In de volgende afdeling worden de principes beschreven om producten in vloeibare vorm, korrelvorm of poedervorm als bulkgoederen of detailhandelsverpakkingen enz. te bemonsteren. Pas de hieronder beschreven procedures toe, tenzij er voor specifieke producten andere procedures van toepassing zijn (bv. gevaarlijke goederen)

Voor douaneafhandeling, neem één verzamelmonster, bestaande uit een passend aantal basismonsters die willekeurig of systematisch in de hele zending zijn gekozen. Als u zeker weet dat de zending homogeen is, wordt er doorgaans één basismonster genomen dat de in dezelfde douaneaangifte opgenomen goederen vertegenwoordigt.


1. Monsterneming van vloeistoffen

Deze afdeling betreft de monsterneming van vloeibare producten op omgevingstemperatuur.

Het hoofdstuk Algemene informatie over monsterneming bevat informatie over homogene en heterogene producten. In de volgende punten wordt uitgelegd hoe u heterogene producten moet bemonsteren, waarvoor een aantal basismonsters nodig is zodat de steekproef representatief is.

In sommige gevallen kan het moeilijk of onmogelijk zijn meer dan één monster te nemen. Als u er echter van overtuigd bent dat het product homogeen is, kan één monster worden genomen dat representatief is voor de zending.

U kunt ervan overtuigd zijn dat de vloeistof als homogeen mag worden beschouwd wanneer:
Indien de producten door hun aard niet homogeen zijn, en homogenisatie niet mogelijk is, moet een groter aantal basismonsters worden genomen op verschillende plaatsen (diepten) om te waarborgen dat u een representatief monster verkrijgt. Raadpleeg het douanelaboratorium over het bemonsteringsplan indien er ernstige twijfels bestaan over het verkrijgen van een representatief monster.


1.1 Monsterneming uit tanks

1 – vloeistofoppervlak
2 – oppervlaktemonster — genomen aan het oppervlak
3 – topmonster — ongeveer 10 cm tot 20 cm van het vloeistofoppervlak (afhankelijk van het volume / de hoogte van de houder)
4 – bovenste monster – 5/6 van de hoogte van de bodem tot het oppervlak
5 – middelste monster — 3/6 van de hoogte van de bodem tot het oppervlak
6 – onderste monster — 1/6 van de hoogte van de bodem tot het oppervlak
7 – uitlaatmonster — aan de uitlaatklep
8 – bodemmonster


Op de posities nrs. 4, 5 en 6 (op de figuur) worden gelijke hoeveelheden bovenste, middelste en onderste steekproefmonsters genomen. Het vereiste minimumaantal basismonsters wordt weergegeven in de onderstaande tabel:

VloeistofpeilBovenste monsterMiddelste monsterOnderste monster
<3 m1
3 m – 4,5 m11
>4,5 m111


Dompelvaten kunnen worden gebruikt om de monsters te nemen (bemonsteringsinstrument L02-01, L02-02). Het bemonsteringsinstrument wordt via het luik van de tank tot op de gewenste diepte neergelaten, geopend, in de juiste positie gehouden tot hij vol is en weer opgehaald.
In het geval van zeer viskeuze of romige vloeistoffen zijn meer basismonsters op verschillende hoogten noodzakelijk. Een monsternemer die wordt gebruikt voor monsterneming op de dwarsdoorsnede (dompelvat L02-01) kan ook worden gebruikt voor het nemen van monsters uit tanks.

U kunt ook een vacuümpomp (bemonsteringsinstrument L01-01) gebruiken naargelang de viscositeit van de vloeistof en als de diepte waarop het monster moet worden genomen niet meer dan 4 m bedraagt. Neem gelijke hoeveelheden uit de bovenste, middelste en onderste lagen.

