Statistics Explained

Archive:Bevolkingsstatistieken op regionaal niveau

Revision as of 14:40, 1 December 2015 by EXT-S-Allen (talk | contribs)
Gegevens geëxtraheerd in maart 2015. Meest recente gegevens: Meer informatie van Eurostat, Hoofdtabellen en Databank. Geplande update van het artikel: november 2016.

Kaarten kunnen op interactieve wijze worden bekeken met de Eurostat Statistical Atlas (in het Engels) (zie Gebruikershandleiding (in het Engels)).

Kaart 1: Buitenlandse burgers, per NUTS 3-regio, 2011 (¹)
(in % van de bevolking)
Bron: https://ec.europa.eu/CensusHub2
Afbeelding 1: Analyse van buitenlandse burgers, per NUTS 3-regio, 2011 (¹)
(in % van de bevolking)
Bron: https://ec.europa.eu/CensusHub2
Kaart 2: Personen wier gewone verblijfplaats is veranderd tijdens het jaar voorafgaand aan de volkstelling, per NUTS 3-regio, 2011
(in % van de bevolking)
Bron: https://ec.europa.eu/CensusHub2
Afbeelding 2: Analyse van personen wier gewone verblijfplaats is veranderd tijdens het jaar voorafgaand aan de volkstelling, naar de oorsprong van hun vorige verblijfplaats, per NUTS 3-regio, 2011 (¹)
(in % van de bewoners wier gewone verblijfplaats is veranderd tijdens het jaar voorafgaand aan de volkstelling)
Bron: https://ec.europa.eu/CensusHub2
Afbeelding 3: Regionale verschillen in het percentage van eenpersoonshuishoudens, per NUTS 2-regio, 2011 (¹)
(in % van alle huishoudens)
Bron: https://ec.europa.eu/CensusHub2
Kaart 3: Personen die weduwe/weduwnaar of gescheiden zijn (of vergelijkbaar met een geregistreerd partnerschap) en niet zijn hertrouwd noch opnieuw een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, per NUTS 3-regio, 2011 (¹)
(in % van de bevolking)
Bron: https://ec.europa.eu/CensusHub2
Kaart 4: Eenoudergezinnen, per NUTS 3-regio, 2011 (¹)
(in % van alle gezinskernen met ten minste één geregistreerd kind jonger dan 25 jaar)
Bron: https://ec.europa.eu/CensusHub2
Kaart 5: Gehuwde paren, per NUTS 3-regio, 2011
(in % van alle gezinskernen)
Bron: https://ec.europa.eu/CensusHub2
Afbeelding 4: Analyse van paren, per NUTS 3-regio, 2011 (¹)
(in % van alle paren)
Bron: https://ec.europa.eu/CensusHub2
Afbeelding 5: Regionale verschillen in het percentage van de paren met ten minste één inwonend kind jonger dan 25 jaar, per NUTS 2-regio, 2011 (¹)
(in % van alle gezinskernen)
Bron: https://ec.europa.eu/CensusHub2

Dit artikel maakt deel uit van een reeks statistische artikelen op basis van de publicatie van het regionaal jaarboek van Eurostat (in het Engels). Het beschrijft de regionale demografische patronen in de hele Europese Unie (EU). De inhoud van dit artikel is gebaseerd op gegevens van een volks- en woningtelling (in het Engels) uitgevoerd in 2011, in plaats van regionale demografische statistieken (die van oudsher de bron zijn geweest van de informatie in het regionaal jaarboek van Eurostat)

De volkstelling is een zeer gedetailleerde gegevensbron en omvat informatie over een aantal variabelen tot op het niveau van gemeenten; voor dit artikel zijn de gegevens samengevoegd om ze te kunnen presenteren op het niveau van NUTS 2-regio's en NUTS 3-regio's om samenhangende informatie in de vorm van kaarten voor de hele EU te verstrekken.

Belangrijkste statistische resultaten

Dit artikel is gebaseerd op gegevens van een volks- en woningtelling uitgevoerd in 2011 en betreft een aantal demografische kwesties, met name: de beweging van personen, zowel naar als binnen de EU; eenpersoonshuishoudens; en de vorming van verschillende soorten gezinseenheden.

Voorbereiding: demografische ontwikkelingen in de EU

Demografische veranderingen behoren tot de belangrijkste factoren die het leven van de Europeanen vormen. In 2014 hadden 507 miljoen mensen hun gewone verblijfplaats in de EU-28. Dit was gelijk aan iets meer dan 7 % van het wereldtotaal, vergeleken met een aandeel dat vijf decennia eerder bijna twee keer zo hoog was.

De structuur en het profiel van de EU-bevolking is aanzienlijk veranderd, wat deels toe te schrijven is aan: lagere vruchtbaarheidscijfers; veranderingen in de patronen van gezinsvorming; een verlangen naar meer persoonlijke onafhankelijkheid; verschuivingen in de rollen van mannen en vrouwen; hogere niveaus van migratie; een grotere geografische mobiliteit; en de stijging van de levensverwachting.

Deze demografische veranderingen hebben veranderingen van de kenmerken van gezinnen tot gevolg gehad en geleid tot: een afname van de gemiddelde grootte van huishoudens; verschillende vormen van leefomstandigheden (samenwonende partners of geregistreerde partnerschappen); en een recordaantal alleenwonenden. Hierdoor zijn er aanzienlijke verschillen in de manier waarop we vandaag de dag leven vergeleken met pakweg 50 jaar geleden en wellicht zullen in de komende decennia aanzienlijke veranderingen blijven plaatsvinden, bijvoorbeeld als de EU-bevolking steeds ouder wordt.

