Statistics Explained

BBP en rekeningen van de huishoudens op regionaal niveau

Revision as of 09:57, 21 May 2014 by Debusmc (talk | contribs)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Gegevens vanaf maart 2012. Meest recente gegevens: Meer informatie van Eurostat, Hoofdtabellen en Databank.

Bruto binnenlands product (BBP) is een belangrijke maatstaf voor economische ontwikkeling en groei. Het eerste deel van dit artikel bevat een regionale analyse van het BBP van de Europese Unie (EU) , op basis van het BBP per inwoner, en hoe deze maatstaf in de afgelopen jaren is gewijzigd. Economische rekeningen verschaffen belangrijke informatie die kan worden gebruikt om een regionale analyse van de economie te maken. Deze statistieken (die alleen beschikbaar zijn in de huidige prijzen) worden ook gebruikt voor de toewijzing van middelen in het kader van het cohesiebeleid van de EU. Elke regio in de EU valt onder het cohesiebeleid: toch zijn de meeste structuurfondsen gericht op regio’s van NUTS-niveau 2 met een BBP per inwoner van minder dan 75 % van het EU-27-gemiddelde (op basis van het gemiddelde over drie jaar).

Het tweede deel van dit artikel gaat over de regionale inkomens van de huishoudens (eveneens alleen beschikbaar in termen van huidige prijzen). Dit verschaft informatie over het primaire inkomen (bijvoorbeeld inkomen uit werk) en het beschikbare inkomen dat voortkomt uit herverdeling (belastingen, sociale uitkeringen en andere overdrachten) door de staat. NB: de gegevens over regionale inkomens van de huishoudens betreffen 2008, terwijl de analyse van het BBP is gebaseerd op referentiejaar 2009.

Kaart 1: Bruto binnenlands product (BBP) per inwoner, in koopkrachtstandaard (KKS), per NUTS 2-regio, 2009
(in % van het EU-27-gemiddelde, EU-27=100) - Bron: Eurostat (nama_r_e2gdp)
Kaart 2: Bruto binnenlands product (BBP) per inwoner, in koopkrachtstandaard (KKS), per NUTS 3-regio, 2009 (1)
(in % van het EU-27-gemiddelde, EU-27=100) - Bron: Eurostat (nama_r_e3gdp)
Figuur 1: Bruto binnenlands product (BBP) per inwoner, in koopkrachtstandaard (KKS), per NUTS 3-regio, 2009 (1)
(in % van het EU-27-gemiddelde, EU-27=100) - Bron: Eurostat (nama_r_e2gdp)
Kaart 3: Verandering van het bruto binnenlands product (BBP) per inwoner, in koopkrachtstandaard (KKS), per NUTS 2-regio, 2000-2009 (1)
(verschil in procentpunten tussen 2009 en 2000; ten opzichte van het EU-27-gemiddelde) - Bron: Eurostat (nama_r_e2gdp)
Tabel 1: Verdeling van BBP, per NUTS 2-regio, 2000 en 2009
(%) - Bron: Eurostat (nama_r_e0digdp), (nama_r_e2gdp) en (demo_r_d3avg)
Kaart 4: Primair inkomen van particuliere huishoudens per inwoner (in KKS), per NUTS 2-regio, 2008 (1)
(in % van het EU-27-gemiddelde, EU-27=100) - Bron: Eurostat (nama_r_ehh2inc)
Figuur 2: Beschikbaar inkomen van particuliere huishoudens, per NUTS 2-regio, 2008 (1)
(KKCS per inwoner) - Bron: Eurostat (nama_r_ehh2inc)

Belangrijkste statistische resultaten

Het BBP ende inkomens van de huishoudens worden eerst berekend in nationale valuta en vervolgens omgezet in koopkrachtpariteiten (KKP's) waarin rekening wordt gehouden met de verschillende prijsniveaus in de lidstaten, zodat een nauwkeuriger vergelijking mogelijk is. Voor het BBP wordt een algemene pariteit gebruikt, terwijl voor het inkomen van de huishoudens een specifieke pariteit voor consumptieve bestedingen wordt gebruikt.

Door gebruikmaking van KKP's (in plaats van de wisselkoersen van de valutamarkt) worden deze indicatoren omgezet in een kunstmatige gemeenschappelijke waarde, koopkrachtstandaard (KKS) genaamd, of, als het het inkomen van het huishouden betreft, een koopkrachtconsumptiestandaard (KKCS). Het gebruik van de KKS en de KKCS maakt een vergelijking mogelijk van de koopkracht in de regio’s van lidstaten met verschillende valuta’s en verschillende prijsniveaus. Voor meer informatie over de KKS, zie onderstaand hoofdstuk over gegevensbronnen en beschikbaarheid.

