Statistics Explained

Archive:Bevolkingsstatistieken op regionaal niveau

Revision as of 09:19, 12 November 2014 by Verdodo (talk | contribs)
Gegevens van maart 2014. Meest recente gegevens: Meer informatie van Eurostat, Hoofdtabellen en Databank. Geplande update van artikel: juni 2015.

Dit artikel maakt deel uit van een set van statistische artikelen op basis van de publicatie van het regionaal jaarboek van Eurostat. Het beschrijft de regionale demografische patronen in de hele EU. Statistieken over regionale demografie is een van de weinige gebieden waar gedetailleerde NUTS 3-informatie wordt verzameld en gepubliceerd voor elk van de EU-lidstaten. Op het moment van schrijven is globaal genomen tot het einde van 2012 de meest recente informatie beschikbaar over essentiële demografische gebeurtenissen (geboorten en sterfgevallen) en een scala aan demografische indicatoren, hoewel voor sommige landen eerdere referentieperioden zijn gebruikt (hoofdzakelijk Ierland, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk, zie de voetnoten onder elke kaart of afbeelding voor meer informatie).

Demografische veranderingen in de Europese Unie (EU) zijn in de komende decennia waarschijnlijk van groot belang, aangezien het overgrote deel van de modellen voor de toekomstige demografische ontwikkelingen suggereert dat de EU-bevolking steeds ouder zal worden als gevolg van aanhoudend lage vruchtbaarheidscijfers en langere levensduur. Hoewel migratie een belangrijke rol speelt in de populatiedynamiek van Europese landen, zal migratie alleen de aanhoudende ontwikkeling van de vergrijzing, die in vele delen van de Europese Unie wordt ervaren, hoogstwaarschijnlijk niet kunnen doorbreken. De sociale en economische consequenties die verband houden met de vergrijzing, kunnen diepgaande gevolgen hebben voor de EU, zowel op nationaal als op regionaal niveau. Lage vruchtbaarheidscijfers zullen bijvoorbeeld leiden tot een vermindering van het aantal studenten in het onderwijs, waardoor er minder mensen in de werkende leeftijd zullen zijn om de rest van de bevolking te ondersteunen, en tot een toename van het aantal ouderen (waarvan sommigen speciale infrastructuur, gezondheidszorg en aangepaste huisvesting nodig zullen hebben). Deze structurele demografische veranderingen kunnen gevolgen hebben voor de slagkracht van regeringen om belastingen te verhogen, hun eigen financiën in evenwicht te brengen of toereikende pensioenen en gezondheidszorg te bieden.

Belangrijkste statistische resultaten

Begin 2013 woonden er 505,7 miljoen mensen in de EU-28; bijna 100 miljoen inwoners meer dan de totale bevolkingsomvang van 1960 voor de 28 lidstaten van de EU (EU-28). Tussen het begin van 2012 en het begin van 2013 steeg de bevolking van de EU-28 met 1,1 miljoen (of 0,2 %).

Bevolkingsdichtheid

Kaart 1: Bevolkingsdichtheid, per NUTS 3-regio, 2012 (1)
(inwoners per km²) - Bron: Eurostat (demo_r_d3dens), (demo_pjan) en (cpc_agmain)

In de EU-28 werd debevolkingsdichtheid in 2012 geraamd op 116,3 inwoners per vierkante kilometer (km²). Kaart 1 toont de diversiteit van de NUTS 3-regio's in de hele EU: van de meest dichtbevolkte gebieden, zoals de hoofdsteden Parijs (21 516 inwoners per km² in 2012) en Londen (10 374 en 9 311 in 2010 voor Inner London - West en Inner London - East), tot afgelegen, dunbevolkte gebieden, zoals in Noord-Scandinavië. De Zweedse provincie Norrbottens län heeft bijvoorbeeld de grootste totale oppervlakte van alle NUTS 3-regio's (105 205 km²) en de laagste bevolkingsdichtheid (2,6 inwoners per km²). Ter vergelijking: de totale oppervlakte van Norrbottens län is bijna 1 000 maal zo groot als de oppervlakte van Parijs (105,4 km²).

Er waren tien regio's in de EU waar de bevolkingsdichtheid meer dan 5 000 inwoners per vierkante kilometer bedroeg.

Afgezien van Parijs en de twee regio's van Inner London, vielen onder de dichtstbevolkte regio's in de EU-28 — met meer dan 5 000 inwoners per km²: de voorstedelijke gebieden rond Parijs (Hauts-de-Seine, Seine-Saint-Denis en Seine-et-Marne); Boekarest, de hoofdstad van Roemenië (gegevens zijn van 2011); het Arrondissement Bruxelles-Capitale/Arrondissement van Brussel-Hoofdstad, de hoofdstad van België; de Spaanse autonome stad Melilla; en Portsmouth aan de zuidkust van het Verenigd Koninkrijk (gegevens van 2010).

Binnen iedere EU-lidstaat werd de hoogste bevolkingsdichtheid voor het hoofdstedelijk gewest opgetekend.

De hoogste bevolkingsdichtheden in 2012 werden in elk van de verschillende EU-lidstaten algemeen opgetekend in het hoofdstedelijk gewest. Er waren vijf uitzonderingen op deze regel onder de multiregionale lidstaten: München (Kreisfreie Stadt) had een hogere bevolkingsdichtheid dan Berlijn; Melilla en Ceuta hadden een hogere dichtheid dan Madrid; Napels, Monza e Brianza, Milaan en Trieste hadden een hogere dichtheid dan Rome; de Agglomeratie 's-Gravenhage had een hogere dichtheid dan Groot-Amsterdam; en Grande Porto had een hogere dichtheid dan Grande Lisboa.

Onder de EVA-landen, werd de hoogste bevolkingsdichtheid in Zwitserland geregistreerd in Basel-Stadt (5 049,7 inwoners per km²), aanzienlijk boven de bevolkingsdichtheid van de hoofdstad Bern (169,3). Onder de kandidaat-lidstaten lag de bevolkingsdichtheid van Istanboel (2 644,2 inwoners per km²) ook veel hoger dan die van de Turkse hoofdstad Ankara (201,0).

In Parijs leefden er bijna 11 000 keer zo veel personen per vierkante kilometer land als in Lappi (in het noorden van Finland).

De dunstbevolkte gebieden in de EU lagen over het algemeen rond de buitenwijken van afgelegen gebieden. Lappi (de meest noordelijke regio van Finland) had de laagste regionale bevolkingsdichtheid van de NUTS 3-regio's in de EU, met 2,0 inwoners per km² in 2012. Daarom woonden er bijna 11 000 keer zo veel personen per vierkante kilometer land in Parijs, dan in Lappi. Er waren dertien andere NUTS 3-regio's met een bevolkingsdichtheid van minder dan 10,0 inwoners per km²: vier hiervan bevonden zich in Midden- en Noord-Zweden (Norrbottens län; Jämtlands län; Västerbottens län en Dalarnas län); drie lagen in het noordwesten van Schotland (Lochaber, Skye and Lochalsh; Arran and Cumbrae en Argyll and Bute; Caithness and Sutherland en Ross and Cromarty) — gegevens van 2010); nog eens twee gebieden lagen in Finland (Kainuu en Pohjois-Karjala); twee in Midden-Spanje (Soria en Teruel) en tot slot een regio in zowel Frankrijk (het overzeese gebied Frans-Guyana) als Kroatië (de landelijke, vrij bergachtige regio van Lika-Senj tot het noorden van Zadar).

RYB glass.png
De regio's voor het voetlicht gebracht:


Lappi (FI1D7), Finland

Het Inarimeer, Noord-Finland
Lappi, de meest noordelijke regio van Finland, was met slechts 2,0 inwoners per vierkante kilometer (km²) de dunstbevolkte regio van de EU-28 in 2012.
Dit cijfer kan worden vergeleken met het gemiddelde voor heel Finland, namelijk 17,8 inwoners per km² — de laagste bevolkingsdichtheid onder de EU-lidstaten — of met het gemiddelde van de EU-28 van 116,3 inwoners per km².
© Foto: Karlis Strazdins

Zeven niveau 3-regio's in Noorwegen meldden een bevolkingsdichtheid van minder dan 10,0 inwoners per km² in 2012. De laagste bevolkingsdichtheid van de EVA-regio's werd echter opgetekend voor Landsbyggð (een gebied dat het IJslandse platteland buiten Groot-Reykjavik beslaat), waar er in 2011 gemiddeld 1,2 inwoners per km² woonde; daarom was die regio weergegeven op kaart 1 als het meest dunbevolkt. Geen van de kandidaat-lidstaten had een niveau 3-regio met minder dan 10,0 inwoners per km².