In feite zal het tempo van de bevolkingsgroei in de EU-28 naar verwachting verder vertragen, zodat in de komende 30 à 40 jaar het totale aantal personen die hun gewone verblijfplaats in de EU-28 hebben naar verwachting zal stagneren of beginnen te dalen.

Buitenlandse burgers

De toegenomen mobiliteit heeft in de afgelopen decennia bijgedragen tot een hoger aantal migranten (interregionale migratie, migratie binnen de EU en uit derde landen naar de EU). Sommige migranten verplaatsen zich om hun levensstandaard te verbeteren (bijvoorbeeld voor betere werkgelegenheid), terwijl anderen mogelijk uit hun huis werden verdreven, bijvoorbeeld om te ontsnappen aan conflicten en /of onderdrukking.

Definitie van staatsburgerschap

Binnen de volks- en woningtelling wordt staatsburgerschap gedefinieerd als "een bijzondere juridische band tussen een persoon en zijn staat, die verkregen is bij geboorte of door naturalisatie door middel van een verklaring, optie, huwelijk of een andere mogelijkheid waarin door de nationale wetgeving wordt voorzien". Een persoon die staatsburger van twee of meer landen is, wordt ingedeeld bij slechts één land van staatsburgerschap, volgens onderstaande volgorde van prioriteit:

  • het rapporterende land; of
  • indien de betrokkene geen staatsburger van het rapporterende land is: een andere EU-lidstaat; of
  • indien de betrokkene geen staatsburger van een andere EU-lidstaat is: een ander land buiten de Europese Unie.

Voor meer informatie zie: Verordening (EG) nr. 1201/2009 van de Commissie

Immigratie is een van de meest omstreden kwesties in de EU: sommige regio's hebben een levendige, gediversifieerde gemeenschap opgebouwd, maar andere worden geconfronteerd met grote uitdagingen om de integratie van migranten te verbeteren. Opgemerkt moet worden dat hoewel de integratie van migranten een aantal regionale aspecten heeft, deze kwestie over het algemeen op nationaal niveau wordt behandeld.

Netto migratie (het aantal immigranten min het aantal emigranten) vormt sinds de jaren 1990 de grootste impuls voor de verandering van de EU-bevolking. Migratie uit derde landen wordt doorgaans beperkt (bijvoorbeeld door quota's) of is onderworpen aan bepaalde voorwaarden (zoals een aangeboden baan, een bepaald niveau van vaardigheden of opleiding, of ingeschreven zijn bij een onderwijsinstelling). Internationale migranten kunnen de economische productie verhogen door ongeschoolde arbeid te verrichten of geschoolde banen te vullen wanneer er een gebrek is aan geschoolde arbeidskrachten, bijvoorbeeld in de gezondheidssector. Sommige EU-lidstaten worden gekenmerkt door een hoger niveau van niet-economische internationale migratie, voornamelijk in verband met gezinshereniging, studie of om humanitaire redenen.

Wanneer wordt verwezen naar buitenlandse bevolkingen moet een belangrijk onderscheid worden gemaakt tussen mensen die zijn geboren in een ander land en degenen die buitenlandse burgers zijn. De hiernavolgende informatie is gebaseerd op het aantal buitenlandse burgers die hun gewone verblijfplaats hebben in de EU in 2011. Opgemerkt wordt dat de gepresenteerde statistieken verwijzen naar het aantal buitenlandse burgers die hun gewone verblijfplaats hebben in de EU, en niet naar de populatie van migranten of naar de migratiestromen die elk jaar plaatsvinden, en dat buitenlandse burgers niet per se migranten zijn (aangezien in sommige EU-lidstaten een relatief hoog aandeel van de buitenlandse burgers autochtoon is).

Er woonden bijna 32 miljoen buitenlandse burgers in de EU-lidstaten

In 2011 woonden bijna 32 miljoen buitenlandse burgers in de EU-lidstaten; als zodanig maakten buitenlandse burgers 6,3 % van de totale bevolking van de 28 lidstaten van de EU uit (kaart 1). Ongeveer 60 % van de buitenlandse burgers die in de EU-lidstaten wonen, was onderdaan van een derde land (met andere woorden: van buiten de EU), terwijl de anderen onderdaan van een andere EU-lidstaat waren.

DE REGIO'S VOOR HET VOETLICHT GEBRACHT

Riga, Letland

LV006 Alexander Tolstykh shutterstock 69096760.jpg

In verschillende regio's in de Baltische lidstaten bestond een relatief hoog percentage van de bewoners uit onderdanen van derde landen. Dit was vooral het geval in de Estse regio Kirde-Eesti en de Letse hoofdstedelijke regio Riga. In 2011 bestond iets meer dan een kwart (25,6 %) van de bevolking in Riga uit onderdanen van een derde land.

©: Alexander Tolstykh / Shutterstock.com

De grootste populaties van buitenlandse burgers werden geregistreerd in Duitsland (6,1 miljoen), Spanje en het Verenigd Koninkrijk (beide iets meer dan 5 miljoen buitenlandse burgers), Italië (4 miljoen) en Frankrijk (3,8 miljoen). België (1,2 miljoen buitenlandse burgers) was de enige andere EU-lidstaat met meer dan een miljoen buitenlandse burgers.