Regionaal BBP per inwoner

Kaart 1 toont het BBP per inwoner in elke NUTS 2 regio als percentage van het EU-27-gemiddelde, dat in absolute termen in 2009 PPS 23 500 bedroeg; dit was een een daling ten opzichte van het gemiddelde van KKS 25 000 in 2008. In de NUTS 2-regio’s in de EU varieerde het BBP per inwoner van KKS 6 400 (27 % van het EU-27-gemiddelde) in Severozapaden (Bulgarije) tot KKS 78 000 (332 % van het EU-27-gemiddelde) in de hoofdstedelijke regio Inner London (Verenigd Koninkrijk); tussen de twee regio's met het hoogste en het laagste BBP was er dus een factor van 12,2:1. Luxemburg (266 % van het EU-27-gemiddelde) de Belgische hoofdstedelijke regio (223 %) en de Duitse regio Hamburg (188 %) hadden respectievelijk de tweede, derde en vierde plaats in de rangorde van regio’s met het hoogste BBP per inwoner. Zij werden gevolgd door de Slowaakse, de Franse en de Tsjechische hoofdstedelijke regio, met respectievelijk 178 %, 177 % en 175 % van het gemiddelde van de EU-27. Veel van de regio’s met een hoog BBP per inwoner waren hoofdstedelijke regio’s of aangrenzende regio’s — dit was het geval in België, Tsjechië, Denemarken, Ierland, Spanje, Frankrijk, Luxemburg (dat slechts één regio vormt), Nederland, Oostenrijk, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Daarnaaast waren er verscheidene regio’s met een gemiddeld BBP per inwoner van meer dan 25 % boven het EU-27-gemiddelde in het zuiden van Duitsland, rond grote steden in het westen van Duitsland, het noorden van Spanje en Italië, het westen van Oostenrijk, verscheidene Nederlandse regio’s, alsmede de Belgische regio rond Antwerpen, de Finse eilandenregio Åland en Noord-Oost-Schotland (Verenigd Koninkrijk). De Tsjechische en Slowaakse hoofdstedelijke regio’s Praha (Praag) en Bratislavský kraj (Bratislava) waren de enige regio’s in de lidstaten die in 2004 of 2007 toetraden tot de EU, van de in totaal 39 regio’s met een gemiddeld BBP per inwoner van meer dan 25 % boven het EU-27-gemiddelde. De derde meest welvarende regio (volgens deze maatstaf) van de in 2004 of 2007 tot de EU toegetreden lidstaten volgde op grote afstand, namelijk Bucuresti-Ilfov (Boekarest-Ilfov) in Roemenië met 111 % van het EU-27-gemiddelde. Van de regio’s van de in 2004 of 2007 tot de EU toegetreden lidstaten waren de regio’s (West-Slovenië) en Midden-Hongarije) de enige andere met een gemiddeld BBP per inwoner (in KKS) boven het EU-27-gemiddelde.

In totaal waren er 68 regio’s met een gemiddeld BBP per inwoner van minstens 25 % beneden het EU-27-gemiddelde. Van deze regio’s waren er twintig geconcentreerd in zes van de EU-15-lidstaten: Italië (vijf zuidelijke regio's), Frankrijk (vier overzeese regio's), Griekenland, Portugal (elk vier regio's), het Verenigd Koninkrijk (twee regio's) en Spanje (regio Extremadura). De overige 48 regio's bevonden zich in de lidstaten die in 2004 of 2007 tot de EU zijn toegetreden: alle twaalf lidstaten hadden minstens één regio beneden dit gemiddelde, behalve Cyprus en Malta. Van deze regio's hadden er 22 een gemiddeld BBP per inwoner van hoogstens de helft van het EU-27-gemiddelde en deze regio's bevonden zich in Bulgarije, Hongarije, Polen, Roemenië en Slowakije. In de 22 regio's met een BBP per inwoner (in KKS) van ongeveer 50 % van het EU-27-gemiddelde of minder woonden 38,5 miljoen mensen, ofwel 7.7 % van de bevolking van de EU-27.

Een laag gemiddeld inkomen per inwoner werd ook vastgesteld in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en in Kroatië, hoewel het niveau in de regio Sjeverozapadna Hrvatska (hoofdstedelijke regio van Kroatië) 78 % van het EU-27-gemiddelde bedroeg.

Tabel 1 geeft een overzicht van het aandeel van de bevolking dat in 2009 woonde in een regio met een BBP per inwoner (in KKS) van minder dan 75 % van het EU-27-gemiddelde en het aandeel dat woonde in een regio van boven 125 % van het gemiddelde. In 2009 woonde 23,3  % van de bevolking in een regio met een BBP per inwoner van minder dan 75 % van het EU-27-gemiddelde, terwijl 19,0 % in een regio woonde met een waarde van boven 125 % van het EU-27-gemiddelde; het aandeel van de bevolking in de middencategorie (BBP per inwoner tussen 75 % en 125 %) bedroeg 57,7 %. Van de drie Baltische lidstaten, elk bestaande uit slechts één NUTS 2 regio, woonde de hele bevolking in een regio met een gemiddeld BBP per inwoner van minder dan 75 % van het EU-27-gemiddelde; dit gold ook voor de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (ook slechts één regio). In Roemenië, Slowakije, Polen, Tsjechië, Bulgarije, Hongarije, Portugal en Slovenië woonde meer dan de helft van de bevolking in een regio met een gemiddeld BBP per inwoner van minder dan 75 % van het EU-27-gemiddelde; dit was ook het geval in Kroatie.