Bevolkingsstructuur en vergrijzing van de bevolking

In de hele EU-28 vormen jongeren (0-14 jaar) per 1 januari 2013 15,6 % van de totale bevolking, terwijl het aantal personen in de werkende leeftijd (15-64 jaar) bijna twee derde (66,2 %) van de totale bevolking uitmaakt en de overige 18,2 % van de bevolking gevormd wordt door ouderen (65 jaar en ouder).

Demografische structuren binnen afzonderlijke lidstaten vertonen vaak onregelmatige patronen, die van invloed kunnen zijn op het regionaal concurrentievermogen en de sociale samenhang. Deze verschillen zijn soms vrij evident, zoals in Duitsland (waar er vaak een contrast bestaat tussen regio's in het oosten en het westen), Frankrijk (Noordoost en Zuidwest), Italië (Noord en Zuid) en Turkije (Oost en West). Deze verschillen kunnen worden toegeschreven aan een groot aantal factoren, waaronder het landschap of klimatologische, historische, politieke, sociale en economische ontwikkelingen.

Stedelijke gebieden hadden over het algemeen een jongere bevolking...

Afbeelding 1 bevat informatie over de 10 NUTS 3-regio's in de EU met het hoogste percentage jongeren (jonger dan 15 jaar) en de 10 NUTS 3-regio's in de EU met het hoogste percentage ouderen (65 jaar en ouder) van hun respectievelijke bevolking vanaf begin 2013. De NUTS 3-regio's in de EU met de hoogste percentages jongeren zijn in het algemeen gevestigd in de lidstaten met de hoogste geboorte- en vruchtbaarheidscijfers (zie kaart 5 en afbeelding 4), waardoor het aandeel van de jongere personen in de totale bevolking groter wordt. Dit was vooral het geval in enkele Ierse en Franse regio's, zoals de overzeese gebieden Frans-Guyana en Réunion of in voorstedelijke gebieden rond Parijs. Leeftijdsstructuren van grotendeels stedelijke gebieden kunnen een groter percentage jongeren en personen in de werkende leeftijd tonen als gevolg van een 'aantrekkingskracht' die verband houdt met de grotere werkgelegenheid waardoor zowel interne migranten (uit andere regio's van hetzelfde land) als ook internationale migranten (uit andere lidstaten en niet-lidstaten) worden aangetrokken.

Afbeelding 1: Bevolkingsstructuur, verdeeld in brede leeftijdsgroepen, per NUTS 3-regio's, 1 januari 2013 (1)
(% van de totale bevolking) - Bron: Eurostat (demo_r_pjanaggr3) en (demo_pjangroup)

... terwijl het relatieve belang van ouderen is toegenomen in de meeste EU-regio's

De meeste regio's in de EU hebben het relatieve aandeel ouderen geleidelijk groter zien worden — als gevolg van een forse en constante toename van de levensverwachting en de pensionering van na de Tweede Wereldoorlog geboren babyboomgeneratie. De regio's met het hoogste aandeel ouderen zijn vaak landelijke, relatief afgelegen en dunbevolkte gebieden, waar het geringe aandeel personen in de werkende leeftijd ten minste deels kan worden gekoppeld aan een gebrek aan werkgelegenheid en onderwijs, waardoor jongere generaties sneller wegtrekken op zoek naar werk of om verder te studeren.

Ouderen maakten een bijzonder groot deel uit van de totale bevolking in de landelijke en afgelegen gebieden van Griekenland, Spanje, Frankrijk en Portugal, alsook een aantal gebieden in Oost-Duitsland. Ouderen maakten bijna een derde (32,4 %) uit van de totale bevolking in de Midden-Portugese regio Pinhal Interior Sul per 1 januari 2013 — het grootste aandeel in de Europese Unie. De centrale Griekse regio Evrytania was de enige NUTS 3-regio in de EU waar ouderen meer dan 30 % van de totale bevolking uitmaakten en was een van de vier Griekse regio's onder de tien regio's binnen de EU met het hoogste aandeel ouderen (meer dan 28 %) onder hun bevolking.

Afhankelijkheid van ouderen: een toenemende last voor de bevolking in de werkende leeftijd

Structurele veranderingen in de bevolking van de EU-28 kunnen verder worden geanalyseerd door middel van afhankelijkheidsratio's die worden verkregen door het aantal afhankelijke personen (jong en/of oud) te vergelijken met de omvang van de beroepsbevolking, ongeacht of de personen in de werkende leeftijd daadwerkelijk een baan hebben of niet. Deze ratio's zijn ontworpen om informatie te verstrekken over de last die mensen in de werkende leeftijd mogelijk moeten dragen, bijvoorbeeld het onderwijs van kinderen, uitgaven voor gezondheidszorg of pensioenreserves. Daarom kunnen toenemende afhankelijkheidsratio's een reden tot bezorgdheid zijn voor de overheid inzake hun plannen voor de overheidsuitgaven en de openbare financiën.

De afhankelijkheidsratio van ouderen meet de verhouding tussen het aantal ouderen en de beroepsbevolking; per 1 januari 2013 bedroeg deze binnen de gehele EU-28 27,5 %. De hoogste afhankelijkheidsratio's van ouderen binnen de NUTS 3-regio's werden geregistreerd in de twee regio's met het hoogste percentage ouderen, de Griekse regio Evrytania (57,2 %) en de Portugese regio Pinhal Interior Sul (56,4 %); dit waren de enige regio's met een afhankelijkheidsratio van ouderen van meer dan 50 % (met andere woorden, in deze regio's waren er minder dan twee personen in de werkende leeftijd ter 'ondersteuning van' een persoon van 65 jaar of ouder).

De afhankelijkheidsratio van ouderen is bijzonder hoog in landelijke en afgelegen gebieden

Uit kaart 2 blijkt dat er 274 NUTS 3-regio's waren waar de afhankelijkheidsratio van ouderen 35,0 % of hoger was (de regio's met de donkerste arcering); veel daarvan worden gekenmerkt door een aantal van de laagste geboortecijfers in de Europese Unie. Deze regio's bevinden zich doorgaans in de landelijke en bergachtige gebieden (met name in Noordwest-Spanje, het binnenland van Portugal en Centraal Zuid-Frankrijk). Zij worden vaak gekenmerkt door dalende bevolkingsaantallen, gedeeltelijk omdat jongeren 'gedwongen worden' om werk te zoeken buiten de regio; daardoor neemt het relatieve aantal ouderen toe. Sommige regio's met een relatief hoge afhankelijkheidsratio van ouderen meldden daarentegen een toenemend aantal ouderen, aangezien deze regio's met hun klimaat of diensten ouderen 'aantrekken'. Zo waren de drie regio's met de hoogste afhankelijkheidsratio's van ouderen in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld allemaal populaire pensioneringsbestemmingen aan de zuidkust van Engeland (Dorset CC, Isle of Wight en Torbay), terwijl één van de hoogste afhankelijkheidsratio's van ouderen in Duitsland werd geregistreerd in het kuuroord Baden-Baden, Stadtkreis.

Kaart 2: Afhankelijkheidsratio van ouderen, per NUTS 3-regio, 1 januari 2013 (1)
(%) - Bron: Eurostat (demo_r_pjanaggr3) en (demo_pjanind)

Bevolkingsontwikkeling

Op basis van een vergelijking van de lidstaten van de EU-28 steeg de bevolking tussen 1 januari 1960 en 1 januari 2013 elk jaar met een totale groei van 98,9 miljoen inwoners, oftewel een jaarlijkse groei van 0,4 %. Historisch gezien is de bevolkingsgroei in de EU grotendeels een weerspiegeling van de natuurlijke bevolkingsontwikkeling (het totale aantal geboorten minus het totale aantal sterfgevallen). Daar tegenover staan de migratiepatronen. Uit nader onderzoek blijkt dat de natuurlijke bevolkingsgroei voor het geheel van lidstaten van de EU-28 zijn hoogtepunt bereikte in 1964, toen er 3,6 miljoen meer geboorten dan sterfgevallen werden geregistreerd. De geboortecijfers liepen steeds verder terug en de levensverwachting nam geleidelijk toe, wat leidde tot een vertraging van de natuurlijke bevolkingsgroei. In 2003 was de natuurlijke bevolkingsgroei voor de lidstaten van de EU-28 vrijwel in evenwicht, aangezien het aantal geboorten het aantal sterfgevallen met minder dan 100 000 overtrof. Vervolgens namen het geboortecijfer en de natuurlijke bevolkingsgroei weer enigszins toe in verscheidene lidstaten, hoewel dit patroon over het algemeen werd omgekeerd met het begin van de financiële en economische crisis.

