. gasolie/dieselolie) om aan de vraag te kunnen voldoen, hoewel deze situatie zich in de nasleep van de wereldwijde financiële en economische crisis heeft gestabiliseerd. In de EU lag in 2018 de invoer van energie 886 Mtoe hoger dan de uitvoer. De grootste netto-importeurs van energie in absolute cijfers waren Duitsland, Italië, Frankrijk en Spanje. Denemarken was in 2008 van alle lidstaten de enige netto-exporteur van primaire energie, maar in 2013 overschreed de Deense energie-invoer de uitvoer, en deze tendens zette zich voort in de vijf daarop volgende jaren tot en met 2018. Daardoor zijn sinds 2013 alle 27 EU-lidstaten netto-importeurs van energie. In verhouding tot de populatiegrootte waren de grootste netto-importeurs in 2018 Luxemburg, Malta en België.

Tabel 2: Netto-invoer van energie, in geselecteerde jaren, 2008 2018
Bron: Eurostat (nrg_bal_s) en (demo_pjan)

De belangrijkste landen van oorsprong van de in de EU ingevoerde energie zijn de afgelopen jaren enigszins veranderd. Rusland heeft zijn positie als grootste leverancier van de EU van de belangrijkste primaire energieproducten — steenkool, ruwe olie en aardgas — in de hele periode 2008 2018 in stand gehouden (zie tabel 3).

Tabel 3: Voornaamste herkomst van de ingevoerde primaire energie, EU 27, 2008 2018
(% van invoer van buiten de EU 27)
Bron: Eurostat (nrg_ti_sff), (nrg_ti_oil) en (nrg_ti_gas)

In 2018 was circa 42,4 % van de invoer van steenkool in de EU afkomstig uit Rusland. De afgelopen tien jaar is Rusland steeds de grootste steenkoolleverancier van de EU geweest, behalve in 2012. De Verenigde Staten waren de tweede grote leverancier van steenkool in de EU in 2018, met 18,6 % van het totaal. Tussen 2008 en 2015 is het aandeel van de invoer van steenkool uit Colombia in de EU 27 bijna verdubbeld, namelijk van 11,7 % tot 21,1 % van het totaal, maar in 2018 is het aandeel gedaald tot 13,4 %.

Rusland was ook de belangrijkste leverancier van de in de EU ingevoerde ruwe olie. In 2008 bedroeg het aandeel 32,1 % en vervolgens fluctueerde het tussen 35,6 % (wat de in 2011 geregistreerde piek was) en 29,8 % (het laagste aandeel, gemeten in 2018). In 2018 nam het relatieve aandeel van de invoer van ruwe olie vanuit Irak in de EU tussen 2008 en 2018 snel toe tot 8,7 %, en daarmee werd Irak de op een na grootste leverancier van ruwe aardolie, vóór Saudi-Arabië (7,4 %), dat tussen 2008 en 2018 een relatief stabiel aandeel had.

Het aandeel van Rusland in de invoer van aardgas in de EU nam tussen 2008 en 2018 licht toe (van 39,4 % tot 40,4 %); het laagste niveau werd geregistreerd in 2010 (35,2 %), en de piek van 45,3 % werd bereikt in 2013. In de periode die in tabel 3 is weergegeven, bleef Noorwegen de op één na grootste leverancier van het in de EU ingevoerde aardgas, waarbij het aandeel langzaam daalde van 22,0 % in 2008 tot 18,1 % in 2018. Het aandeel van de aardgasinvoer in de EU uit Algerije, de op twee na grootste leverancier, liep tussen 2008 en 2018 terug, terwijl het aandeel van Qatar zich bijna verdubbelde.

De zekerheid van de primaire-energievoorziening van de EU kan in gevaar komen wanneer een groot deel van de invoer in handen van een klein aantal partners komt. In 2018 was bijna drie kwart (70,3 %) van het in de EU ingevoerde aardgas afkomstig uit Rusland, Noorwegen en Algerije. Uit een vergelijkbare analyse blijkt dat bijna drie kwart (74,3 %) van de in de EU ingevoerde steenkool uit Rusland, de Verenigde Staten en Colombia kwam, terwijl de invoer van ruwe olie minder geconcentreerd was bij de belangrijkste leveranciers, aangezien Rusland, Irak en Saudi-Arabië ongeveer de helft (45,9 %) van de ingevoerde hoeveelheid in de EU leverden.

Meer dan de helft van de energiebehoeften van de EU wordt gedekt door invoer

De afhankelijkheid van de EU van energie-invoer is de afgelopen tien jaar niet veel veranderd, van 58,4 % van de bruto beschikbare energie in 2008 tot 58,2 % in 2018 (zie figuur 3). Tijdens die periode was de netto-invoer van energie van de EU groter dan de primaire productie. Met andere woorden: meer dan de helft van de bruto beschikbare energie van de EU werd geleverd door netto-invoer, en de afhankelijkheid bedroeg meer dan 50,0 %.