Daarentegen woonde in Luxemburg (één NUTS 2-regio) de hele bevolking in een regio met een gemiddeld BBP per inwoner van meer dan 125 % van het EU-27-gemiddelde; in Ierland, Nederland en Finland woonde meer dan de helft van de bevolking in een dergelijke regio. Van de twee eiland-lidstaten Cyprus en Malta (elk slechts één NUTS 2-regio) woonde de hele bevolking in een regio met een gemiddeld BBP per inwoner in de middencategorie (tussen 75 % en 125 % van het EU-27-gemiddelde), net als de meerderheid van de bevolking van het Verenigd Koninkrijk (86,8 %), Frankrijk (78,8 %), Zweden (78,5 %), Griekenland (78,3 %), Spanje (77,9 %), Duitsland (70,5 %), Denemarken (69,7 %), België (64,0 %) en Oostenrijk (60,6 %).

Een meer gedetailleerde analyse per regio

Terwijl Kaart 1 de NUTS 2-regio's weergeeft, die met name van belang zijn voor de toekenning van steun uit de structuurfondsen, bevat Kaart 2 een meer gedetailleerde analyse van de regionale economieën op basis van de NUTS 3-regio's. Begrijpelijkerwijze stemt deze analyse in grote lijnen overeen met die voor de NUTS 2-regio's, hoewel sommige NUTS 3-regio’s niet-representatief zijn voor de regio's van het hogere niveau (NUTS 2) waartoe zij behoren. Dit is vaak het gevolg van de toestroom van forenzen vanuit omliggende gebieden naar centraal gelegen NUTS 3-regio's, die leidt tot een concentratie van economische activiteit in de meest bebouwde gebieden. Zo bedroeg in de Bulgaarse hoofdstedelijke NUTS 2-regio Yugozapaden het gemiddelde BBP per inwoner (in KKS) 75 % van het EU-27-gemiddelde, maar bedroeg op het meer gedetailleerde NUTS 3 niveau de waarde voor de regio Sofia (stolitsa) 104,3. % voor deze indicator, terwijl de overige vier NUTS 3-regio's waarden onder 50 % hadden. Een soortgelijke situatie was te zien in de Poolse hoofdstedelijke NUTS 2-regio Mazowieckie, waar het gemiddelde BBP per inwoner (in KKS) in de NUTS 3-regio's Ostrolecko-siedlecki en Radomski minder dan de helft bedroeg van dat in Mazowieckie, aangezien het BBP in de laatstgenoemde regio werd opgetrokken door het relatief hoge niveau in de NUTS 3-regio Miasto Warszawa (Stad Warschau).

In de Duitse regio Oberbayern (NUTS 2-niveau) liepen de vastgestelde waarden in de NUTS 3-regio's voor deze indicator sterk uiteen: Fürstenfeldbruck had een gemiddeld BBP per inwoner (in KKS) van 79,6 % van het EU-27-gemiddelde, terwijl voor München Landkreis 330,2 % werd opgetekend. Een soortgelijk fenomeen was te zien in Rheinhessen-Pfalz (NUTS 2-niveau), waar de NUTS 3-regio Südwestpfalz een gemiddeld BBP per inwoner (in PPS) van 52,3 % van het EU-27-gemiddelde had, terwijl dit in Ludwigshafen am Rhein (Kreisfreie Stadt) 215,3 % bedroeg. Het gemiddelde BBP per inwoner in de Duitse NUTS 3-regio's Regensburg, Schweinfurt, Wolfsburg, Düsseldorf en Koblenz (elk een Kreisfreie Stadt) bedroeg telkens meer dan het dubbele van het gemiddelde van de NUTS 2-regio's waartoe zij behoorden, namelijk respectievelijk Oberpfalz, Unterfranken, Braunschweig, Düsseldorf en Koblenz. In gelijke trant werd voor de Nederlandse NUTS 3-regio Oost-Groningen een gemiddeld BBP per inwoner (in KKS) van 72,8 % van het EU-27-gemiddelde opgetekend, wat minder dan de helft was van het niveau van de hele NUTS 2-regio Groningen (NUTS 2-niveau).

Grote regionale verschillen binnen de landen

Terwijl Kaart 2 een aantal voorbeelden laat zien van grote verschillen in BBP per inwoner tussen de NUTS 3-regio's binnen dezelfde NUTS 2-regio, geeft Figuur 1 de analyse van de aanzienlijke regionale verschillen binnen de landen. Hierbij moet worden opgemerkt dat Cyprus en Luxemburg slechts één regio op NUTS 3-niveau vormen.

In 2009 bedroeg in Denemarken, Malta en Zweden het hoogste regionale BBP per inwoner minder dan het dubbele van het laagste BBP. In de overige landen in Figuur 1 was het verschil groter: meer dan factor 5 tot 1 in Duitsland, Frankrijk, Polen en Roemenië, en zelfs factor 10,5 tot 1 in het Verenigd Koninkrijk.