Sinds 1985 is er voortdurend een netto-instroom van migranten geweest naar de lidstaten van de EU-28

Totale bevolkingsontwikkeling is het resultaat van de wisselwerking tussen de twee componenten: natuurlijke bevolkingsontwikkeling en de netto migratie inclusief statistische aanpassingen (hierna kortweg nettomigratie genoemd). Deze onderdelen kunnen worden gecombineerd om bevolkingsgroei (positieve resultaten van de nettomigratie en een natuurlijke toename) of bevolkingsdaling (negatieve nettomigratie en een natuurlijke daling) te versterken, of zij kunnen elkaar in zekere mate opheffen als ze elkaar tegenwerken. In historisch opzicht waren de migratiepatronen in de jaren '60 relatief in evenwicht en in de jaren '70 was er een netto-uitstroom van 707 028 personen die uit de lidstaten van de EU-28 naar andere bestemmingen over de hele wereld migreerden; tussen 1961 en 2012 was dit het grootste aantal netto-emigranten. De volgende netto-uitstroom van migranten uit de EU vond plaats tussen 1982 en 1984 (tijdens de recessie); daarna bleven er meer immigranten in de lidstaten van de EU-28 binnenkomen dan dat er emigranten vertrokken. Een aantal van de sterkste bevolkingstoenames ten gevolge van migratie vond plaats tijdens de jaren '90 en het begin van 2000. De nettomigratie voor de lidstaten van de EU-28 bereikte in 2003 het hoogtepunt met 1,8 miljoen personen, waarna deze stroom ietwat afnam. De bevolking van de EU-28 groeide in 2012 met bijna 900 000 personen als gevolg van de nettomigratie.

In Ilfov, Roemenië, werd in de periode 2008–2011 de grootste bevolkingsgroei opgetekend

Kaart 3 geeft het brutocijfer van de totale bevolkingsontwikkeling weer in de periode 2008–2012 (met andere woorden, veranderingen die voortvloeien uit de combinatie van de effecten van natuurlijke ontwikkeling en nettomigratie tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2013). Tijdens deze periode steeg de bevolking van de EU-28 jaarlijks gemiddeld met 2,6 per duizend inwoners. Onder de 1 277 NUTS  3-regio's, waarvoor de gegevens worden weergegeven op kaart 3, was er ongeveer een gelijke verdeling tussen de regio's met een toename van het aantal inwoners (699 regio's) en de regio's waar het aantal inwoners afnam (572 regio's); er waren zes regio's waar de bevolking gelijk bleef en 38 gebieden waarover geen gegevens beschikbaar zijn.

Kaart 3: Gemiddelde brutocijfer van bevolkingsontwikkeling, per NUTS 3-regio, 2008–2012 (1)
(per 1 000 inwoners) - Bron: Eurostat (demo_r_gind3) en (demo_gind)

De donkerste kleur op de kaart toont de 157 NUTS 3-regio's waar de bevolking gedurende de periode 2008–2012 gemiddeld met ten minste 8,0 per duizend inwoners per jaar groeide. Hiervan waren er 18 regio's waar de bevolkingsgroei boven de 15,0 per duizend inwoners lag, met de hoogste opgetekende toename voor Ilfov (33,4 per duizend inwoners voor de periode 2008–2011), de regio rond de Roemeense hoofdstad Boekarest. Vier van deze achttien regio's met de hoogste bevolkingsgroei waren hoofdsteden, namelijk Arr. de Bruxelles-Capitale/Arr. van Brussel-Hoofdstad (België), Byen København (Denemarken), Stockholms län (Zweden) en Luxemburg (dat op dit analyseniveau als een afzonderlijk gebied wordt beschouwd). Onder de overige dertien regio's waren er zes stedelijke regio's verspreid over Engeland (gegevens gelden voor de periode 2008–2010); drie regio's in Spanje; twee grotendeels stedelijke regio's in Polen; en één afzonderlijke regio van zowel Duitsland als Frankrijk.

De regionale bevolking in het boogvormige gebied dat loopt van Kroatië, via Hongarije, Roemenië en Bulgarije tot in Griekenland.

Er waren 117 NUTS 3-regio's in de EU waar de bevolking in de periode 2008–2012 gemiddeld met meer dan 8,0 per 1 000 inwoners daalde (de lichtste kleur op kaart 3). Let op: voor sommige regio's waren er alleen gegevens van een kortere periode beschikbaar; van deze regio's is alleen informatie gepresenteerd als er tenminste drie referentieperioden waren. Deze 117 regio's waren grotendeels verspreid over: de Baltische lidstaten Litouwen en Letland; een boog in Zuidoost-Europa die begint in Kroatië en via Hongarije, Roemenië (2008–2011) en Bulgarije afdaalt naar Griekenland; diverse binnenlandse regio's in Portugal en Spanje; en veel Oost-Duitse regio's. De grootste daling van de bevolking (20,8 per duizend inwoners per jaar) werd opgetekend in de Litouwse regio Šiauliu apskritis, terwijl Utenos apskritis (ook in Litouwen) de enige andere regio was die meldde dat de bevolking met ten minste 20,0 per duizend inwoners per jaar is teruggelopen.

In absolute termen werden de hoogste totale toenames van de bevolking in de periode 2008–2012 opgetekend in Madrid, Stockholms län, Barcelona, Berlijn, het Arrondissement Bruxelles-Capitale/Arrondissement van Brussel-Hoofdstad en Sevilla; dit waren de enige regio's waar de bevolking met meer dan 100 000 personen steeg (onderhevig aan beschikbaarheid van gegevens; voor dit onderzoek is geen informatie beschikbaar over Roemenië en het Verenigd Koninkrijk, noch voor enkele Duitse regio's). De grootste daling van de bevolking in absolute termen werd opgetekend in het Griekse hoofdstedelijke gewest Attiki (waar de bevolking tussen 2008 en begin 2013 met meer dan 100 000 inwoners afnam); er waren twee NUTS 3-regio's in de EU-28 waar de bevolking met ongeveer 50 000 daalde: de Litouwse regio Kauno apskritis en de Letse hoofdstad Riga.

Onder de EVA-landen en kandidaat-regio's werd de hoogste verandering van de bevolkingsgroei geregistreerd in Turkse regio's

Bevolkingsgroei was tijdens de periode 2008–2012 over het algemeen meer gangbaar in de EVA-landen en kandidaat-regio's, zoals aangegeven op kaart 3, met een opgetekende positieve ontwikkeling in 117 regio's, terwijl slechts 22 regio's een daling meldden in het aantal inwoners. Van de EVA-landen groeide de bevolking in elke regio van Noorwegen en Zwitserland en ook in Liechtenstein (één afzonderlijke regio op dit analyseniveau) en de IJslandse hoofdstedelijke regio Höfudborgarsvædi (2008–2011). De snelste bevolkingsgroei (in relatieve termen) werd opgetekend in Oslo (hoofdstad van Noorwegen) en Freiburg (West-Zwitserland). Er was slechts één EVA-regio waar de bevolking daalde, namelijk Landsbyggð (die de overgrote meerderheid van IJsland buiten Groter Reykjavik beslaat; gegevens van 2008–2011).

De kandidaat-lidstaten vertoonden een meer gemengd beeld: de daling van de bevolking in Servië (alleen nationale gegevens beschikbaar), de helft van de acht regio's in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (gegevens van 2008–2011) en 16 regio's in Centraal- en Noordoost-Turkije. De dalende bevolkingsaantallen in Midden- en Noordoost-Turkije staan in contrast met de hoge bevolkingsgroeicijfers in andere delen van het land. Turkije vertoonde daadwerkelijk de hoogste mate van variatie in bevolkingsgroei onder de niveau 3-regio's, met het brutocijfer van de bevolkingsgroei variërend van -16,5 per duizend inwoners in Yozgat (in het midden van het land) tot 31,4 per duizend inwoners in Tekirdag (in het uiterste noordwesten). De aanzienlijke verschillen in de ontwikkeling van de bevolking in Turkse regio's kunnen vaak worden toegeschreven aan de interne migratiepatronen, met een algemene stroom van migranten vanuit de oostelijke naar de westelijke regio's.

In de hoofdstedelijke regio's werd een aantal van de hoogste bevolkingsgroeicijfers opgetekend

Er was over het algemeen een relatief grote variatie in de brutocijfers van de bevolkingsontwikkeling in de regio's van elke EU-lidstaat, zoals aangegeven in afbeelding 2; het cijfer is gebaseerd op de NUTS 2-regio's. De oorzaak voor de bijzonder grote verschillen tussen de regio's in Spanje en Frankrijk ligt deels bij de perifere gebieden van Ciudad Autónoma de Melilla (Spanje) en Frans-Guyana (Frankrijk) die in hun land de hoogste waarde laten zien. Over het algemeen werd in elke EU-lidstaat voor de hoofdstedelijke regio het hoogste niveau van bevolkingsdichtheid opgetekend. Indien dit niet het geval was, was de hoofdstedelijke regio meestal een van de regio's met de sterkste veranderingen. In de periode 2008–2012 was er een negatieve bevolkingsontwikkeling in de meeste Duitse, Hongaarse, Poolse, Portugese en Roemeense regio's (gegevens voor laatstgenoemde regio's gelden voor de periode 2008–2011), terwijl de bevolking van elke regio daalde in Bulgarije en Kroatië (het laatste land heeft slechts twee regio's op NUTS 2-niveau).