Tussen 2008 en 2018 werden enkele verschillen vastgesteld met betrekking tot de energieafhankelijkheid: in 2008 werd een piek van 58,4 % geregistreerd, terwijl de laagste afhankelijkheid, van 53,9 %, werd geregistreerd in 2013. Nadere beschouwing leert dat de hoogste percentages in 2018 golden voor ruwe olie (94,6 %) en voor aardgas (83,2 %), terwijl het laatste beschikbare percentage voor vaste brandstoffen 43,6 % bedroeg.

Figuur 3: Energieafhankelijkheid, EU-27, 2008-2018
(percentage van netto-invoer in bruto beschikbare energie, op basis van tonnen olie-equivalent)
Bron: Eurostat (nrg_ind_id)

Tussen 2008 en 2018 is de afhankelijkheid van de Europese Unie van derde landen voor de levering van aardgas gestegen met 13,1 procentpunten; dit was veel sneller dan die voor de levering van vaste brandstoffen (met 2,1 procentpunten). De afhankelijkheid van ruwe olie bleef in dezelfde periode vrij stabiel.

Aangezien Denemarken geen netto-exporteur meer was, werd de energieafhankelijkheid van dit land in 2013 positief en bleef deze ook positief in 2018, net als in alle andere EU-lidstaten (zie figuur 4). De laagste energieafhankelijkheid in 2018 werd geregistreerd voor Estland, Denemarken, Roemenië en Zweden. Malta, Luxemburg en Cyprus waren (vrijwel) geheel afhankelijk van de invoer van primaire energie, met afhankelijkheidscijfers tussen 92,4 % en 97,8 %.

Uit een analyse van de ontwikkelingen tussen 2008 en 2018 blijkt dat Denemarken, Nederland, Litouwen en Polen steeds sterker afhankelijk zijn geworden van de invoer van energie om in hun behoefte aan bruto beschikbare energie te voorzien; deze tendensen hangen grotendeels samen met een daling van de primaire energieproductie (doordat de voorraden grondstoffen uitgeput raken). Ook in Tsjechië, Duitsland en België nam de afhankelijkheid toe, zij het minder uitgesproken. Alle overige EU-lidstaten registreerden tussen 2008 en 2018 een daling van hun energieafhankelijkheid; de snelste daling werd geregistreerd in Estland, waar het percentage daalde van 27,5 % tot 0,7 % (-26,8 procentpunten); de energieafhankelijkheid is ook aanzienlijk gedaald in Ierland (-22.3 procentpunten), Bulgarije (-15,8 procentpunten) en Letland ( 14,5 procentpunten), dankzij een combinatie van een betere energie-efficiëntie en een verandering in de energiemix om de primaire productie uit hernieuwbare bronnen te bevorderen.

Figuur 4: Energieafhankelijkheid voor alle producten, 2008 en 2018
(percentage van netto-invoer in bruto beschikbare energie, op basis van tonnen olie-equivalent)
Bron: Eurostat (nrg_ind_id)

Brongegevens voor tabellen en grafieken

Gegevensbronnen

Energieproducten die rechtstreeks uit natuurlijke hulpbronnen worden gewonnen, worden primaire energiebronnen genoemd; energieproducten die in een energiecentrale worden geproduceerd uit primaire energiebronnen worden afgeleide producten genoemd. Primaire-energieproductie omvat de nationale productie van primaire energiebronnen en vindt plaats wanneer natuurlijke hulpbronnen worden geëxploiteerd, bijvoorbeeld in steenkoolmijnen, aardolievelden en waterkrachtcentrales, of bij de fabricage van biobrandstoffen. Wanneer het verbruik groter is dan de primaire productie, moet het tekort worden aangevuld door de invoer van primaire of afgeleide producten.

De warmte die door kernsplijting in een reactor wordt geproduceerd, wordt beschouwd als primaire productie van nucleaire warmte, ook wel kernenergie genoemd. Deze wordt berekend op basis van de werkelijk geproduceerde warmte of op basis van de geregistreerde bruto-elektriciteitsproductie en het thermisch rendement van de kerncentrale. De primaire productie van steenkool en bruinkool bestaat uit hoeveelheden gewonnen of geproduceerde brandstoffen, berekend na eventuele verwijdering van inert materiaal.

De omzetting van energie van de ene in de andere vorm, zoals de opwekking van elektriciteit of warmte door thermische krachtcentrales, of de productie van cokes door cokesovens, wordt niet als primaire productie beschouwd.

De netto-invoer wordt berekend door de ingevoerde hoeveelheid te verminderen met de equivalente uitgevoerde hoeveelheid. De invoer omvat alle binnenkomsten in het nationale grondgebied, met uitzondering van doorvoer (met name via aardgas- en oliepijpleidingen); uitvoer omvat alle uitgevoerde hoeveelheden uit het nationale grondgebied.