In veel lidstaten had de hoofdstad (NUTS 3-niveau) het hoogste BBP per inwoner (in KKS): dit was het geval in België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Zweden en het Verenigd Koninkrijk (hierbij moet worden opgemerkt dat de hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk uit twee NUTS 3-regio's bestaat), alsmede in Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Dit betekent dat in alle in 2004 of 2007 toegetreden lidstaten de hoofdstedelijke regio het hoogste BBP per inwoner had, behalve in Roemenië, waar het hoogste niveau werd vastgesteld in de regio rond de hoofdstedelijke regio. Een soortgelijke situatie deed zich voor in Frankrijk, waar de NUTS 3-regio met het hoogste gemiddelde BBP per inwoner aan de hoofdstedelijke regio grensde. Duitsland was de enige lidstaat waarvan de hoofdstedelijke regio op NUTS 3-niveau een gemiddeld BBP per inwoner onder het nationale gemiddelde had.

Convergentie

Kaart 3 geeft weer in welke mate het BBP per inwoner tussen 2000 en 2009 is veranderd in vergelijking met het EU-27-gemiddelde (uitgedrukt in procentpunten van het EU-27-gemiddelde). Opgemerkt moet worden dat de bestudeerde periode meerdere jaren omvat waarin de EU in haar geheel een relatief sterke groei liet zien, waarna de financiële en economische crisis is begonnen. Bovendien is de analyse gebaseerd op een vergelijking met het EU-gemiddelde, en kan een negatieve waarde voor een afzonderlijke regio dus nog altijd groei weergeven, zij het minder dan het EU-27-gemiddelde, dat in deze periode 23,0 % (in de huidige prijzen) bedroeg. De analyse vergelijkt de situatie in twee jaar tijd en geeft niet de ontwikkelingen van afzonderlijke jaren tussen het begin en het eind weer, maar het totale resultaat van deze jaren samen. Dit totale resultaat kan periodes weergeven waarin de ontwikkeling van het BBP per inwoner in een regio positief was (groei) in combinatie met periodes met een negatieve ontwikkeling (krimp).

Regio's die relatief snel groeiden, met een BBP per inwoner dat steeg met meer dan 10 procentpunten ten opzichte van het EU-27-gemiddelde, worden weergegeven in de donkerste kleur paars. Regio's met een lagere groei of zelfs krimp (een BBP daling met meer dan 10 procentpunten ten opzichte van het EU-27-gemiddelde) worden weergegeven in de lichtste kleur paars.

Verscheidene hoofdstedelijke regio's lieten een grote groei zien, vooral in de EU-lidstaten die in 2004 of 2007 zijn toegetreden. De hoogste groeipercentages ten opzichte van het EU-27-gemiddelde werden genoteerd in de hoofdstedelijke regio's van Slowakije (+69 procentpunten), Roemenië (+55), Bulgarije (+38) en Tsjechië (+36), gevolgd door de hoofdstedelijke regio's van Griekenland (+29) en het Verenigd Koninkrijk (+28). Ook de laatste plaatsen in de rangorde werden ingenomen door hoofdstedelijke regio's, namelijk de Belgische hoofdstedelijke regio (Région de Bruxelles-Capitale/Brussels Hoofdstedelijk Gewest) met een daling van 33 procentpunten ten opzichte van het EU-27-gemiddelde, en de Oostenrijkse regio Wien (-25 procentpunten).

Zoals de Kaart laat zien, lag de economische prestatie volgens deze maatstaf boven het EU-27-gemiddelde in de zuidwestelijke en oostelijke gebieden aan de rand van de EU, met name in de regio's van de Baltische lidstaten, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Griekenland en Cyprus in het oosten, en Spanje in het westen. Naast Spanje en Griekenland waren er nog meer EU-15 lidstaten met één regio met een groei van meer dan 10 procentpunten ten opzichte van het EU-27-gemiddelde, waaronder Luxemburg, Nederland, Portugal, Finland en het Verenigd Koninkrijk.

In Bulgarije, Tsjechië, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije realiseerden alle regio’s tussen 2000 en 2009 een groei in BBP per inwoner (in KKS) boven het gemiddelde groeipercentage van de EU-27; dit gold ook voor de Baltische lidstaten, Cyprus en Luxemburg, die alle uit slechts één op NUTS 2 regio bestonden.

Daarentegen lieten alle regio's in Denemarken, Ierland, Italië, Oostenrijk en Zweden een lagere toename van het BBP per inwoner (in KKS) zien dan het gemiddelde groeipercentage van de EU 27, evenals Malta (dat slechts één regio vormt). In 53 regio’s daalde het BBP per inwoner 10 procentpunten of meer ten opzichte van het EU-27-gemiddelde, en geen daarvan bevond zich in de EU-lidstaten die in 2004 of 2007 zijn toegetreden. Deze regio's lagen voornamelijk in het Verenigd Koninkrijk (16 regio's), Frankrijk en Italië (elk 11 regio's), Zweden (vier regio's), België en Duitsland (elk drie regio's) en in Denemarken, Griekenland, Spanje, Nederland en Oostenrijk (elk één regio).