Afbeelding 2: Gemiddelde brutocijfer van bevolkingsontwikkeling, per NUTS 2-regio, 2008–2012 (1)
(per 1 000 inwoners) - Bron: Eurostat (demo_r_gind3) en (demo_gind)

Nettomigratie is vooral geconcentreerd in Zuid-Frankrijk, Noord-Italië, de Benelux-landen en een groot deel van het Verenigd Koninkrijk

Kaart 4 toont het brutocijfer van nettomigratie per duizend inwoners voor de periode 2008–2012, dit cijfer bedroeg gemiddeld 1,8 per 1 000 inwoners in de EU-28 in de beoordelingsperiode; let op: wanneer er een kortere tijdreeks beschikbaar was, is alleen informatie gepresenteerd van regio's met ten minste drie referentieperioden. Er is een opmerkelijke gelijkenis tussen kaarten 3 en 4, waaruit de nauwe samenhang tussen migratiepatronen en totale bevolkingsontwikkeling blijkt; een ontwikkeling die wordt versterkt doodat de natuurlijke bevolkingsontwikkeling in veel regio's bijna in balans was. De netto-instroom van migranten (uit andere regio's van dezelfde lidstaat, uit andere EU-regio's, of uit niet-lidstaten) was vooral geconcentreerd in Zuid-Frankrijk, Noord-Italië, de Benelux-landen en een groot deel van het Verenigd Koninkrijk, terwijl er ook concentraties relatief hoge nettomigratie waren in een aantal stedelijke regio's.

Kaart 4: Gemiddelde brutocijfer van nettomigratie
(inclusief statistische aanpassing), per NUTS 3-regio's, 2008–2012 (1)
(per 1 000 inwoners) - Bron: Eurostat (demo_r_gind3) en (demo_gind)

Stedelijke gebieden in de EU (behalve in Frankrijk) registreerden doorgaans de grootste bevolkingsgroei als gevolg van de nettomigratie

In de periode 2008–2012 waren er 784 NUTS  3-regio's in de EU-28 met een positieve nettomigratie (meer immigranten dan emigranten). Onder deze regio's werd de grootste instroom van immigranten opgetekend in de twee regio's met de hoogste totale bevolkingsgroei, namelijk de regio Ilfov die de Roemeense hoofdstad omringt en in de Balearen op Ibiza en Formentera, waar de brutocijfers van nettomigratie respectievelijk gemiddeld 32,7 en 22,6 per duizend inwoners bedroegen. Het op één na hoogste percentage van nettomigratie werd opgetekend in Luxemburg (één afzonderlijke regio op dit analyseniveau), waar de bevolking steeg met 16,9 per duizend inwoners. De enige andere regio's waar het brutocijfer van nettomigratie meer dan 15,0 per duizend was, waren de regio Fokida, de centrale regio op het Griekse vasteland, en York, in Noord-Engeland. Er waren nog eens 100 NUTS 3-regio's in de EU waar de nettowijziging van de bevolking tijdens de periode 2008–2012 als gevolg van de migratie gemiddeld steeg met ten minste 8,0 per duizend, zoals blijkt uit de donkerste kleur op kaart 4. Dit waren voornamelijk stedelijke regio's, waaronder de hoofdstedelijke gewesten van België (Arr. de Bruxelles-Capitale/Arr. van Brussel-Hoofdstad), Italië (Rome), Hongarije (Boedapest) en Zweden (Stockholms län) en een aantal steden in Duitsland (bijvoorbeeld Leipzig, Frankfurt am Main, München, Dresden en Wolfsburg), Italië (bijvoorbeeld Parma, Bologna, Florence, Pisa en Perugia) en het Verenigd Koninkrijk (bijvoorbeeld Portsmouth, Edinburgh, Luton, Nottingham, Sheffield, Tyneside, Bristol en Greater Manchester South; alle gegevens gelden voor de periode 2008–2010). Frankrijk vertoonde een omgekeerd patroon, waar de regio's met de hoogste brutocijfers van nettomigratie plattelandsgebieden betrof in het zuiden van het land (bijvoorbeeld Tarn-et-Garonne, Dordogne, Landes, Hérault, Gers, Gard en Hautes-Alpes).

Litouwse regio's gekenmerkt door netto-emigratie

Er waren 481 NUTS 3-regio's in de EU-28 waar de nettomigratie in de periode 2008–2012 negatief was (met andere woorden, waar meer mensen een regio verlieten dan er arriveerden). Die regio's waren verspreid over een groot deel van Oost-Europa (vooral Bulgarije, Hongarije, Polen en Roemenië) en Letland, Litouwen, Oost-Duitsland, Noordoost-Frankrijk, delen van Spanje en de regio's in het zuiden en westen van Ierland. De 14 NUTS 3-regio's met de grootste negatieve brutocijfers van nettomigratie (elk meer dan -10,0 per duizend inwoners) omvatten 9 van de 10 regio's in Litouwen (met uitzondering van het hoofdstedelijke gewest Vilnius). De enige andere regio's met een dergelijke hoge netto-uitstroom van migranten (in verhouding tot hun respectieve aantal inwoners) waren de drie Duitse regio's Suhl (Kreisfreie Stadt), Mecklenburg-Strelitz en Demmin (gegevens voor de laatste twee genoemde regio's gelden voor de periode 2008–2010) en Dublin, het hoofdstedelijke gewest van Ierland (gegevens van 2008–2011). Deze cijfers kunnen tot op zekere hoogte worden beïnvloed door de kortere tijdreeksen die voor bepaalde regio's beschikbaar zijn. Zo was het aantal migranten dat Dublin verliet tijdens de piek van de financiële en economische crisis en toen de economie bijzonder zwaar werd getroffen, waarschijnlijk zeer groot.

Afbeelding 3 toont de NUTS 3-regio's in de EU met de hoogste en laagste brutocijfers van bevolkingsontwikkeling, maar de lila en donkergroene stippellijnen tonen, voor elke grafiek, de regio's met de hoogste/laagste gemiddelde groei voor de periode 2008–2012 en de doorgetrokken lila en donkergroene lijnen tonen de regio's met de hoogste/laagste groei voor de meest recente periode (doorgaans 2012). Zo tonen de grafieken de grote verschillen die tussen de regio's bestaan in vergelijking met het gemiddelde van de EU-28, dat relatief ongewijzigd is gebleven. Het opvallendste aspect van afbeelding 3 is misschien wel de relatief constante aard van de natuurlijke bevolkingsontwikkeling met betrekking tot het fluctuerende ontwikkelingspatroon voor het brutocijfer van nettomigratie, waarmee bevestigd wordt dat migratiepatronen de belangrijkste bepalende/drijvende kracht achter bevolkingsontwikkeling zijn als de natuurlijke ontwikkeling bijna tot stilstand is gekomen. Dit was vooral het geval in Ilfov en Siauliu apskritis, de twee NUTS 3-regio's met de hoogste en laagste bevolkingsontwikkelingscijfers.

Afbeelding 3: Bevolkingsontwikkeling, geselecteerde NUTS 3-regio's, 2008–2012 (1)
(per 1 000 inwoners) - Bron: Eurostat (demo_r_gind3) en (demo_gind)

Kortom, hoewel het totaal aantal inwoners in de EU-28 relatief traag blijft toenemen, zijn er aanzienlijke verschillen in de ontwikkeling van de bevolking op regionaal niveau (zowel tussen de regio's van dezelfde lidstaat als in de EU als geheel). In bepaalde regio's blijft de bevolking toenemen door een combinatie van natuurlijke bevolkingsgroei en nettomigratie; dit is voornamelijk het geval in veel (stedelijke) gebieden in Noord- en West-Europa. Het aantal inwoners in de meeste Duitse, Italiaanse en Oostenrijkse regio's wordt daarentegen alleen in stand gehouden door migratie, aangezien de natuurlijke bevolkingsontwikkeling in het algemeen negatief is. Bevolkingsaantallen nemen ook af in grote delen van Bulgarije, Griekenland, Spanje, Kroatië, Hongarije, Polen, Portugal, Roemenië en de Baltische Lidstaten door de natuurlijke bevolkingsdaling, maar deze ontwikkeling wordt vaak versterkt door de netto-emigratie, die in sommige regio's bijzonder duidelijk werd na de financiële en economische crisis.