De basismonsters van alle bemonsteringsplaatsen/-niveaus worden verzameld in een mengvat en grondig gemengd om een verzamelmonster te maken. Als u er zeker van bent dat alle tanks van het vaartuig dezelfde partij bevatten (met identieke eigenschappen), kan voor de hele zending een verzamelmonster worden samengesteld door de basismonsters uit alle tanks samen te voegen. Het aantal basismonsters dat moet worden genomen, wordt bepaald door het aantal tanks dat hetzelfde product uit dezelfde partij bevat. Denk eraan dat er onzuiverheden en/of afvalwater op de vloeistof kunnen drijven of op de bodem van de tanks aanwezig kunnen zijn.

Als het niet mogelijk blijkt om representatieve monsters te nemen van de bovenkant van een tank, moet u de bemonstering tijdens het laden of lossen uitvoeren (bemonsteringsinstrument L06-01) (zie Hoofdstuk 1.4 Monsterneming van vracht in beweging).


1.2 Monsterneming van schepen of aken en tankwagens of -wagons

De totale capaciteit van een schip of aak voor het vervoer van vloeibare vrachten is doorgaans onderverdeeld in een aantal onafhankelijke reservoirs (segmenten, compartimenten), eventueel van verschillende groottes. De bemonsteringsprocedures en het samenstellen van verzamelmonsters zijn dezelfde als beschreven voor het bemonsteren van tanks. Uit elk onafhankelijk reservoir worden basismonsters genomen. Als u er zeker van bent dat alle reservoirs van het vaartuig dezelfde partij bevatten, kan voor het hele vaartuig een verzamelmonster worden samengesteld door de basismonsters uit alle reservoirs samen te voegen.

Tankwagons en -wagens kunnen worden beschouwd als horizontale cilindertanks. Als u er zeker van bent dat alle compartimenten van een tankwagon of -wagen dezelfde partij bevatten, kan voor de hele tanker een verzamelmonster worden samengesteld door de basismonsters uit alle compartimenten samen te voegen. Als het niet mogelijk blijkt om representatieve monsters te nemen van de bovenkant van een tank, moet u de bemonstering tijdens het laden of lossen uitvoeren (bemonsteringsinstrument L06-01).

Eén enkel monster volstaat voor brandstoftanks van voertuigen. Zie de bemonsteringsprocedurekaart Vloeibare aardolieproducten.


1.3 Monsterneming uit transportverpakkingen

De monsterneming kan worden uitgevoerd met behulp van een vacuümpomp (bemonsteringsinstrument L01-01), diverse monsternemingspipetten (bemonsteringsinstrumentL03-01) of andere geschikte monsternemers, bv. bemonsteringsinstrument L04-01 of bemonsteringsinstrument L05-01.

Aantal verpakkingenAantal te openen verpakkingen voor bemonsteringHoeveelheid basismonsterHoeveelheid verzamelmonsterHoeveelheid eindmonster
2-252Max 1 lMax 2 l0,5 l
26-1004Max 1 lMax 4 l0,5 l
Meer dan 10010Max 1 lMax 10 l0,5 l


Indien mogelijk moet de inhoud van de transportverpakkingen vóór de bemonstering goed worden gehomogeniseerd. Als er uit slechts één transportverpakking monsters moeten worden genomen, moeten de eindmonsters rechtstreeks van de monsternemer in de monsterhouders worden gegoten. Als er een aantal transportverpakkingen moet worden bemonsterd en u er zeker van bent dat ze allemaal hetzelfde product bevatten, moet u uit verscheidene vooraf geselecteerde transportverpakkingen basismonsters nemen, die dan worden samengevoegd in een houder om het verzamelmonster samen te stellen. Na grondige menging van het verzamelmonster wordt het eindmonster verkregen.