Algemene toename in convergentie binnen de EU

De regionale convergentie van het BBP per inwoner (in KKS) kan op verschillende manieren worden beoordeeld. De eenvoudigste manier is om het verschil tussen de hoogste en laagste waarde te berekenen. Volgens deze methode is de kloof tussen de EU-27-regio's verkleind van factor 17,1:1 in 2000 tot factor 12,2:1 in 2009, voornamelijk door een snellere groei in Bulgarije en Roemenië. Met deze aanpak worden echter alleen de uiterste waarden gebruikt en wordt geen rekening gehouden met de overgrote meerderheid van de regio's. Een gedetailleerde beoordeling van de regionale convergentie wordt verschaft door een spreidingsindicator van de regionale BBP’s: voor meer informatie over deze berekeningsmethode, zie beneden onder het kopje “Gegevensbronnen en beschikbaarheid”. Deze maatstaf houdt rekening met de afwijkingen van het BBP per inwoner in elke NUTS 2-regio van het nationale gemiddelde, gewogen naar regionale bevolking. Tabel 1 geeft een vergelijking tussen de nationale waarden van de spreiding (opgesteld op basis van NUTS 2-gegevens) voor 2000 en 2009. In 2009 was de spreiding in de meeste EU-15-lidstaten lager dan in de lidstaten die in 2004 of 2007 zijn toegetreden, hoewel dit niet gold voor Slovenië en Polen. Voorts nam het spreidingsniveau tussen 2002 en 2009 in het algemeen toe in de lidstaten die in 2004 of 2007 zijn toegetreden: de toename was veruit het grootst in Bulgarije, en het kleinst in Slovenië en Polen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het economische inhaalproces dat gaande is in veel EU-lidstaten die in 2004 of 2007 zijn toegetreden, gepaard ging met toenemende regionale verschillen.

In de EU-15-lidstaten was het beeld gevarieerder. In Griekenland nam de spreiding aanzienlijk toe, terwijl er een geringere toename te zien was in Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Ierland en Portugal. De mate van spreiding nam tussen 2000 en 2009 af in Oostenrijk (ramingen van Eurostat), Finland, Spanje, Italië (eveneens ramingen van Eurostat), Duitsland, België en Denemarken, terwijl de spreiding onveranderd laag bleef in Nederland.

Over het geheel gezien compenseerde de toenemende convergentie binnen verschillende EU-15-lidstaten en een toenemende convergentie tussen de lidstaten onderling de toenemende divergentie binnen andere lidstaten, en concluderend wijzen de ramingen van Eurostat erop dat de de regionale convergentie in de EU 27 in haar geheel was toegenomen.

Uit een vergelijking tussen de gegevens voor 2000 en 2009 blijkt dat zes regio’s gedurende deze periode de voor structuurfondsen gehanteerde drempel van 75 % wisten te evenaren of te overschrijden: Yugozapaden (Bulgarije), Voreio Aigaio (Griekenland), Andalucía (Spanje), Mazowieckie (Polen), the Região Autónoma dos Açores (Portugal) en Bucuresti – Ilfov (Roemenië). In deze regio’s woonden in 2009 18,2 miljoen mensen, ofwel circa 3,6 % van de bevolking van de EU-27. In dezelfde periode daalde het BBP per inwoner (in KKS) in de regio West Wales and The Valleys (Verenigd Koninkrijk) van 75 % van het EU-27-gemiddelde tot een waarde onder deze drempel, terwijl in de Zuid-Italiaanse regio Puglia de waarde van deze indicator daalde van boven 75 % van het EU-27-gemiddelde tot eronder.

Inkomen van particuliere huishoudens: resultaten voor 2008

In markteconomieën met een herverdelingsmechanisme van de staat wordt een onderscheid gemaakt tussen twee stadia van inkomensverdeling. Primaire distributie betreft het inkomen van particuliere huishoudens die rechtstreeks worden gegenereerd door markttransacties, met andere woorden de aankoop en verkoop van productiemiddelen en goederen. Dit omvat met name het inkomen uit arbeid in loondienst en als zelfstandige, almede het inkomen in de vorm van interesten, dividenden en huur. Verschuldigde interesten en huur worden geregistreerd als negatieve posten en de balans van al deze transacties wordt het primaire inkomen van particuliere huishoudens genoemd.

Het tweede begrip is dat van het beschikbare inkomen. Dit is afgeleid van het primaire inkomen, door er alle sociale verstrekkingen en overdrachten (uit herverdeling door de staat) bij op te tellen en er belastingen op inkomen en vermogen alsmede sociale bijdragen en soortgelijke afdrachten van af te trekken – als zodanig geeft dit begrip het inkomen weer dat de mensen “in de hand” krijgen om uit te geven of te sparen.