Geboorte- en vruchtbaarheidscijfers

Vrouwen in de EU krijgen minder kinderen, hetgeen bijdraagt aan een langzamere of zelfs een negatieve natuurlijke bevolkingsgroei. Deze sectie bevat informatie over de regionale bruto geboortecijfers (de verhouding tussen het aantal geboorten tot de gemiddelde bevolking, uitgedrukt per duizend inwoners) en de vruchtbaarheidscijfers (het gemiddeld aantal geboren kinderen per vrouw). De bruto geboortecijfers voor de EU-28 in 2012 bedroeg 10,4 geboorten per 1 000 inwoners. In de EU-lidstaten bereikte het bruto geboortecijfer in Ierland een piek van 15,7 geboorten per 1 000 inwoners en ook in het Verenigd Koninkrijk (12,8) en Frankrijk (12,6) was het cijfer relatief hoog. Aan de andere kant van het spectrum lag het bruto geboortecijfer op 10,0 geboorten of minder per duizend inwoners in een groot deel van Oost-Europa (Bulgarije, Kroatië, Hongarije, Polen en Roemenië), Zuid-Europa (Griekenland, Spanje, Italië, Malta en Portugal), alsmede in Duitsland, Letland en Oostenrijk.

Op basis van een vergelijking tussen 2009 en 2012 daalde de bruto geboortecijfers in de meeste EU-lidstaten — hetgeen suggereert dat de financiële en economische crisis een weerslag had op de beslissing om kinderen te krijgen. Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk waren de enige lidstaten die een stijging van de bruto geboortecijfers meldden van 2009 tot en met 2012 (in het geval van Duitsland en Oostenrijk waren de startcijfers zeer laag), terwijl de geboortecijfers in Luxemburg, Malta en Slovenië onveranderd bleven. Experts op het gebied van demografie en familiebeleid zijn verdeeld over de redenen voor deze schijnbare onwil om kinderen te krijgen; maar volgens de meest recente bevolkingsprognoses van Eurostat zullen de bevolkingscijfers de komende jaren teruglopen, met Duitsland, Spanje en de Baltische lidstaten onder de getroffen lidstaten.

Sommige van de hoogste bruto geboortecijfers in de EU werden opgetekend in de hoofdstedelijke regio's van België, Ierland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk

Kaart 5 toont de bruto geboortecijfers op NUTS -2 niveau voor 2012. Afgezien van de perifere overzeese gebieden van Frans-Guyana, Réunion (beide Frankrijk) en de Ciudad Autónoma de Melilla (Spanje), werden de hoogste bruto geboortecijfers in de EU opgetekend in de hoofdstedelijke regio's van Inner Londen en Outer London (Verenigd Koninkrijk), Zuid- en Oost-Ierland, Région de Brussels-Capitale/Brussels Hoofdstedelijk Gewest (België) en Île de France (Frankrijk). In elk van deze regio's, samen met de andere Ierse regio's (Border, Midland en Western), Noord-Ierland (Verenigd Koninkrijk), en drie grotendeels stedelijke gebieden in het Verenigd Koninkrijk (West Midlands, Greater Manchester en West Yorkshire) werden in 2012 bruto geboortecijfers opgetekend van ten minste 14,0 geboorten per 1 000 inwoners (zoals blijkt uit de donkerste kleur op kaart 5); let op: de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk gelden voor 2010 en voor Ierland tot en met 2011.

Kaart 5: Bruto geboortecijfer, per NUTS 2-regio, 2012 (1)
(aantal levendgeborenen per 1 000 inwoners) - Bron: Eurostat (demo_r_gind3) en (demo_gind)

De laagste bruto geboortecijfers (minder dan 8,0 geboorten per 1 000 inwoners in 2012) worden weergegeven op dezelfde kaart in de lichtste kleur; zij bevonden zich vooral in Duitsland (negentien regio's), terwijl de rest zich in Italië en Portugal (elk vier regio's), Spanje (drie regio's), Griekenland (twee regio's) en de Oost-Oostenrijkse regio Burgenland bevonden. Het laagste bruto geboortecijfer is opgetekend in de West-Duitse regio Saarland (6,8 geboorten per duizend inwoners).

Vruchtbaarheidscijfers daalden na de financiële en economische crisis

Het totale vruchtbaarheidscijfer van de EU-28 bereikte in 2002 een historisch dieptepunt van 1,45 levendgeborenen per vrouw; in 2008 was er vervolgens een licht herstel, waarbij het cijfer opklom naar 1,61, maar vervolgens in 2012 opnieuw daalde tot 1,58 na het begin van de financiële en economische crisis. In de ontwikkelde delen van de wereld wordt een totaal van ongeveer 2,1 levendgeborenen per vrouw beschouwd als het natuurlijke vervangingsniveau — dat wil zeggen, het niveau waarmee de bevolking op de lange termijn stabiel zou blijven als er geen immigratie of emigratie plaatsvond.

De hoogste vruchtbaarheidscijfers in de EU-lidstaten in 2012 werden opgetekend in Ierland en Frankrijk (beide 2,01 levendgeborenen per vrouw), gevolgd door het Verenigd Koninkrijk (1,92) en Zweden (1,91). De vruchtbaarheidscijfers waren vaak hoger in de lidstaten waar het gezin als eenheid relatief zwak was (een relatief laag aantal huwelijken en een relatief hoog aantal geboorten zonder huwelijk), instabiele relaties vrij gebruikelijk waren (relatief hoge scheidingspercentages), en de arbeidsparticipatie van vrouwen hoog was. Vruchtbaarheidscijfers waren lager dan 1,50 levendgeborenen per vrouw in 13 lidstaten; het laagste percentage werd in Portugal opgetekend — een van de landen die het zwaarst getroffen zijn door de financiële en economische crisis — met 1,28 levendgeborenen per vrouw.

Verschillen in de regionale vruchtbaarheid zijn mogelijk gekoppeld aan een aantal factoren, onder meer: de sociaal-economische structuur van de bevolking (bijvoorbeeld opleidingsniveau, beroepsstatus, inkomen of leeftijd); woonplaats (bijvoorbeeld de beschikbaarheid van infrastructuur, kinderopvang of de woningmarkt); of culturele factoren (bijvoorbeeld godsdienstige overtuiging en gebruiken, neigingen om buiten het huwelijk kinderen te krijgen of de houding tegenover voorbehoedsmiddelen). De verdeling van vruchtbaarheidscijfers is weergegeven in afbeelding 4: het lijkt vrij homogeen, aangezien de meeste regio's binnen een lidstaat zelden cijfers vertoonden die ver afliggen van het nationale gemiddelde uit 2012. De uitzonderingen op deze regel omvatten onder andere de perifere gebieden van Ciudad Autónoma de Melilla (Spanje) en Frans-Guyana, Réunion en Guadeloupe (overzeese gebiedsdelen van Frankrijk); dit waren de enige NUTS 2-regio's met vruchtbaarheidscijfers boven het natuurlijke vervangingsniveau in 2012. De meest recente gegevens voor het Verenigd Koninkrijk gelden voor 2010, toen vijf regio's vruchtbaarheidscijfers meldden die gelijk waren aan of hoger lagen dan het natuurlijke vervangingsniveau, namelijk: Outer London, Dorset en Somerset, West Midlands, Lincolnshire en Kent.

Afbeelding 4: Totaal vruchtbaarheidscijfer, per NUTS 2-regio, gemiddelde 2012 (1)
(gemiddeld aantal levendgeborenen per vrouw) - Bron: Eurostat (demo_r_frate2)

Van de 37 NUTS 2-regio's in de Europese Unie met een totaal vruchtbaarheidscijfer van 2,00 of hoger (in 2012, tenzij anders vermeld), lag een groot deel in het Verenigd Koninkrijk (19 regio's, gegevens van 2010) of Frankrijk (13 regio's), terwijl de overige regio's uit twee regio's in Ierland bestonden (gegevens van 2011) en één regio uit Spanje (de Ciudad Autónoma de Melilla), Finland (Pohjois-ja Itä-Suomi) en Zweden (Småland med öarna). Onder de EVA-landen steeg het vruchtbaarheidscijfer ook boven deze grens in IJsland (2,04) en de Noorse regio Agder og Rogaland (2,02).

Onder de kandidaat-lidstaten werden de hoogste vruchtbaarheidscijfers in 2012 opgetekend in Oost-Turkse regio's: Şanliurfa, Diyarbakır (3,80); Mardin, Batman, Sirnak, Şiirt (3,61); Van, Muş, Bitlis, Hakkari (3,44); Ağri, Kars, Iğdir, Ardahan (3,36); en Gaziantep, Adiyaman, Kilis (3,01); nog eens vier Turkse regio's meldden vruchtbaarheidscijfers boven het natuurlijke vervangingsniveau. Er werd een scherp contrast geregistreerd tussen deze relatief hoge vruchtbaarheidscijfers in Oost-Turkije en de cijfers in de West-Turkse regio's, aangezien vruchtbaarheidscijfers in het westen over het algemeen tussen 1,6 en 1,9 levendgeborenen per vrouw lagen.