In relatieve termen werden de grootste aandelen van buitenlandse burgers in de bevolking van de EU-lidstaten geregistreerd in Luxemburg (42,7 %), Cyprus (20,2 %), Letland (16,5 %), Estland (14,8 %), Ierland (11,8 %), Spanje (11,2 %), Oostenrijk (11,1 %) en België (10,5 %); geen van de overige lidstaten liet een aandeel met dubbele cijfers zien. Daarentegen maakten buitenlandse burgers minder dan 1 % van de totale bevolking uit in Bulgarije, Kroatië, Litouwen, Polen, Roemenië en Slowakije.

Bijna de helft van de bevolking in Noordoost-Estland bestond uit buitenlandse burgers, voornamelijk uit derde landen…

Kaart 1 laat voor de NUTS 3-regio's de verdeling van buitenlandse burgers zien als percentage van de totale bevolking; het aandeel buitenlandse burgers was over het algemeen hoger in het westen dan in het oosten van de EU.

Binnen de afzonderlijke EU-lidstaten waren er vaak specifieke gebieden waar buitenlandse burgers een groter deel van de bevolking vormden. Dit was in feite het geval in de regio met het hoogste aandeel buitenlandse burgers, Kirde-Eesti in Noordoost-Estland, waar buitenlandse burgers goed waren voor bijna de helft (46,0 %) van het totaal aantal personen die daar hun gewone verblijfplaats hebben. Het aandeel buitenlandse burgers in Kirde-Eesti was ruim drie maal zo hoog als het landelijk gemiddelde; bijna allemaal (99,2 %) hadden ze het burgerschap van een derde land, voornamelijk Rusland (afbeelding 1).

... terwijl de overgrote meerderheid van de buitenlanders in Luxemburg bestond uit onderdanen van andere EU-lidstaten

Luxemburg (een enkele regio op dit analyseniveau) had het op één na hoogste percentage van buitenlandse burgers in zijn bevolking (42,7 %). Hun oorsprong was echter heel anders, aangezien burgers uit andere EU-lidstaten goed waren voor 87,6 % van alle in het Groothertogdom wonende buitenlanders.

In vier EU-regio's lag het aandeel buitenlandse burgers in de totale bevolking binnen het bereik van 30 à 40 %, te weten: de Franse overzeese regio Guyane (waar de buitenlandse burgers vrijwel uitsluitend uit derde landen afkomstig waren); het westen en zuiden van Noord-Ierland (waar de buitenlandse burgers vrijwel uitsluitend uit andere EU-lidstaten afkomstig waren); het arrondissement Brussel-Hoofdstad (waar een meerderheid van de buitenlandse burgers uit andere EU-lidstaten afkomstig was); en Fuerteventura (een van de Canarische eilanden, waar een kleine meerderheid van de buitenlandse burgers uit derde landen afkomstig was). Er waren nog drie van dergelijke regio's in Zwitserland — Genève, Basel-Stadt en Vaud (een kanton in het uiterste westen van het land, met Lausanne als hoofdstad — die elk een EU-grens deelden en waar een meerderheid van de buitenlandse burgers afkomstig was uit EU-lidstaten.

Buitenlandse burgers waren goed voor een betrekkelijk hoog aandeel van de bevolking in een aantal van de grootste steden van Europa

Naast de Belgische hoofdstedelijke regio (zie hierboven) waren er zeven NUTS 3-regio's, weergegeven in de donkerste kleur op kaart 1, waar meer dan één miljoen mensen hun gewone verblijfplaats hadden en waar buitenlandse burgers goed waren voor 20 à 30 % van de bevolking. Drie ervan waren gelegen in en rondom Londen (Inner London - west; Inner London - oost; Outer London - west en noordwest); één ervan lag in de buitenwijken van Parijs (Seine-Saint-Denis); een ervan was de Oostenrijkse hoofdstedelijk regio Wenen; en verder een enkele regio in Duitsland (München) en een in Spanje (Alicante). In Alicante en de drie regio's in Londen was een kleine meerderheid van de buitenlandse burgers afkomstig uit andere EU-lidstaten. Daarentegen kwamen iets meer dan vier van de vijf (81,4 %) buitenlanders die in Seine-Saint-Denis woonden uit derde landen; een meerderheid van de buitenlandse burgers die in Wenen (64,6 %) en München (59,8 %) woonden, was ook onderdaan van een derde land.

Personen die van gewone verblijfplaats veranderden tijdens het jaar voorafgaand aan de telling

Een aangeboden baan is slechts een van de vele redenen waarom mensen besluiten om te verhuizen. Mogelijk willen ze verhuizen om dichter bij familie of vrienden te wonen of willen ze een verandering van levensstijl (bijvoorbeeld van stad naar platteland), of vereisen veranderingen in de gezinssituatie (bijvoorbeeld een groeiende familie, echtscheiding of ouder worden) dat ze van locatie of van grootte of soort woning moeten veranderen.

Veranderingen van de gewone verblijfplaats

De volks- en woningtelling vraagt ondervraagden naar het verband tussen hun huidige gewone verblijfplaats en hun gewone verblijfplaats een jaar voorafgaand aan de telling. Dit maakt het mogelijk informatie te verzamelen over verplaatsingen van de bevolking op basis van een reeks criteria:

  • personen wier gewone verblijfplaats ongewijzigd bleef (gedurende de 12 maanden voorafgaand aan de volkstelling);
  • personen wier gewone verblijfplaats is veranderd (gedurende de 12 maanden voorafgaand aan de volkstelling);
    • personen die binnen dezelfde EU-lidstaat zijn verhuisd;
      • personen die binnen dezelfde NUTS 3-regio zijn verhuisd;
      • personen die uit een andere NUTS 3-regio zijn verhuisd;
    • personen die van buiten de rapporterende lidstaat zijn verhuisd (er wordt geen onderscheid gemaakt of deze personen uit een andere EU-lidstaat of uit een derde land kwamen).