Kaart 4 geeft een overzicht van het primaire inkomen per inwoner in de NUTS 2-regio’s voor 24 van de lidstaten: in tegenstelling tot het BBP zijn gegevens over de inkomens van de huishoudens niet beschikbaar op NUTS 3-niveau. In 2008 bedroeg het gemiddelde primaire inkomen per inwoner in de EU-27 KKCS 17 200. Het primaire inkomen varieerde van KKCS 36 800 per inwoner in Inner London (Verenigd Koninkrijk) tot KKCS 3 600 in Severozapaden (Bulgarije); dit was een verhouding van 10,2 tot 1.

In Kaart 4 vooral valt vooral het relatief hoge inkomen per inwoner in de regio's rond de hoofdsteden op. Het hoogste inkomen per inwoner in Tsjechië, Denemarken, Ierland, Griekenland, Frankrijk, Hongarije, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Zweden en het Verenigd Koninkrijk werd vastgesteld in de NUTS 2-regio rond de hoofdstad; in zes andere lidstaten is geen regionale indeling op het niveau van de NUTS 2-regio's beschikbaar. Lisboa (Portugal) en Berlin (Duitsland) waren de enige EU-15-regio's rond de hoofdstad met een primair inkomen per inwoner onder het EU-27-gemiddelde, terwijl Bratislavský kraj (Slowakije) de enige hoofdstedelijke regio in de in 2004 of 2007 toegetreden EU-lidstaten was met een primair inkomen per inwoner boven het EU-27- gemiddelde.

Van de 51 NUTS 2-regio’s met een primair inkomen per inwoner van meer dan 25 % boven het EU-27-gemiddelde in 2008, en bevonden zich er 19 in Duitsland, zeven in Italië en het Verenigd Koninkrijk, zes in Oostenrijk, vier in België, drie elk in Spanje en Nederland, en een in Frankrijk en Zweden. Centra van gemiddelde hogere inkomens per inwoner waren te zien in heel Oostenrijk, het zuiden van Engeland en Noordoost-Schotland in het Verenigd Koninkrijk, en in het noordoosten van Spanje. Voorts was er een duidelijk onderscheid tussen het noorden en het zuiden van Italië (hogere inkomens in het noorden) en tussen het oosten en het westen in Duitsland en Nederland (hogere inkomens in het westen).

Er waren 28 NUTS 2-regio's met een primair inkomen per inwoner van 50 % van het een EU-27-gemiddelde of minder ¬– al deze regio's lagen in de EU-lidstaten die in 2004 of 2007 zijn toegetreden: tien in Polen, zeven in Roemenië (allemaal behalve de hoofdstedelijke regio Bucuresti – Ilfov), zes in Bulgarije (alle regio's), vier in Hongarije en een in Slowakije.

Het primaire inkomen van de EU-27 werd verminderd met 13,3 % als gevolg van staatsinterventie (herverdeling) die leidde tot een gemiddeld beschikbaar inkomen van KKCS 14 900 per inwoner in 2008. Inner London (KKCS 26 600 per inwoner) had het hoogste beschikbare inkomen per inwoner (zoals ook gold voor het primaire inkomen), terwijl het niveau in Severozapaden (Bulgarije) het laagst was (KKCS 3 800). Hierdoor bedroeg de verhouding tussen het hoogste en het laagste regionale niveau 6,9 tot 1 (tegenover 10,2 tot 1 voor het primaire inkomen).

Een vergelijking tussen het primaire inkomen en het beschikbaar inkomen laat meestal de nivellerende invloed van overheidsingrijpen zien. De herverdeling leidde tot aanzienlijke hogere relatieve inkomens in zuidelijk Italië, westelijk Spanje en het westen van het Verenigd Koninkrijk, en in de oostelijke regio's van Bulgarije, Duitsland, Hongarije, Polen en Roemenië. Hoewel de meeste NUTS 2-regio's meldden dat het beschikbaar inkomen per inwoner lager was dan het primaire inkomen per inwoner, waren er 30 regio's die dermate van de sociale verstrekkingen en andere overdrachten profiteerden dat hun beschikbare inkomen per inwoner hoger was; van deze regio is bevonden zich er zeven in Polen, vijf in Portugal en Roemenië, vier in Griekenland en het Verenigd Koninkrijk, drie in Bulgarije en een in Duitsland en Italië.

Figuur 2 laat de variatie in beschikbaar inkomen per inwoner in de EU-lidstaten in 2008 en in Noorwegen in 2007 zien. De meeste hoofdstedelijke regio’s meldden het hoogste beschikbare inkomen per inwoner in de regio's binnen hun land; dit gold voor 14 van de 21 lidstaten die meer dan een NUTS 2-regio hebben. In de resterende zeven lidstaten met meerdere regio's (België, Duitsland, Spanje, Italië, Nederland, Oostenrijk en Finland) bleef het beschikbare inkomen per inwoner in de hoofdstedelijke regio doorgaans boven het nationale gemiddelde; dit gold echter niet voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (België) en voor Berlin (Duitsland).