Het laagste vruchtbaarheidscijfer in de EU werd opgetekend in de noordwestelijke Spaanse regio Principado de Asturias

De laagste vruchtbaarheidscijfers werden in het algemeen opgetekend in het oosten en het zuiden van Europa. Er waren in 2012 vier NUTS  2-regio's in de EU die een vruchtbaarheidscijfer meldden onder de 1,10: drie daarvan waren Spaanse regio's, twee in het noordwesten van het land — Principado de Asturias (gemiddeld 1,06 levendgeborenen per vrouw, het laagste in de EU) en in Galicia (1,09) — en de Canarische Eilanden (1,07); de Portugese Região Autónoma da Madeira was de vierde, met een vruchtbaarheidscijfer van 1,08.

Sterfte- en zuigelingensterftecijfers

Er waren in 2012 5,01 miljoen sterfgevallen in de EU-28, dat percentage lag 2,9 % hoger dan in 2011. Het bruto sterftecijfer in de EU-28 was 9,9 sterfgevallen per 1 000 inwoners in 2012, variërend van 15,0 in Bulgarije, 14,3 in Letland en 13,7 in Litouwen, tot minder dan 8,0 sterfgevallen per 1 000 inwoners in Luxemburg, Ierland en Cyprus.

Kaart 6 toont de regionale verdeling van het bruto sterftecijfer: het aantal sterfgevallen weerspiegelt over het algemeen de bevolkingsstructuur (ouderen sterven eerder), evenals de waarschijnlijkheid een bepaalde ziekte op te lopen; nadere informatie over de doodsoorzaken is te vinden in een artikel over regionale gezondheidsstatistieken. In vijf van de zes Bulgaarse regio's (Yugozapaden was de uitzondering), Litouwen (één afzonderlijke regio op dit analyseniveau) en twee Hongaarse regio's (Észak-Magyarország en Dél-Alföld) werden in 2012 de hoogste sterftecijfers in de hele EU opgetekend (de donkerste kleur op de kaart). Het hoogste bruto sterftecijfer werd opgetekend in Severozapaden (Bulgarije), de op een na armste regio in de EU (op basis van het BBP per inwoner), met 19,9 sterfgevallen per duizend inwoners.

Kaart 6: Bruto sterftecijfer, per NUTS 2-regio, 2012 (1)
(aantal sterfgevallen per 1 000 inwoners) - Bron: Eurostat (demo_r_gind3) en (demo_gind)

Aan de andere kant van het spectrum werden veel van de regio's met de laagste bruto sterftecijfers gekenmerkt door een relatief jonge bevolking. De twee laagste bruto sterftecijfers werden geregistreerd in de Franse overzeese gebieden van Frans-Guyana (3,2 sterfgevallen per 1 000 inwoners) en Réunion (5,0), terwijl de andere twee Franse overzeese gebieden (Martinique en Guadeloupe) en vier grote Spaanse regio's (Illes Balears, Canarias, Ciudad Autónoma de Ceuta en Melilla van Ciudad Autónoma de) ook deel uitmaakten van de 27 NUTS 2-regio's waar het bruto sterftecijfer minder dan 8,0 per duizend inwoners bedroeg. Verder waren veel van de overige regio's hoofdstedelijke regio's, zoals Helsinki-Uusimaa, Stockholm, Inner London en Outer Londen, Madrid, Zuid- en Oost-Ierland en Île de France; Luxemburg en Cyprus maakten ook deel uit van deze groep (deze twee lidstaten worden op dit analyseniveau als één enkele regio beschouwd).

Veel regio's met een relatief lage levensstandaard hadden hoge zuigelingensterftecijfers.

Het zuigelingensterftecijfer (het aantal sterfgevallen van kinderen jonger dan een jaar in vergelijking met het aantal levendgeborenen) in de EU is in de afgelopen decennia gedaald, onder meer door: verbeteringen in de (toegang tot) gezondheidszorg; een toename van immunisering tegen ziekten; een vermindering van ondervoeding bij kinderen, en algemene verbeteringen van de levensstandaard (betere hygiëne, toegang tot schoon water of de mogelijkheid om een huis te verwarmen). Hoewel Europa een aantal van de laagste zuigelingensterftecijfers ter wereld heeft, is het normaal voor de statistische systemen om deze informatie te verzamelen, aangezien deze indicator vaak gebruikt wordt voor de beoordeling van de algemene gezondheid van een land. Het zuigelingensterftecijfer van de EU-28 bedroeg in 2012 3,8 sterfgevallen (van kinderen onder de leeftijd van één jaar) per duizend levendgeborenen.

Onder de EU-lidstaten werden de hoogste zuigelingensterftecijfers opgetekend in Roemenië (9,0 sterfgevallen per duizend levendgeborenen) en Bulgarije (7,8), terwijl Letland (6,3), Slowakije (5,8) en Malta (5,3) in 2012 de enige andere lidstaten waren met meer dan 5,0 sterfgevallen per duizend levendgeborenen. Aan de andere kant van het spectrum werden de laagste zuigelingensterftecijfers opgetekend in Slovenië (1,6 sterfgevallen per duizend levendgeborenen), Finland (2,4) en Luxemburg (2,5).

Er waren vier NUTS 2-regio's in de EU waar zuigelingensterfte in 2012 in de dubbele cijfers liep (zie afbeelding 5). Hieronder waren de Franse overzeese regio Guadeloupe, de twee Bulgaarse regio's Severozapaden en Yugoiztochen en de regio Sud-Est in Roemenië (waar het hoogste zuigelingensterftecijfer werd opgetekend: 11,6 sterfgevallen per duizend levendgeborenen); deze beide Bulgaarse regio's en de regio Sud-Est in Roemenië vallen onder de 10 NUTS 2-regio's met het laagste BBP per inwoner in 2011.

Afbeelding 5: Zuigelingensterftecijfer, per NUTS 2-regio, 2012 (1)
(per 1 000 levendgeborenen) - Bron: Eurostat (demo_r_minfind) en (demo_minfind)

Geen zuigelingensterfte in de Ålandseilanden in drie van de laatste vier jaar

Aan de andere kant van het spectrum daalde in 2012 de zuigelingensterfte tot nul in de Ålandseilanden (bij de zuidwestkust van Finland), de derde keer binnen vier jaar dat een cijfer van nul is geregistreerd voor deze regio. Er waren in 2012 13 NUTS 2-regio's in de EU met zuigelingensterftecijfers van minder dan 2,0 sterfgevallen per duizend levendgeborenen. Die regio's waren verspreid over acht verschillende landen en omvatten vier Griekse regio's, twee regio's in Italië, beide regio's in Slovenië, en telkens één regio in Tsjechië, Duitsland, Spanje, Frankrijk en Finland.

De grootste variatie in zuigelingensterftecijfers over alle regio's van een land werd opgetekend in Frankrijk waar de overzeese gebieden Guadeloupe, Martinique, Guyana en Réunion de vier uitschieters aan de bovenkant van de verdeling vormden. Verder laat afbeelding 5 zien dat de mate van variatie (tussen regio's van hetzelfde land) ook groot was in de landen die behoorden tot de lidstaten met de hoogste zuigelingensterftecijfers — Roemenië, Bulgarije, Slowakije en Hongarije — in deze landen lag het zuigelingensterftecijfer in de hoofdstedelijke regio aanzienlijk lager dan hun respectieve nationale gemiddelden.

Daarentegen werd in lidstaten met relatief lage zuigelingensterftecijfers in het hoofdstedelijk gebied doorgaans een zuigelingensterftecijfer opgetekend dat dichtbij het nationale gemiddelde lag. De belangrijkste uitzonderingen op deze regel zijn Wenen (dat de enige regio van Oostenrijk was met een zuigelingensterftecijfer boven het landelijke gemiddelde) en Praag (dat het laagste zuigelingensterftecijfer van alle regio's van Tsjechië registreerde); ook in de hoofdstedelijke regio's Berlijn en Stockholm waren de zuigelingensterftecijfers relatief laag in vergelijking met hun respectieve nationale gemiddelden.

Levensverwachting

Kaart 7: Levensverwachting bij de geboorte, per NUTS 2-regio, 2012 (1)
(in jaren) - Bron: Eurostat (demo_r_mlifexp) en (demo_mlexpec)

De afgelopen 50 jaar is de levensverwachting bij de geboorte in de EU toegenomen met gemiddeld ongeveer 10 jaar, grotendeels dankzij verbeteringen van de sociaaleconomische omstandigheden, het milieu en medische behandelingen en zorg. Kaart 7 toont de levensverwachting bij de geboorte voor NUTS 2-regio's in 2012: belangrijk om te vermelden is dat, hoewel de kaart informatie geeft over de hele bevolking, er nog steeds grote verschillen in levensverwachting bestaan tussen mannen en vrouwen, ondanks aanwijzingen dat deze genderverschillen in de meeste EU-lidstaten geleidelijk vervagen.