Voor meer informatie zie: Verordening (EG) nr. 1201/2009 van de Commissie

De mobiliteit van arbeidskrachten binnen de EU steeg geleidelijk tot aan de financiële en economische crisis en werd grotendeels veroorzaakt door inkomens- en loonverschillen (eerst tussen de zuidelijke en de noordelijke EU-lidstaten en meer recentelijk tussen de oostelijke en westelijke EU-lidstaten). De gevolgen van de crisis hebben in eerste instantie geleid tot een vermindering van de arbeidsmobiliteit (omdat de werkgelegenheid terugliep), die in de laatste jaren in toenemende mate werd gedreven door groeiende werkloosheidsverschillen (voornamelijk tussen de lidstaten van de eurozone).

De woningmarkten hebben waarschijnlijk invloed op de mate van arbeidsmobiliteit, aangezien de combinatie van een hoog niveau van eigenwoningbezit en hoge transactiekosten vaker leidt tot een "lock-in" van mensen omdat het voor hen relatief duur is om van verblijfplaats te veranderen, terwijl regio's die worden gekenmerkt door een groter aandeel huurwoningen en/of lagere transactiekosten waarschijnlijk een meer liquide woningmarkt hebben.

Verschillen tussen de landen lijken een belangrijke verklarende factor te zijn voor de patronen van veranderingen van verblijfplaats

Ongeveer 6,4 % van de EU-28-bevolking is van gewone verblijfplaats veranderd in de periode van 12 maanden voorafgaand aan de volkstelling in 2011 (kaart 2). Een interessant aspect van de kaart is dat de waargenomen verschillen vrijwel uitsluitend tussen EU-lidstaten zijn in plaats van tussen afzonderlijke regio's, wat suggereert dat de nationale arbeids- en woningmarkten een belangrijke rol spelen bij het bepalen van het tempo waarin de mensen van een huis naar een ander verhuizen.

Het aandeel van de bevolking waarvan de gewone verblijfplaats veranderde tijdens het jaar voorafgaand aan de volkstelling was bijzonder hoog in Slowakije en een aantal steden in het Verenigd Koninkrijk. Het was ook relatief hoog in het grootste deel van België, Denemarken, Frankrijk, delen van Nederland, Portugal, Finland, Zweden en de rest van het Verenigd Koninkrijk (met uitzondering van Noord-Ierland); dit was ook het geval in IJsland en Noorwegen.

Hoofdstedelijke regio's registreerden vaak de meeste mensen die verhuisden

In 2011 veranderde ten minste 16 % van de bevolking in elk van de NUTS 3-regio's van Slowakije hun gewone verblijfplaats (zoals blijkt uit de donkerste kleur op kaart 2). De meest dynamische veranderingen werden vastgesteld in de hoofdstedelijke regio Bratislavský kraj (30,7 % van de bevolking veranderde van verblijfplaats). De andere NUTS 3-regio's met hoge aandelen waren voornamelijk in het Verenigd Koninkrijk, waar het hoogste aandeel ook werd vastgesteld in de hoofdstad, waar 21,5 % van de bevolking van Inner London - West van verblijfplaats veranderde in het jaar voorafgaand aan de volkstelling in 2011.

Jongere generaties wonen vaak in en rond steden, waar meer onderwijs en werkgelegenheid te vinden is; dit kan verklaren waarom in sommige steden een groter aandeel van de bevolking verhuist. In de overige gebieden in het Verenigd Koninkrijk die gekenmerkt worden door een hoog percentage van mensen die van verblijfplaats veranderen, stonden in feite allemaal steden centraal, namelijk: Nottingham, Brighton en Hove, Southampton, Edinburgh, Bristol, Inner London - Oost, Portsmouth, York, Cardiff (en de Vale of Glamorgan), Liverpool, Bournemouth en Poole.

Buiten Slowakije en het Verenigd Koninkrijk waren er slechts drie regio's waar ten minste 16 % van de bevolking van verblijfplaats veranderde gedurende de 12 maanden voorafgaand aan de laatste volkstelling. Dit waren allemaal hoofdstedelijke regio's, namelijk het arrondissement van Brussel-Hoofdstad, de Deense hoofdstad Byen København en de Noorse hoofdstad Oslo.

Een meerderheid van de mensen die van gewone verblijfplaats veranderden in de EU, verhuisde binnen dezelfde regio ...

Een gedetailleerdere analyse wordt gegeven in afbeelding 2, waar de top-10-regio's worden weergegeven in termen van het hoogste percentage van personen die naar een bepaalde regio verhuizen van binnen dezelfde regio of vanuit een ander land (een andere EU-lidstaat of een derde land); opgemerkt wordt dat het cijfer geen rekening houdt met het absolute aantal mensen die daadwerkelijk verhuisden.

Gemiddeld bleef ongeveer 56,6 % van de EU-28-bevolking die gedurende de 12 maanden voorafgaand aan de volkstelling in 2011 van gewone verblijfplaats veranderde, binnen dezelfde NUTS 3-regio. Iets meer dan een derde (34,3 %) van degenen die van verblijfplaats veranderden, kwam uit een andere regio van dezelfde lidstaat, terwijl minder dan 1 op 10 (9,1 %) afkomstig was uit een ander land.

... dit patroon was bijzonder duidelijk te zien in verschillende Portugese regio's ...