Het beschikbaar inkomen per inwoner was 2,5 maal zo hoog in Bucuresti – Ilfov als in de noordwestelijke regio van Roemenië; dit was het grootste verschil tussen regio's in hetzelfde land. Er was echter ook een relatief groot verschil in beschikbaar inkomen per inwoner tussen de hoogste en de laagste regio's van Frankrijk, Griekenland, het Verenigd Koninkrijk en Slowakije. Aan het andere uiterste van het scala was het beschikbare inkomen per inwoner relatief homogeen in Denemarken (waar het hoogste gemiddelde regionale inkomen 1,08 keer zo hoog was als in de laagste regio), Oostenrijk (1,09), Slovenië (1,16) en Ierland (1,17).

Gegevensbronnen en -beschikbaarheid

Het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen (ESA) verschaft de methodiek voor regionale rekeningen in de EU. De ESA95 stemt volledig overeen met de mondiale richtsnoeren voor nationale rekeningen, het Systeem van nationale rekeningen 1993 (1993 SNA). Naar aanleiding van een internationale overeenkomst over een geactualiseerde versie van het SNA in 2008, wordt de ESA ook herzien.

Het BBP is de centrale meeteenheid van nationale rekeningen, waarmee de economische positie van een land of regio samenvattend wordt weergegeven. Het kan worden berekend op verschillende manieren: de op productie gebaseerde methode; de op uitgaven gebaseerde methode en de op inkomen gebaseerde methode.

Regionale gegevens over de inkomenscategorieën van particuliere huishoudens worden verzameld voor de regionale rekeningen op NUTS 2 niveau. De gegevens over het inkomen van particuliere huishoudens voor 2008 in Bulgarije (en daarmee ook de EU-27) zijn ramingen.

Vergelijkingen tussen de regio's waar mensen werken en waar zij wonen

Er kan een regionale vergelijking van het niveau van economische productie worden gemaakt door het regionale BBP te vergelijken met de populatie van de desbetreffende regio; hier wordt het onderscheid tussen werk- en woonplaats relevant. Het BBP meet de economische productie binnen nationale of regionale grenzen, ongeacht of deze was toe te schrijven aan ingezeten of niet-ingezeten werknemers. Hierdoor is het regionale BBP per inwoner gebaseerd op een teller die de plaats van het werk betreft (het in de regio geproduceerde BBP) die wordt gedeeld door een noemer die de woonplaats betreft (de populatie die in de regio woont). Dit nadeel is met name relevant wanneer een regio een aanzienlijk verschil tussen het aantal inkomende en uitgaande forensen kent. Gebieden met een aanzienlijke inkomende forenzenstroom hebben vaak een extreem hoog BBP per inwoner (in vergelijking met omliggende regio's). Dit geldt vooral voor economische centra zoals de regio’s Londen (Verenigd Koninkrijk), Wenen (Oostenrijk), Hamburg (Duitsland), Praag (Tsjechië) en Luxemburg. Door deze discrepantie wordt voor sommige regio's met een netto inkomende forenzenstroom een hoog BBP per inwoner geregistreerd dat niet noodzakelijkerwijze op een even hoog inkomensniveau voor de bevolking van die regio weergeeft.

Daarentegen geeft het inkomen van een particulier huishouden, ongeacht of het op het primaire of op het beschikbare inkomen is gebaseerd, wel het inkomen van de inwoners van een regio weer. Daardoor kan het inkomen van een particulier huishouden rechtstreeks worden vergeleken met de bevolking die in de desbetreffende regio woont. Naast de forenzenstromen kunnen nog andere factoren ertoe leiden dat de regionale inkomensverdeling niet overeenstemt met de verdeling van het BBP, zoals inkomsten uit huur, interesten of dividenden die door de inwoners van een bepaalde regio worden ontvangen maar door inwoners van andere regio's worden betaald.

Koopkrachtpariteiten

Het regionale BBP wordt berekend in de valuta van de regio (en dus het land) in kwestie. Het BBP kan worden omgezet in een gemeenschappelijke munteenheid om deze beter vergelijkbaar te maken – bijvoorbeeld in euro's of dollars.

In de wisselkoersen wordt rekening gehouden met tal van factoren van invloed zijn op vraag en aanbod op de valutamarkten, zoals internationale handel, inflatieprognoses en renteverschillen. De wisselkoersen weerspiegelen echter niet alle verschillen in prijspeil tussen de landen. Om dit te compenseren, kan het BBP met behulp van omrekeningsfactoren, de koopkrachtpariteiten (KKP's), worden omgerekend in een kunstmatige munteenheid, namelijk de koopkrachtstandaard (KKS); dit maakt het mogelijk de koopkracht van de verschillende nationale valuta's te vergelijken. Zelfs binnen een muntunie zoals de eurozone verschilt de koopkracht van dezelfde munt van land tot land, afhankelijk van de nationale prijsniveaus. In het algemeen heeft het gebruik van KKS-reeksen in plaats van de euroreeksen een nivellerend effect, omdat de regio's met een hoog BBP per inwoner in euro’s doorgaans een relatief hoog prijspeil hebben (zo zijn de kosten van het levensonderhoud in het centrum van Parijs of Londen hoger dan op het platteland in Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk).