1.4 Monsterneming van vracht in beweging

Het meest representatieve monster van vloeibare bulkgoederen kan, indien mogelijk, worden verkregen bij het verplaatsen ervan, bijvoorbeeld middels bemonsteringsinstrument L06-01. Voordat het monster wordt genomen, moeten de bemonsteringsapparatuur, de kraan en de buis met het bemonsterde product worden gespoeld. Er moeten minstens drie basismonsters worden genomen bij het begin, in het midden en bijna op het einde van het laden of lossen, maar u moet rekening houden met de totale hoeveelheid van de zending en de bewegingssnelheid wanneer u het aantal nodige basismonsters en het interval tussen elk monster berekent. Het verzamelmonster wordt samengesteld door de basismonsters te mengen. De eindmonsters kunnen worden verkregen uit het verzamelmonster.


2. Monsterneming van vaste stoffen

In deze afdeling wordt beschreven hoe vaste stoffen in de vorm van poeder, grove of fijne deeltjes, korrels en andere vormen van vaste bulkgoederen moeten worden bemonsterd. Bulkgoederen kunnen worden vervoerd in verpakte of in onverpakte (bulk) vorm.

Indien de producten door hun aard niet homogeen zijn, en homogenisatie niet mogelijk is, moet een groter aantal basismonsters worden genomen op verschillende plaatsen (diepten) om te waarborgen dat u een representatief monster verkrijgt. Raadpleeg het douanelaboratorium over het bemonsteringsplan indien er ernstige twijfels bestaan over het verkrijgen van een representatief monster.


2.1 Monsterneming van bulkgoederen

In het geval van onverpakt vervoerde bulkgoederen, moeten er gelijke hoeveelheden basismonsters worden genomen op vijf of meer plaatsen van de hele zending. Het aantal basismonsters dat moet worden genomen is afhankelijk van de hoeveelheid goederen, de container waarin ze zijn opgeslagen en de praktische mogelijkheden voor monsterneming.

De basismonsters worden verzameld in een mengvat en na gronding mengen wordt er een verzamelmonster gemaakt. Het eindmonster wordt verkregen met behulp van het monsterverdelingssysteem.

Een overzicht van de hoeveelheid van de zending en de hoeveelheid van het te nemen monster wordt gespecifieerd in de bemonsteringsprocedurekaart voor elk type product. Voor goederen die geen aparte bemonsteringskaart hebben kan de volgende tabel worden gebruikt:

Hoeveelheid zending [in ton]Aantal basismonstersHoeveelheid basismonsterHoeveelheid verzamelmonsterHoeveelheid eindmonster
Minder dan 155Max. 1 kgMax. 5 kg0,5 kg
16-308Max. 1 kgMax. 8 kg0,5 kg
31-5011Max. 1 kgMax. 11 kg0,5 kg
Meer dan 5011 van de eerste 50 ton, daarna 9 per elke 50 tonMax. 1 kg0,5 kg


Als bulkgoederen vervoerd worden in wagons of vrachtwagens, worden monsters genomen van elke wagon of compartiment. In dit geval worden specifieke plaatsen voor de monsterneming gekozen, zodat een representatief monster wordt genomen uit alle delen van de zending.

Op bepaalde plaatsen waar regelmatig bulkgoederen worden verwerkt, kan een automatische monsternemer worden geïnstalleerd. Deze monsters kunnen voor officiële doeleinden worden aanvaard op voorwaarde dat de monsterneming steeds onder toezicht van een douaneambtenaar plaatsvindt. Zie bemonsteringsinstrument A01-01.

Als u er zeker van bent dat alle compartimenten van de vrachtwagen dezelfde partij bevatten, kan voor de hele vrachtwagen een verzamelmonster worden samengesteld door de basismonsters uit alle compartimenten samen te voegen.


2.2 Bemonstering van bulkgoederen in transportverpakkingen

Naargelang het product en de vervoerswijze kunnen er verschillende instrumenten worden gebruikt voor de monsterneming: monstersteker (bemonsteringsinstrument S01-01) voor het doorboren van de verpakking, verschillende zonemonsternemers (bemonsteringsinstrument S02-01), monsternemingsscheppen (bemonsteringsinstrument S03-01) enz.

Noteer de verschillende lotnummers of productieperioden of productiegegevens wanneer u monsters neemt. U mag minder basismonsters nemen als de aanduidingen en nummers op alle transportverpakkingen dezelfde zijn.