Achtergrond

Meer dan de helft van de energie van de EU is afkomstig uit derde landen en dit aandeel is de laatste decennia doorgaans gestegen (hoewel er aanwijzingen zijn dat de mate van afhankelijkheid de afgelopen jaren is gestabiliseerd). Een groot deel van die energie komt uit Rusland; door zijn geschillen met doorvoerlanden dreigde de levering de afgelopen jaren te worden onderbroken. Zorgen over de continuïteit van de energievoorziening vanuit Rusland zijn verder versterkt door het conflict in Oekraïne. Nieuwe maatregelen voor de aardolie- en aardgasmarkt moeten ervoor zorgen dat alle partijen doeltreffende maatregelen nemen om de gevolgen van potentiële verstoringen van de leveringen te voorkomen en te beperken en tevens mechanismen tot stand brengen zodat EU-lidstaten kunnen samenwerken om doeltreffend te reageren op eventuele grote verstoringen van de aardolie- of aardgasleveringen; er is een coördinatiemechanisme opgezet zodat de lidstaten onmiddellijk en op uniforme wijze kunnen reageren in geval van een noodsituatie.

In november 2010 is het initiatief met de naam Energie 2020 Een strategie voor een concurrerende, duurzame en continu geleverde energie (COM(2010) 639 definitief) goedgekeurd door de Europese Commissie. In deze strategie worden de prioriteiten voor energie voor een periode van tien jaar vastgesteld en worden mogelijke maatregelen voorgesteld om allerlei uitdagingen aan te gaan, waaronder: de totstandbrenging van een markt met concurrerende tarieven en een veilige energievoorziening; de versterking van het technologisch leiderschap, en doeltreffende onderhandelingen met internationale partners (om bijvoorbeeld goede relaties te onderhouden met de externe energieleveranciers van de EU en met energiedoorvoerlanden). Dit werk is verder ontwikkeld door middel van een energiestrategie 2030 (link in het Engels) die voorziet in een beleidskader voor klimaat- en energiebeleid tot 2030 en een energie-stappenplan 2050 (link in het Engels) met als lange-termijndoel het terugdringen van de emissie van broeikasgassen in de EU met 80 tot 95 % voor 2050.

Via de Energy Community (opgericht in oktober 2005, link in het Engels), werkt de EU ook aan de integratie van buurlanden in haar interne energiemarkt. Een breed scala aan energiebronnen en diversiteit van leveranciers, transportroutes en transportmechanismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het waarborgen van de energievoorziening. Er lopen bijvoorbeeld verschillende initiatieven voor het ontwikkelen van gaspijpleidingen tussen Europa en zijn oostelijke en zuidelijke buurlanden. Het gaat hierbij onder andere om de Nord Stream-pijpleiding (tussen Rusland en de Europese Unie via de Oostzee), die in november 2011 operationeel is geworden; om de Trans-Adriatische pijpleiding (die Turkije en Italië via Griekenland en Albanië met elkaar verbindt voor de levering van aardgas uit de regio rond de Kaspische Zee aan de Europese Unie). Het opbouwen van betrouwbare partnerschappen met landen die energie leveren, doorvoeren en verbruiken, wordt gezien als een manier om de risico's van de energieafhankelijkheid van de EU te beperken; in september 2011 heeft de Europese Commissie een mededeling goedgekeurd met de titel Het energiebeleid van de EU: verbintenissen met partners buiten onze grenzen (COM(2011) 539 definitief).

In reactie op de aanhoudende bezorgdheid over de afhankelijkheid van de EU van ingevoerde energie heeft de Europese Commissie in mei 2014 haar energiezekerheidsstrategie (link in het Engels) (COM(2014) 330 final) uitgebracht, die is gericht op een stabiele en ruim voldoende toevoer van energie. Naast kortetermijnmaatregelen die betrekking hebben op de gevolgen van een stopzetting van de Russische invoer van gas of een verstoring van de invoer door de Oekraïne, richt de strategie zich op de uitdagingen van voorzieningszekerheid op de lange termijn en heeft zij maatregelen voorgesteld op vijf gebieden, waaronder: het verhogen van de energieproductie in de EU en diversificatie van leverende landen en routes, en met één stem spreken in het externe energiebeleid. In 2015 heeft de Europese Commissie een mededeling gepubliceerd betreffende Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering (COM(2015) 80 final), waarin wordt aangevoerd dat een belangrijk element voor het waarborgen van de energiezekerheid (vooral voor gas) volledige naleving is van de overeenkomsten die betrekking hebben op de inkoop van energie uit derde landen. Deze werd in februari 2016 gevolgd door voorstellen van de Europese Commissie voor nieuwe regels voor de leveringszekerheid van gas aan de EU (COM(2016) 52 final) en nieuwe regels voor energie-overeenkomsten tussen de EU en derde landen (COM(2016) 53 final).

Direct access to

Other articles
Tables
Database
Dedicated section
Publications
Methodology
Visualisations





Energy statistics - main indicators (t_nrg_indic)


Energy statistics - quantities, annual data (nrg_quanta)
Energy balances (nrg_bal)
Supply, transformation and consumption - commodity balances (nrg_cb)
Energy indicator (nrg_ind)
Energy infrastructure and capacities (nrg_inf)
Stocks (nrg_stk)
Trade by partner country (nrg_t)