Een aantal Portugese regio's rapporteerde zeer hoge aandelen van personen die van verblijfplaats veranderden binnen dezelfde NUTS 3-regio. Dit was het geval voor bijna 9 van de 10 personen (89,9 %) die van verblijfplaats veranderden in de autonome eilandregio de Azoren, terwijl het aandeel in Grande Porto slechts marginaal kleiner was met 87,0 %. Naast deze perifere overzeese eilandregio en de grootstedelijke regio Porto rapporteerde een aantal grotendeels landelijke Portugese gebieden — zoals Alto Alentejo en Alentejo Central — ook een groot deel van de bewoners die binnen dezelfde regio waren verhuisd.

Het aandeel van de mensen die binnen dezelfde regio waren verhuisd, was ook relatief hoog in twee regio's van Finland (de hoofdstedelijke regio Helsinki-Uusimaa en Pohjois-Pohjanmaa) en in de noordoostelijke Hongaarse regio Borsod-Abaúj-Zemplén.

... terwijl nieuwe bewoners uit een ander land steevast een minderheid vormden van de mensen die van verblijfplaats veranderden

Het onderste deel van afbeelding 2 toont daarentegen de regio's met het hoogste percentage nieuwe bewoners afkomstig uit een ander land; in geen van de NUTS 3-regio's waarvoor gegevens beschikbaar zijn, werd een aandeel van 50 % gehaald.

Kenmerkend was, dat deze regio's in de periferie van de EU liggen. Vijf van de hoogste percentages werden genoteerd in Bulgarije, met inbegrip van de provinciale regio Sofia (stolitsa) rond de Bulgaarse hoofdstad, waar net iets meer dan een derde (34,9 %) van de nieuwe bewoners uit een ander land kwam, en twee noordelijke regio's (Vidin en Ruse) dicht bij de grens met Roemenië; opgemerkt wordt echter dat het totale aandeel van de bevolking dat van verblijfplaats veranderde in Bulgarije relatief laag was met ongeveer 2 %. Elders was het percentage nieuwe bewoners afkomstig uit een ander land relatief hoog in: twee Spaanse regio's, de autonome stad Melilla, die het hoogste percentage (48,3 %) had van nieuwe bewoners die uit een ander land kwamen, en Fuerteventura; twee Letse regio's, de hoofdstad Riga en Latgale, aan de Russische grens; en Drama, een regio in het noorden van Griekenland die grenst aan Bulgarije.

Eenpersoonshuishoudens

Er zijn aanzienlijke veranderingen in de samenstelling van het huishouden en de woonsituatie van de Europeanen: een van de meest opvallende ontwikkelingen is de toename van het aantal mensen die alleen wonen. Dit patroon wordt deels gedreven door keuze (mensen zoeken een zekere onafhankelijkheid), maar is ook het gevolg van een hoger aantal feitelijke en wettelijke scheidingen en van de toenemende levensverwachting van de bevolking (vooral onder vrouwen), wat ertoe kan leiden dat ouderen weduwe/weduwnaar worden en in hun laatste levensjaren alleen wonen.

Definitie van de status van het huishouden

Binnen de volks- en woningtelling wordt de status van het huishouden gebaseerd op wat wordt aangeduid als de "huishoudvoering", waarbij elk particulier huishouden ofwel:

  • een eenpersoonshuishouden is, m.a.w. een persoon die alleen in een afzonderlijke wooneenheid woont of die als inwonende een afzonderlijke kamer (of kamers) van een wooneenheid bewoont maar die niet samen met andere bewoners van de wooneenheid deel uitmaakt van een meerpersoonshuishouden zoals hieronder gedefinieerd; of
  • een meerpersoonshuishouden is, m.a.w. een groep van twee of meer personen die samen de hele wooneenheid of een gedeelte ervan bewonen en die samen levensmiddelen en andere essentiële zaken voor hun levensonderhoud aanschaffen (leden van de groep kunnen hun inkomen in meer of mindere mate samenvoegen).

Een niet-gezinshuishouden kan een eenpersoonshuishouden (iemand die alleen woont) of een meerpersoonshuishouden zonder gezinskern zijn (bijvoorbeeld een groep jonge werknemers of studenten die samen een huis te delen).

Voor meer informatie zie: Verordening (EG) nr. 1201/2009 van de Commissie

Bijna een derde van alle huishoudens in de EU was samengesteld uit alleenwonenden

In 2011 waren alleenstaanden goed voor bijna een derde (31,4 %) van alle huishoudens in de EU-28. Afbeelding 3 toont de regionale verschillen in het aandeel van de eenpersoonshuishoudens in de NUTS 2-regio's.

Over het algemeen woonde een groter aandeel van de bevolking in de hoofdstedelijke regio's alleen

In 2011 registreerden op een na alle multiregionale EU-lidstaten in hun hoofdstedelijke regio een aandeel van eenpersoonshuishoudens dat boven het landelijk gemiddelde lag. Dit was vooral het geval in Berlijn en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar bijna de helft van alle huishoudens bestond uit alleenstaande personen. Er waren ook relatief hoge aandelen in Wenen, Noord-Holland (met inbegrip van Amsterdam), Helsinki-Uusimaa en Hovedstaden (met inbegrip van Kopenhagen), waar eenpersoonshuishoudens goed waren voor 40 á 45 % van alle huishoudens. Het verschil tussen het aandeel van eenpersoonshuishoudens in de hoofdstedelijke regio en de overige regio's van dezelfde lidstaat was soms zo groot dat de hoofdstad de enige regio was waar het aandeel van eenpersoonshuishoudens boven het nationale gemiddelde lag; dit was het geval in Denemarken, Oostenrijk en Slowakije, evenals in Noorwegen. De hoofdstedelijke regio Zuid en Oost-Ierland was afwijkend omdat alleen in deze hoofdstedelijke regio een aandeel van eenpersoonshuishoudens werd genoteerd dat kleiner was dan het nationale gemiddelde.