Aantal verpakkingenAantal te openen verpakkingen voor bemonsteringHoeveelheid basismonsterHoeveelheid verzamelmonsterHoeveelheid eindmonster
2-252Max. 1 kgMax. 2 kg0,5 kg
26-1004Max. 1 kgMax. 4 kg0,5 kg
Meer dan 10010Max. 1 kgMax. 10 kg0,5 kg


Zorg dat de gecontroleerde goederen tot één enkele zending behoren. Als er verscheidene zendingen zijn, moeten deze afzonderlijk worden geïdentificeerd. Controleer of de te bemonsteren goederen uit dezelfde productiepartij komen. Als er verschillende partijen zijn, moeten deze afzonderlijk worden bemonsterd. Een verzamelmonster mag enkel worden samengesteld uit verpakkingen van dezelfde lading. Er moeten gelijke hoeveelheden basismonsters monsters worden genomen uit de verschillende transportverpakkingen die op verschillende posities liggen in het vervoersmiddel of in de opslagplaats. Deze worden verzameld in een mengvat en na gronding mengen wordt er een verzamelmonster gemaakt. Het eindmonster wordt verkregen met behulp van het monsterverdelingssysteem.

Beschadigde verpakkingen mogen niet worden gebruikt als deel van het verzamelmonster. Deze moeten apart worden gehouden en kunnen, indien nodig, afzonderlijk worden gecontroleerd en gerapporteerd.


2.3 Monsterneming van vracht in beweging

Het meest representatieve monster van bulkgoederen kan, indien mogelijk, worden verkregen bij het lossen of verplaatsen ervan.
Er moeten minstens drie basismonsters worden genomen bij het begin, in het midden en bijna op het einde van het laden of lossen, maar u moet rekening houden met de totale hoeveelheid van de zending en de bewegingssnelheid wanneer u het aantal nodige basismonsters en het interval tussen elk monster berekent.

Als de goederen mechanisch worden verplaatst aan de hand van transportbanden of andere inrichtingen, kunnen er aan de hand van driewegkranen of goten met regelmatige intervallen monsters worden genomen uit de stroom in beweging. Het verzamelmonster wordt samengesteld door de basismonsters te mengen. Het eindmonster wordt verkregen met behulp van het monsterverdelingssysteem.

Op bepaalde plaatsen waar regelmatig bulkgoederen worden verwerkt, kan een automatische monsternemer worden geïnstalleerd. Deze monsters kunnen voor officiële doeleinden worden aanvaard op voorwaarde dat de monsterneming steeds onder toezicht van een ambtenaar plaatsvindt. Zie bemonsteringsinstrument A01-01.



3. Monsterneming van producten in detailhandelsverpakking

Als detailhandelsverpakking moet worden beschouwd elke verpakking die specifiek wordt gebruikt voor verkoop aan personen voor huishoudelijk gebruik.

Uit praktische overwegingen is het mogelijk dat u een grotere verpakking moet behandelen als een detailhandelsverpakking, ook al is de verpakking niet als dusdanig ingedeeld volgens de Gecombineerde Nomenclatuur/TARIC.

Dit is met name het geval voor heterogene producten, waarbij u volledige verpakkingen moet gebruiken om een representatief monster te verkrijgen.

Voor meer informatie, zie de specifieke kaart Detailhandelsverpakkingen en eindproducten



4. Monsterneming van artikelen

Als het om stukgoederen gaat (dat wil zeggen houten, stenen en keramische producten, gegoten metalen voorwerpen of platen of producten zoals elektronische toestellen en apparaten), moet gewoonlijk een volledig artikel worden bemonsterd. Als de individuele stukken te groot zijn, kunt u een representatief gedeelte wegnemen met geschikt gereedschap (bijvoorbeeld een zaag, bijl of tang) en dit stuk naar het laboratorium sturen ter analyse. Grote artikelen (zoals metalen buizen of platen) kunnen onmiddellijk worden getest in een mobiel laboratorium of met behulp van mobiele diagnostische apparatuur. In bepaalde gevallen kunnen technische gegevensbladen en fotografisch bewijsmateriaal een bevredigend alternatief zijn voor monsterneming. In sommige gevallen kan voor een volledige indeling echter nog steeds een monsterneming nodig zijn.