Gemiddeld kan een Europeaan die in 2012 is geboren, een leeftijd van 80,3 jaar verwachten

Op kaart 7 is te zien dat de levensverwachting bij de geboorte in de EU-28 in 2012 gemiddeld 80,3 jaar was; voor vrouwen bedroeg het cijfer 83,1 jaar, terwijl dit voor mannen 5,6 jaar lager lag. Het is interessant op te merken dat hoewel er een relatief grote kloof bestaat tussen mannen en vrouwen op het gebied van de levensverwachting, het verschil in het verwachte aantal gezonde levensjaren aanzienlijk kleiner was. Zo kan een vrouw die in de EU-28 in 2012 is geboren, verwachten 61,9 jaar in gezondheid te leven (met andere woorden zonder beperkingen in het functioneren/invaliditeit), terwijl het hetzelfde cijfer voor mannen 0,6 jaar lager was, namelijk 61,3 jaar.

Er waren 16 NUTS 2-regio's waar de levensverwachting bij de geboorte in 2012 83,0 jaar of hoger was; deze waren verspreid over slechts drie EU-lidstaten: zeven regio's in Spanje, vijf in Frankrijk en vier in Italië. Van deze gebieden strekten de meeste zich vanaf het hoofdstedelijk gebied van Spanje en de kust van Noord-Spanje uit over Zuid-Frankrijk (met inbegrip van Corsica) naar Noordoost-Italië; uitzonderingen waren het hoofdstedelijk gebied van Frankrijk en het Franse overzeese departement Martinique. De hoogste levensverwachting in 2012 (in de alle NUTS 2-regio's) werd opgetekend in het Spaanse hoofdstedelijk gebied Comunidad de Madrid en was 84,2 jaar.

Aan het andere einde van het spectrum waren er 47 NUTS 2-regio's, voornamelijk in de Oost-Europese landen Bulgarije, Kroatië, Hongarije, Polen, Roemenië, Tsjechië en Slowakije. De drie Baltische lidstaten (elk één afzonderlijke regio bij deze mate van gedetailleerdheid), de twee regiões autónomas van Portugal, da Madeira en dos Açores, evenals Zuidwest-Schotland (Verenigd Koninkrijk) waren de enige andere regio's in de EU-28 met een levensverwachting onder 78,0 jaar (zoals blijkt uit de lichtste kleur op kaart 7). De laagste levensverwachting bij de geboorte in 2012 (in alle NUTS 2-regio's) werd opgetekend in de Bulgaarse regio Severozapaden en lag op 72,9 jaar. Het verschil in levensverwachting tussen Severozapaden en de Comunidad de Madrid was 11,3 jaar.

RYB glass.png
De regio's voor het voetlicht gebracht:


Comunidad de Madrid (ES30), Spanje

Puerta de Europa-, Madrid
De hoogste levensverwachting (bij de geboorte) van alle NUTS 2-regio's in de EU is opgetekend in de Spaanse hoofdstedelijke regio Comunidad de Madrid en was 84,2 jaar in 2012.
De gemiddelde levensverwachting (bij de geboorte) van de EU-28 was 80,3 jaar in 2012. Elke NUTS 2-regio in Spanje registreerde een hogere levensverwachting dan dit cijfer, terwijl het gemiddelde voor het geheel van Spanje op 82,5 jaar lag — het hoogste van alle EU-lidstaten.
© Foto: Luis Garcia

Gegevensbronnen en -beschikbaarheid

Eurostat verzamelt een keur aan demografische gegevens: deze omvatten statistische gegevens over de nationale en regionale bevolking, alsmede gegevens voor verscheidene demografische gebeurtenissen die invloed hebben op de grootte, de structuur en de specifieke kenmerken van de bevolking. Deze statistieken kunnen worden gebruikt bij allerlei activiteiten op het gebied van planning, monitoring en evaluatie voor verscheidene belangrijke sociale en economische beleidsterreinen, bijvoorbeeld voor:

  • het analyseren van de vergrijzing en haar gevolgen voor duurzaamheid en welzijn;
  • het evalueren van de economische effecten van demografische veranderingen;
  • het berekenen van verhoudingen en indicatoren "per inwoner", zoals het regionale BBP per inwoner, die kunnen worden gebruikt voor de toewijzing van structuurfondsen aan de economisch minder ontwikkelde regio's;
  • het ontwikkelen en monitoren van immigratie- en asielsystemen.

Volkstellingen en waarschijnlijke herzieningen van bevolkingsgegevens

De bevolkingsgegevens in dit artikel zijn de vanaf maart 2014 beschikbare gegevens. Voor de meeste landen is voor de bevolkingsgegevens voor het jaar 2011 en later geput uit de resultaten van de meest recente volkstelling (die in 2011). De tijdreeksen van de bevolkingen tussen de vorige volkstellingen in deze landen en 2011 zullen door sommige landen tegen het einde van 2014 worden herzien, waarbij de aanbevelingen van Eurostat zullen worden gevolgd. Uit de vergelijking van de bevolking in het jaar voor de telling en het jaar na de telling (zie onderbrekingen in de reeks in de online-databank) kunnen verschillen naar voren komen die deels worden verklaard door veranderingen in de bevolkingsstructuur en deels door het gebrek aan herzieningen van de gegevens van vóór de telling op het moment dat dit artikel werd opgesteld.

Definities van indicatoren

De afhankelijkheidsratio van ouderen is de verhouding tussen het aantal ouderen van een leeftijd waarop zij in het algemeen economisch inactief zijn (65 jaar en ouder in dit artikel) en het aantal mensen in de werkende leeftijd (volgens internationale regels tussen de 15 en 64 jaar). Bij de analyse van de afhankelijkheidsratio's is het belangrijk erop te wijzen dat zich onder de bevolking in de werkende leeftijd vaak veel mensen bevinden die ervoor kiezen om niet te werken (bijvoorbeeld studenten, mensen die zorgen voor een gezin of familieleden) en dat vele anderen met name in tijden van recessie of depressie geen werk kunnen vinden en daarom de beroepsbevolking verlaten. Bovendien blijft een groeiend aandeel van ouderen werken na de traditionele pensioengerechtigde leeftijd, terwijl anderen adequate financiële voorzieningen voor hun pensioen hebben getroffen en daarom beschouwd kunnen worden als "onafhankelijk" in plaats van afhankelijk van de bevolking in de werkende leeftijd.

De bevolkingsontwikkeling is het verschil in omvang van een bevolking tussen het einde en het begin van een periode (bijvoorbeeld een kalenderjaar). Een positieve bevolkingsontwikkeling wordt bevolkingsgroei genoemd. Een negatieve bevolkingsontwikkeling wordt bevolkingsafname genoemd. De bevolkingsontwikkeling bestaat uit twee componenten.

  • Natuurlijke ontwikkeling, berekend als het verschil tussen het aantal levendgeborenen en het aantal sterfgevallen. Positieve natuurlijke ontwikkeling, ook bekend als natuurlijke aanwas, doet zich voor wanneer het aantal levendgeborenen hoger is dan het aantal sterfgevallen. Negatieve natuurlijke ontwikkeling, ook natuurlijke afname genoemd, doet zich voor wanneer het aantal levendgeborenen lager is dan het aantal sterfgevallen.
  • Nettomigratie inclusief statistische aanpassingen, berekend als het verschil tussen de totale bevolkingsontwikkeling en de natuurlijke ontwikkeling; de statistieken over nettomigratie worden daarom beïnvloed door alle statistische onnauwkeurigheden in de twee componenten van deze vergelijking, met name de bevolkingsontwikkeling. In verschillende landen kan nettomigratie inclusief statistische aanpassingen – naast het verschil tussen immigratie en emigratie – andere wijzigingen omvatten die zijn waargenomen in de bevolkingscijfers tussen 1 januari van twee opeenvolgende jaren, die niet kunnen worden toegeschreven aan geboorten, sterfgevallen, immigratie of emigratie.

De brutowaarden van de ontwikkeling worden berekend voor: totale bevolkingsontwikkeling, natuurlijke bevolkingsontwikkeling en de nettomigratie (inclusief statistische aanpassingen). In alle gevallen wordt het niveau van de ontwikkeling in de loop van het jaar vergeleken met de gemiddelde bevolking in het gebied in kwestie in datzelfde jaar en de ratio wordt uitgedrukt per duizend inwoners.

Brutowaarden van de vitale demografische gebeurtenissen (geboorten en sterfgevallen) worden gedefinieerd als de verhouding tussen het aantal demografische gebeurtenissen op de gemiddelde bevolking van de regio in hetzelfde jaar, wederom uitgedrukt per duizend inwoners.