Personen die weduwe/weduwnaar of gescheiden waren

Eén deelgroep van alleenwonenden bestaat uit personen die weduwe/weduwnaar geworden of gescheiden zijn en die niet zijn niet zijn hertrouwd noch opnieuw een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. In 2011 had ongeveer 12,9 % van de EU-28-bevolking deze status (kaart 3). Uit nadere analyse blijkt dat 7,0 % van de EU-28-bevolking weduwe/weduwnaar was (en niet was hertrouwd noch een geregistreerd partnerschap was aangegaan), terwijl 5,9 % van de bevolking was gescheiden (en niet was hertrouwd noch een geregistreerd partnerschap was aangegaan).

Groot aandeel weduwen/weduwnaars en gescheiden personen in de Baltische lidstaten en Hongarije

Kaart 3 toont dat weduwen/weduwnaars en gescheiden personen die niet waren hertrouwd noch een andere vorm van partnerschap waren aangegaan een relatief groot deel van de bevolking uitmaakten in Midden- en Zuid-Frankrijk en Portugal, een reeks regio's die loopt van Oost-Duitsland, door de Tsjechische Republiek, Slowakije en Hongarije, naar delen van Roemenië en Bulgarije, evenals de meeste regio's in Finland en een aantal (vaak minder dichtbevolkte) gebieden in Zweden en het Verenigd Koninkrijk. De hoogste aandelen van weduwen/weduwnaars en gescheiden personen die niet waren hertrouwd noch een andere vorm van partnerschap waren aangegaan, werden genoteerd in de Baltische lidstaten en Hongarije, waar ongeveer een op de vijf inwoners deze status had.

Bij een nadere beschouwing bleek dat de noordoostelijke Estse regio Kirde-Eestide de NUTS 3-regio was met het hoogste percentage van weduwen/weduwnaars of gescheiden personen die niet waren hertrouwd noch een andere vorm van partnerschap waren aangegaan; het was de enige regio waar ruim een op de vier personen met deze status woonde. De overgrote meerderheid van de 26 andere regio's in de EU waar ten minste 20 % van de bevolking weduwe/weduwnaar of gescheiden was en niet was hertrouwd noch een andere vorm van partnerschap was aangegaan, bevond zich in de Baltische lidstaten of Hongarije, hoewel deze groep van regio's ook de Bulgaarse regio Vidin, de Tsjechische regio Karlovarský kraj en de Duitse regio Pirmasens, Kreisfreie Stadt bevatte.

Malta, Ierland en Zuid-Italië hadden bijzonder lage echtscheidingscijfers

Daarentegen hadden veel zuidelijke EU-regio's, evenals Ierland en Polen, over het algemeen een kleiner aandeel van de bevolking dat weduwe/weduwnaar of gescheiden was en niet was hertrouwd noch een andere vorm van partnerschap was aangegaan. Deze relatief lage aandelen kunnen, althans gedeeltelijk, een gevolg zijn van traditionele religieuze praktijken, sociale druk, wettelijke beperkingen uit het verleden en de rol van de familie, en de impact die deze kunnen hebben op het echtscheidingscijfer. Zo was in Malta 0,5 % van de bevolking gescheiden (en niet hertrouwd), terwijl dit aandeel minder dan 5 % was in Ierland, Italië, Griekenland, Kroatië, Cyprus, Roemenië, Polen en Spanje.

De laagste percentages van weduwen/weduwnaars en gescheiden personen die niet waren hertrouwd noch een andere vorm van partnerschap waren aangegaan, werden genoteerd in heel Ierland en Malta, evenals sommige delen van Zuid-Italië en de Franse overzeese gebieden. Guyana (2,9 %) heeft het laagste aandeel van de NUTS 3-regio's, terwijl drie Ierse regio's (met inbegrip van de hoofdstad Dublin) en beide Maltese regio's meldden dat 5 à 6 % van hun bevolking bestond uit weduwen/weduwnaars of gescheiden personen die niet waren hertrouwd noch een andere vorm van partnerschap waren aangegaan. In Italië waren de regio's met de kleinste aandelen (minder dan 8 %) Bari, Barletta-Andria-Trani en Foggia in Apulië, Caserta en Napels in Campania, en Crotone in Calabrië.

Het is interessant om op te merken dat hoewel een groot deel (ruim 40 %) van de bevolking in de hoofdstedelijke regio's Groot Amsterdam, Byen København en het arrondissement Brussel-Hoofdstad alleen woont, geen van deze hoofdsteden werd gekenmerkt door een bijzonder hoog aandeel van weduwen/weduwnaars of gescheiden personen die niet waren hertrouwd noch een andere vorm van partnerschap waren aangegaan. Dit zou betekenen dat een relatief groot aandeel van jongere personen in de Belgische, Deense en Nederlandse hoofdsteden alleen woonde, wellicht als gevolg van onderwijsmogelijkheden en werkgelegenheid in deze steden.

Gezinnen

Dit gedeelte bevat informatie over de structuur van verschillende soorten gezinseenheden. Het huwelijk blijft de populairste gezinseenheid, hoewel het aantal echtscheidingen in de EU sterk is toegenomen en de gemiddelde leeftijd waarop mensen gaan trouwen is gestegen. Dit komt omdat een toenemend aandeel van jonge mensen hun volwassen leven beginnen met alleen- of samenwonen, in plaats van het ouderlijk huis te verlaten wanneer ze gaan trouwen. Hoewel het huwelijk nog altijd een algemeen instituut is, wonen minder mensen in het traditionele "kerngezin" (bestaande uit een man en vrouw met kinderen), aangezien geregistreerde partnerschappen, samenwonende partners en eenoudergezinnen goed zijn voor een steeds groter aandeel van de gezinnen.