Voor meer informatie, zie de specifieke kaart Detailhandelsverpakkingen en eindproducten



5. Bemonstering van afvalstoffen

Bemonstering en analyse van afvalstoffen kan alleen de samenstelling van de goederen aantonen. Analyseresultaten kunnen nooit aantonen dat het materiaal ook effectief als afval beschouwd mag worden, bijkomende controle en administratief onderzoek naar de context van de goederen zijn nodig om een classificatie als afval te bevestigen.

Voor specifieke milieuaspecten is een meer gedetailleerde bemonsteringsprocedure nodig. Zoek voor deze gevallen de specifieke milieuprocedures rondom bemonstering op of vraag een expert om advies.
Voor meer informatie, zie de specifieke kaart Afval.



6. Monsterneming van gassen

Deze afdeling beschrijft de bemonstering van verschillende chemicaliën en chemische producten en preparaten in gasvorm.

Gasvormige producten en vloeibaar gemaakte gassen worden gewoonlijk niet bemonsterd door douaneambtenaren. Indien monsterneming werkelijk noodzakelijk is, moeten deze producten worden bemonsterd door of onder toezicht van personen die vertrouwd zijn met de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen. Zij moeten naar behoren zijn opgeleid en uitgerust om gassen te bemonsteren. Raadpleeg in geval van twijfel uw douanelaboratorium.

Op bepaalde plaatsen (pijpleidingen en pompstations) waar regelmatig bulkgassen worden verwerkt, kan een automatische monsternemer worden geïnstalleerd. Deze monsters kunnen voor officiële doeleinden worden aanvaard op voorwaarde dat de monsterneming steeds onder toezicht van een douaneambtenaar plaatsvindt. Zie bemonsteringsinstrument A01-01.

Voor informatie over de bemonstering van LPG, zie de specifieke kaart Vloeibaar petroleumgas (LPG).


6.1 Algemene opmerkingen

De bemonsteringscontainers (M10 metalen gascilinder) moeten vooraf worden geconditioneerd door te spoelen met het gas dat zal worden bemonsterd en mogen niet onder druk worden gezet. Het aantal te nemen basismonsters moet overeengekomen worden met alle betrokken partijen, behalve in het geval van continue monsterneming. Als de samenstelling niet volledig homogeen is, dan kan een statische menger worden gebruikt. De geschiktheid van de gebruikte materialen hangt sterk af van het bemonsterde gas. Over het algemeen wordt roestvrij staal aangeraden. Klepzittingen en afsluitingen moeten uit een geschikt (elastisch) materiaal zijn vervaardigd. Voor het bemonsteren van corrosieve gassen kunnen het best monsterhouders bekleed met een coating van PTFE of epoxyhars worden gebruikt.

Over het algemeen moeten de materialen die in contact komen met de monsters beschikken over de volgende eigenschappen:
De compatibiliteit van verschillende materialen met verschillende gascomponenten wordt weergegeven in de onderstaande tabel:

Materiaal
Aardgas
Roestvrij
staal
Al Ti PTFE Polyamide Glas
Koolstofdioxidexxxxx
Koolstofmonoxidexxxxx
Carbonylsulfidexxxxx
Heliumxxxxx
Koolwaterstoffenxxxxx
Waterstofxxxxx
Waterstofsulfidexxxx
Kwikxx
Methanolxxxx
Zuurstofxxxx
Tetrahydrothiofeenxxxx
Thiolenxxxx
Waterxx


Glas is een erg inert materiaal, maar breekbaar en niet veilig voor monsterneming boven atmosferische druk.
PTFE is inert, maar kan absorberende eigenschappen hebben. Het is doorlaatbaar voor bijvoorbeeld water, helium en waterstof.