Het totale vruchtbaarheidscijfer is het gemiddeld aantal levendgeborenen dat een vrouw tijdens haar leven zou krijgen als de leeftijdspecifieke vruchtbaarheidscijfers voor een gegeven jaar gedurende haar gehele vruchtbare leven zouden gelden.

Het zuigelingensterftecijfer wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het aantal sterfgevallen van kinderen jonger dan één jaar en het aantal levendgeborenen tijdens het referentiejaar. Deze verhouding wordt uitgedrukt per 1 000 levendgeborenen.

Onder levensverwachting bij de geboorte wordt verstaan het gemiddeld aantal jaren dat een pasgeborene zal leven als de huidige sterftecijfers zijn of haar hele leven blijven gelden.

Context

Tijdens de komende tien jaar zullen de jongere leeftijdsgroepen die de arbeidsmarkt op gaan veel kleiner worden als gevolg van de langdurige lage vruchtbaarheid. Ondanks de inspanningen om de arbeidsparticipatie te vergroten, kan het totaal aantal personen van de beroepsbevolking in de EU gaan dalen; dit potentiële tekort aan arbeidskrachten kan gevolgen hebben voor de economische groei. Aan de andere kant van het leven zal de babyboomgeneratie langzamerhand met pensioen gaan en moeten regionale beleidsmakers waarschijnlijk sociale veranderingen aanpakken zoals de samenstelling van gezinnen, wat met name naar voren komt in het groeiend aantal ouderen dat alleen woont.

De gebieden die voor de grootste demografische uitdagingen staan, zijn onder meer perifere, plattelands- en postindustriële gebieden, waar de bevolking dreigt te dalen. Naast een oost-west- en noord-zuidtegenstelling, wordt de territoriale dimensie van de demografische veranderingen ook nog beïnvloed door andere ontwikkelingen, zoals:

  • een tegenstelling tussen stad en platteland, waarbij de meeste stedelijke gebieden nog steeds bevolkingsgroei melden, terwijl het aantal inwoners van veel plattelandsgebieden afneemt;
  • een hoofdstadeffect, waarbij hoofdsteden en sommige omliggende regio's (bijvoorbeeld rond de grotere steden Parijs en Londen) een aantrekkingskracht ("pull-effect") hebben die verband houdt met toegenomen werkgelegenheid.


RYB info.png
Europa vergrijst: bevolkingsprognoses tot 2050


In de komende 35 jaar vindt waarschijnlijk een aanzienlijke veroudering van de Europese bevolking plaats. Het belangrijkste scenario van Eurostat voor bevolkingsprognoses (EUROPOP2013) biedt een context voor de aannemelijke ontwikkelingen. Uit de prognoses blijkt dat de demografische verschuiving naar een oudere bevolking ertoe zal leiden dat het aandeel van de bevolking van de EU-28 dat 65 of ouder is, zal stijgen van 18,2 % aan het begin van 2013 tot 28,1 % in 2050, terwijl het aandeel van de bevolking in de werkende leeftijd daalt van 66,2 % tot 56,9 %. Er zullen dan bijna 40 miljoen personen minder zijn in de werkende leeftijdsgroep. De omvang en het aandeel van de bevolking van 65 jaar of ouder zal gedurende de hele prognoseperiode snel blijven groeien, tot bijna 150 miljoen mensen in 2050. Voor het aantal hoogbejaarden (hier gedefinieerd als 80 jaar of ouder) wordt een nog snellere toename voorspeld, namelijk een verdubbeling tot 57,3 miljoen in 2050. Als gevolg van deze ontwikkelingen van leeftijdsgroepen wordt voor de demografische afhankelijkheidsratio van ouderen (het aantal personen boven de 65 in verhouding tot het aantal personen van 15-64 jaar) een toename voorspeld van 27,5 % begin 2013 tot bijna 50 % in 2050. Dit betekent dat er over nog geen 40 jaar twee personen in de werkende leeftijd zijn voor ieder persoon van 65 jaar of ouder, terwijl er nu nog vier personen zijn voor ieder persoon van 65 jaar of ouder.

Bron: Eurostat (online gegevenscode: proj_13npms)


In het licht van zulke grote structurele veranderingen in de demografie van de EU, wekt het geen verbazing dat beleidsmakers zich zorgen maken om toekomstige ontwikkelingen. De groeistrategie Europa 2020 is gericht op vijf doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid, innovatie, onderwijs, armoedebestrijding en klimaat/energie. Deze worden aangepakt door middel van zeven vlaggenschipinitiatieven, waarvan de meeste op enigerlei wijze ingaan op de demografische uitdagingen. De uitvoering van de Europa 2020-strategie en de vlaggenschipinitiatieven daarvan is gebaseerd op financiële steun uit cohesiebeleidsinstrumenten, waaronder voorzieningen voor de aanpak van demografische veranderingen en vergrijzing. Zie het inleidende artikel voor meer informatie over de invloed van de Europa 2020-groeistrategie op de regio's van de EU.

Afgezien van de innovatie-unie (zie hieronder), bevordert het vlaggenschipinitiatief van Europa 2020, digitale agenda, de digitale cultuur en toegankelijkheid voor ouderen, terwijl het vlaggenschipinitiatief voor een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen een beroepsleven bevordert door middel van een leven lang leren en het bevorderen van gezond en actief ouder worden. Het vlaggenschipinitiatief van het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting heeft betrekking op de toereikendheid en duurzaamheid van de sociale bescherming en pensioensystemen en op de noodzaak om te zorgen voor passende inkomensondersteuning op hoge leeftijden en toegang tot zorgstelsels.

RYB info.png
Europees innovatiepartnerschap inzake actief en gezond ouder worden


Innovatiepartnerschappen maken deel uit van het vlaggenschipinitiatief innovatie-unie (dat deel uitmaakt van de Europa 2020-groeistrategie). Dergelijke partnerschappen bieden de gelegenheid om publieke en private actoren op Europees, nationaal en regionaal niveau samen te brengen voor het aangaan van uitdagingen zoals klimaatverandering, energie en voedselveiligheid, gezondheid en vergrijzing; deze uitdagingen bieden ook nieuwe zakelijke mogelijkheden, en de partnerschappen zijn erop gericht om de EU een pioniersvoordeel te geven op deze markten.

Het partnerschap voor actief en gezond ouder worden werd gelanceerd in 2011 en had als doelstelling een verhoging met twee jaar in 2020 van de gemiddelde gezonde levensduur van iedere Europeaan. Op deze manier wil het innovatiepartnerschap:

  • ouderen helpen een gezond, actief en zelfstandig leven te leiden;
  • de duurzaamheid en efficiëntie van socialezekerheids- en zorgstelsels verbeteren;
  • de competitiviteit verhogen van de markten voor innovatieve producten en diensten die de uitdaging van de vergrijzing zowel op Europees als mondiaal niveau beantwoorden, waardoor nieuwe kansen voor ondernemingen worden gecreëerd.

Voor meer informatie: Europees innovatiepartnerschap inzake actief en gezond ouder worden


Statistieken over de bevolkingsontwikkeling en de bevolkingsstructuur worden in toenemende mate gebruikt om beleidsvorming te ondersteunen en om demografisch gedrag te volgen in een politieke, economische, sociale en culturele context. Het Europees Parlement heeft een resolutie aangenomen over "demografische veranderingen en de gevolgen daarvan voor de toekomst van het cohesiebeleid" (2013/C 153  E/02) waarin werd onderstreept dat de demografische ontwikkelingen in de regio's statistisch moeten worden gemeten en benadrukt dat de demografische veranderingen moeten worden beschouwd als een horizontale doelstelling in het toekomstige cohesiebeleid. Terwijl demografische veranderingen ongetwijfeld zullen leiden tot aanzienlijke uitdagingen, werd in deze resolutie ook vastgesteld dat demografische veranderingen kansen kunnen creëren voor nieuwe markten, infrastructuurontwikkeling en producten die zijn aangepast aan de behoeften van oudere generaties.

Zie ook

Meer informatie van Eurostat

Publicaties

Hoofdtabellen

Regionale demografische statistieken (t_reg_dem)
Demografie (t_pop)
Demografie — regionale gegevens (t_demoreg)

Databank

Regionale demografische statistieken (reg_dem)
Bevolking en oppervlakte (reg_dempoar)
Vruchtbaarheid (reg_demfer)
Sterfte (reg_demmor)
Demografie (pop)
Demografie — Regionale gegevens (demoreg)

Speciale sectie

Methodologie / Metadata

  • Bevolking (ESMS metadata bestand-demo_pop_esms) (in het Engels)

Brongegevens voor de figuren en kaarten (MS Excel)

Externe links