Berekeningen van het BBP per inwoner die zijn gebaseerd op KKS-reeksen in plaats van op euro-reeksen kunnen tot een sterk verschillende rangorde van de regio’s leiden. Zo werd in 2009 voor de Zweedse regio Östra Mellansverige een BBP per inwoner van 26 600 EUR vermeld, hetgeen hoger was dan de Italiaanse regio Marche (25 600 EUR). In KKS staat Marche echter met 24 600 KKS per inwoner boven Östra Mellansverige (23 800 KKS).

Spreiding van het regionale BBP per inwoner

Sinds 2007 heeft Eurostat een afgeleide indicator berekend die de verschillen in BBP per inwoner tussen de regio's van hetzelfde land weergeeft. De spreiding ‘D’ van het regionale BBP van de NUTS 2-regio’s wordt gedefinieerd als de som van de absolute verschillen tussen het regionale en het nationale BBP per inwoner, gewogen op basis van het regionale aandeel van de bevolking en uitgedrukt in procent van het nationale BBP per inwoner:

Dispersion of regional GDP per inhabitant RYB2012.png







In de bovenstaande vergelijking is:

  • yi het regionale BBP per inwoner van regio i;
  • iY het nationale gemiddelde BBP per inwoner;
  • ipi de bevolking van gebied i;
  • P de nationale bevolking;
  • n het aantal regio's van het land.

De waarde van deze spreidingsindicator is gelijk aan nul indien de waarden van het regionale BBP per inwoner identiek zijn in alle regio's van een land. De mate van spreiding zal ceteris paribus toenemen indien de verschillen in BBP per inwoner tussen de regio's toenemen. Een waarde van 30 % betekent dat het BBP van alle regio's, gewogen op basis van de regionale bevolking, met gemiddeld 30 % verschilt van de nationale waarde.

Context

De economische ontwikkeling van een regio wordt doorgaans uitgedrukt in termen van BBP, dat kan worden gebruikt om macro-economische activiteiten en groei in een regio te meten en als basis voor vergelijkingen tussen de regio’s. Het BBP is ook een belangrijke indicator vanuit beleidsperspectief gezien, aangezien dit doorslaggevend is voor het vaststellen van de bijdragen van elke lidstaat aan de EU-begroting, terwijl de driejaargemiddelden van het BBP worden gebruikt om te bepalen of de regio's in aanmerking komen voor steun uit het EU-structuurfondsprogramma.

Het BBP wordt ook steeds meer als een "proxy-indicator" (vervngende generator) voor het algemene welvaartspeil beschouwd. De opzet en het doel van het BBP zijn echter zodanig dat het niet geschikt is als bron voor beleidsdiscussies over alle aspecten. Het BBP meet bijvoorbeeld niet de duurzaamheid op milieugebied of de sociale inclusie, en met deze beperkingen moet rekening worden gehouden wanneer het BBP voor analyse wordt gebruikt. In toenemende mate wordt erkend dat het BBP niet als enig criterium mag worden gebruikt om prioriteiten op economisch, sociaal en milieugebied vast te stellen.

Dit aspect was het zwaartepunt in een aantal internationale initiatieven en in augustus 2009 heeft de Commissie een mededeling goedgekeurd met als titel ‘Het BBP en verder : meting van de vooruitgang in een veranderende wereld’ (COM definitiefl 433/2009), waarin een aantal maatregelen werd vastgesteld om BBP-maatregelen te verbeteren en aan te vullen. De Europese Commissie stelde vast dat er een goede reden was om het BBP aan te vullen met statistieken over andere economische, sociale en milieuaspecten, die doorslaggevend zijn voor het welzijn van elk individu. In de mededeling werden vijf acties voorgesteld om de vooruitgang in de veranderende wereld beter te meten:

  • Actie 1: het BBP aanvullen met indicatoren op milieu- en sociaal gebied (een uitgebreide milieu-index, levenskwaliteit en welzijn);
  • Actie 2: bijna real-time informatie voor de besluitvorming (meer actuele indicatoren op milieu- en sociaal gebied);
  • Actie 3: nauwkeurigere rapportage over verdeling en ongelijkheid;
  • Actie 4: ontwikkeling van een scorebord voor Europese duurzame ontwikkeling (gecoördineerd door het Directoraat-generaal Milieu);
  • Actie 5: uitbreiding van de nationale rekeningen tot sociale en milieuaspecten.

Zie ook

Meer informatie van Eurostat

Publicaties

Hoofdtabellen

Regional economic accounts - ESA95 (t_reg_eco)
Disposable income of private households, by NUTS 2 regions (tgs00026)
Primary income of private households, by NUTS 2 regions (tgs00036)

Databank

Regional economic accounts - ESA95 (reg_eco)
Household accounts - ESA95 (reg_ecohh)
Allocation of primary income account of households at NUTS level 2 (nama_r_ehh2p)
Secondary distribution of income account of households at NUTS level 2 (nama_r_ehh2s)
Income of households at NUTS level 2 (nama_r_ehh2inc)

Speciale sectie

Methodologie / Metadata

Brongegevens voor de tabellen, figuren en kaarten (MS Excel)

Externe links