Het hanteren en verpakken van de monsters moet gebeuren in een goed geventileerde ruimte. Indien er geen informatie beschikbaar is of de informatie (op het label, gevaarsymbolen, VIB, documenten) verschilt van wat verwacht werd, dan moet het gas als gevaarlijk beschouwd De houders moeten bestaan uit een materiaal dat geschikt is voor de veilige opslag van gassen en moeten worden verzegeld om lekken of vochtabsorptie te voorkomen. Monsterhouders moeten schoon zijn en vrij van alle stoffen die het monster zouden kunnen contamineren. Glazen cilinders mogen nooit onder druk worden gezet. De cilinders moeten gelabeld worden met hun volume, druk en testdruk. De cilinders moeten minstens 1,5 keer de werkdruk aankunnen zonder te barsten. De monsterhouders en alle benodigde instrumenten moeten periodiek worden gecontroleerd op lekkage. Gelieve uw nationale wetgeving en richtsnoeren met betrekking tot gezondheid en veiligheid te raadplegen.

In het algemeen:


6.2 Monsterneming uit tanks

Als een monster uit een tank moet worden genomen, moet het direct van de monsternemer in de monsterhouder (M10 gascilinder) worden overgebracht via het systeem van hulpstukken, connectoren, kleppen en leidingen (G01-01). Wanneer een aantal tanks moet worden bemonsterd die één identieke partij vertegenwoordigen, moet u uit verscheidene willekeurig geselecteerde tanks basismonsters nemen, die vervolgens worden samengevoegd om het verzamelmonster samen te stellen. Deze manier van bemonstering geeft een representatief monster, maar enkel voor de inhoud op dat bepaalde tijdstip.


6.3 Monsterneming uit cilinders en soortgelijke containers

Zorg dat de gecontroleerde goederen tot één enkele zending behoren. Als er meerdere zendingen zijn, moeten ze apart worden bemonsterd. Een basismonsters wordt genomen uit elke willekeurig of systematisch gekozen container uit de gehele zending. Als een monster moet worden genomen van één enkele cilinder, moet het monster direct van de monsternemer naar de monsterhouder worden overgebracht (M10 metalen gascilinder) via het systeem van hulpstukken, connectoren, kleppen en leidingen (G01-01). Als verschillende cilinders uit dezelfde partij bemonsterd moeten worden, dan worden basismonsters uit verschillende willekeurig gekozen cilinders gecombineerd tot een verzamelmonster.


6.4 Monsterneming uit cilinders en soortgelijke containers

Als het product wordt verplaatst via pijpleidingen of andere apparatuur, zijn er mogelijk omleidingskleppen of bemonsteringspunten naast of in de leiding gemonteerd, zodat er afhankelijk van de doorstroomsnelheid periodiek een monster kan worden genomen.
De basismonsters worden vervolgens gedurende een bepaalde periode bewaard in een bemonsteringscilinder (M10 metalen gascilinder) ten behoeve van latere analyse in het laboratorium. De monsters moeten worden genomen gedurende de hele tijd dat de lading langs het bemonsteringspunt stroomt, zodat het verzamelmonster representatief is. Welk type sonde u ook gebruikt, het belangrijkste is dat het uiteinde van de sonde in het midden van de pijpleiding wordt geplaatst of, indien dit niet mogelijk is, op 1/3 van de diameter van de leiding.

Voorbeelden van sondes voor de monsterneming uit pijpleidingen (uit EN ISO 3170)



Herzieningen
VersieDatumWijzigingen
1.012.10.2012Eerste versie
1.330.06.2024Bijwerking — systeem voor monsterneming uit tanks toegevoegd; tabel met aanbevolen aantal detailhandelsverpakkingen toegevoegd; monsterneming van brandstoffen in tankstations en uit motorvoertuigen verwijderd