Eenoudergezinnen

In 2011 waren er 15,5 miljoen eenoudergezinnen met ten minste één inwonend kind jonger dan 25 jaar; dit komt overeen met 11,0 % van alle gezinnen in de EU-28. Veel hoofdsteden en andere grote verstedelijkte gebieden in de EU werden gekenmerkt door een betrekkelijk hoog percentage eenoudergezinnen.

DE REGIO'S VOOR HET VOETLICHT GEBRACHT

Pinhal Interior Sul, Portugal

PT166 Egitaniense Wikicommons Isna de Oleiros.jpg


In ongeveer 11,0 % van alle gezinseenheden met thuiswonende kinderen onder de leeftijd van 25 jaar was de ouder alleenstaand. Het laagste aandeel van alleenstaande ouders werd geregistreerd in de binnenlandse, centrale Portugese regio Pinhal Interior Sul, waar eenoudergezinnen 4,2 % van het totale aantal gezinnen met kinderen uitmaakten.

©: Egitaniense / Wikimedia Commons

In Roemenië was in een op de vier eenoudergezinnen de ouder een vader

In Estland was in minder dan 1 op 10 (8,8 %) eenoudergezinnen met ten minste één inwonend kind van jonger dan 25 jaar de ouder een vader; dit was het laagste aandeel van de EU-lidstaten. Een betrekkelijk klein aandeel (minder dan 12 %) van de eenoudergezinnen in Cyprus, Ierland en Polen had een alleenstaande vader.

Daarentegen maakten in Roemenië de eenvadergezinnen met ten minste één inwonend kind jonger dan 25 jaar een op de vier (25,3 %) eenoudergezinnen uit; dit was het hoogste percentage in de EU. In Bulgarije, Spanje, Finland en Zweden was het aandeel van alleenstaande vaders ook betrekkelijk hoog.

In Letland was meer dan een op de vijf gezinnen een eenoudergezin

In 2011 werd het hoogste aandeel van eenoudergezinnen geregistreerd in de Baltische lidstaten, met respectievelijk 16,1 % en 16,8 % van alle gezinnen in Estland en Litouwen, en maar liefst 21,9 % in Letland. De daaropvolgende hoogste aandelen van eenoudergezinnen werden geregistreerd in Slovenië en het Verenigd Koninkrijk, waar iets minder dan 15 % van alle gezinnen een alleenstaande moeder of vader had.

Daarentegen maakten eenoudergezinnen met ten minste één inwonend kind jonger dan 25 jaar minder dan 7 % van alle gezinnen in Cyprus en Griekenland uit, en eveneens een betrekkelijk laag aandeel van de gezinnen (minder dan 10 %) in drie andere zuidelijke EU-lidstaten, te weten Italië, Portugal en Spanje. Het aandeel eenoudergezinnen bedroeg ook minder dan 10 % in de oostelijke lidstaten van Bulgarije, Kroatië en Roemenië, evenals in de buurlanden Duitsland en Nederland.

De hoogste aandelen van eenoudergezinnen waren onder meer te vinden in en rond de grote verstedelijkte gebieden ...

Binnen de EU-lidstaten waren er bijzonder grote verschillen met betrekking tot het aandeel van eenoudergezinnen in elke NUTS 3-regio. In 2011 werden de hoogste percentages van de eenoudergezinnen met ten minste één geregistreerde kind jonger dan 25 jaar geregistreerd in alle Letse regio's, de vier Franse overzeese gebieden, evenals sommige stedelijke regio's in het Verenigd Koninkrijk (de hoogste aandelen werden geregistreerd in Belfast, Inner London - Oost, Liverpool, Glasgow City, Nottingham en Birmingham). Het aandeel van eenoudergezinnen was ook ten minste 18 % (zoals blijkt uit de donkerste kleur in kaart 4) in de Litouwse hoofdstad Vilniaus apskritis en in vier Belgische regio's, namelijk het arrondissement Brussel-Hoofdstad en de drie Waalse regio's Bergen, Charleroi en Luik.

... terwijl de laagste aandelen over het algemeen werd geregistreerd in landelijke en dunbevolkte gebieden

Daarentegen waren eenoudergezinnen goed voor een relatief laag aandeel van alle gezinnen in elk van de Griekse regio's; het hoogste aandeel werd geregistreerd in de hoofdstedelijke regio Attiki, met 8,1 %. Een meerderheid van de EU-regio's waar eenoudergezinnen goed waren voor minder dan 6 % van alle gezinnen (zoals blijkt uit de lichtste kleur in kaart 4) was Grieks. Dit gold ook voor twee regio's in het zuiden van Bulgarije (Kardzhali en Smolyan), één Duitse regio (Eichstätt in Beieren), twee regio's in Italië (Agrigento op Sicilië en Barletta-Andria-Trani in Puglia), één regio in het oosten van Nederland (Achterhoek), en vier relatief afgelegen en dunbevolkte regio's in Noord- en Midden-Portugal (Alto Trás-os-Montes, Pinhal Interior Sul, Serra da Estrela en Beira Interior Norte).

Definitie van de term gezin

Een "gezinskern" wordt voor de volks- en woningtelling gedefinieerd als twee of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde huishouden en die verwant zijn als man en vrouw, als partners in een geregistreerd partnerschap, als samenwonende partners of als ouder en kind.

Voor dit artikel worden gezinnen dus gedefinieerd als bestaande uit:

  • paren zonder kinderen;
  • paren met een of meer kinderen; en
  • alleenstaande ouders met een of meer kinderen.

Als zodanig is het concept gezin beperkt voor zover het alleen rechtstreekse (eerste graad) relaties tussen ouders en kinderen omvat.

Onder kind wordt verstaan een biologische of geadopteerde zoon of dochter of stiefzoon- of dochter (ongeacht leeftijd) die zijn of haar gewone verblijfplaats in het huishouden van ten minste één van de ouders heeft en die geen partner of eigen kinderen in hetzelfde huishouden heeft. Ten behoeve van de volkstelling beschouwt een kind dat wisselt tussen twee huishoudens (bijvoorbeeld als zijn ouders gescheiden zijn) het huishouden waar hij het grootste deel van zijn tijd verblijft als zijn "gewone huishouden". Een zoon of dochter die met een echtgeno(o)t(e), met een geregistreerde partner, met een samenwonende partner of met een of meer eigen kinderen woont, wordt niet als kind beschouwd.

Voor meer informatie zie: Verordening (EG) nr. 1201/2009 van de Commissie

Gehuwde paren

Hoewel in de EU het huwelijk minder vaak voorkomt, blijft het een wijdverbreid instituut. In 2011 bestond ongeveer 71,2 % van alle gezinnen in de EU-28 uit gehuwde paren. Met andere woorden, geregistreerde partnerschappen, samenwonende partners en eenoudergezinnen waren goed voor iets meer dan een kwart (28,8 %) van alle gezinskernen.

Het huwelijk is in veel mediterrane regio's nog steeds een algemeen instituut

Kaart 5 laat zien hoe algemeen het huwelijk was in NUTS 3-regio's. De hoogste aandelen van gehuwde paren in het totale aantal gezinnen werden vaak geregistreerd in de regio's waar eenoudergezinnen relatief zeldzaam waren. De donkerste kleur op de kaart toont de regio's waar ten minste vier van de vijf families waren samengesteld uit gehuwde personen (met of zonder kinderen). Deze regio's zijn verspreid over een aantal mediterrane regio's, waaronder Cyprus, alle Griekse regio's (met uitzondering van de hoofdstedelijke regio Attiki), het grootste deel van de kust van Kroatië en Zuid-Italië, de Maltese eilanden Gozo en Comino, en Jaén in Zuid-Spanje. Gehuwde paren waren ook goed voor ten minste 80 % van alle gezinnen in verschillende gebieden in het binnenland van Noord- en Midden-Portugal, een aantal relatief landelijke regio's in Duitsland, veel van Bulgarije en Roemenië, en de regio Rybnicki in het zuiden van Polen.

Daarentegen waren er vijf regio's in de EU-28 waar minder dan de helft van alle gezinnen was samengesteld uit gehuwde paren. Drie van deze waren Franse overzeese gebieden: Guyane, aan de Atlantische kust van Zuid-Amerika registreerde veruit het laagste aandeel van 27,8 %. De andere twee regio's waar gehuwde paren minder dan de helft van alle gezinnen uitmaakten, lagen beide in het Verenigd Koninkrijk, namelijk, Inner London - Oost (46,8 %) en het centrum van Glasgow (49,4 %). Overigens was het huwelijk ook vrij ongebruikelijk in verhouding tot andere soorten van gezinsvorming in de Baltische lidstaten en de noordelijke helft van Zweden, en dit was ook in mindere mate het geval in een groot deel van Finland, Zuid-Zweden, verschillende regio's in Denemarken , Nederland en (zuidelijk) België, het grootste deel van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, evenals een cluster van regio's in Slovenië, het zuiden van Oostenrijk en Hongarije.

Definitie van paren

De definitie van het begrip paar, ten behoeve van de volks- en woningtelling, betreft:

  • gehuwde paren;
  • paren in een geregistreerde partnerschap;
  • paren die als partners samenwonen.

Een paar wordt gevormd wanneer twee personen (ongeacht hun geslacht) samenwonen als een gehuwd paar, in een geregistreerd partnerschap, of als samenwonende partners (dit laatste betreft de situatie waarin twee personen deel uitmaken van hetzelfde huishouden, een soortgelijke relatie als in een huwelijk hebben en niet met elkaar gehuwd zijn of een geregistreerde partnerschap met elkaar hebben).

In veel EU-lidstaten zijn wetten vastgesteld ter erkenning van partnerschappen, samenwonende partners en huwelijken van paren van hetzelfde geslacht. Opgemerkt wordt dat de gepresenteerde gegevens betrekking hebben op de situatie vanaf 2011 en dat er in sommige EU-lidstaten wijzigingen in de wetgeving sinds deze datum hebben plaatsgevonden die resulteren in een breder scala van wettelijk erkende partnerschappen voor paren.

Voor meer informatie zie: Verordening (EG) nr. 1201/2009 van de Commissie

Afbeelding 4 geeft een beperktere analyse op basis van de mensen die als paar leven, een enger begrip dan dat van het gezin (omdat alleenstaande ouders zijn uitgesloten). Zij toont de regio's waar de drie soorten paren — gehuwde paren, geregistreerde partnerschappen en samenwonende partners — goed waren voor het hoogste percentage van alle paren; opgemerkt wordt dat de gepresenteerde gegevens geen rekening houden met het relatieve belang van paren in de totale bevolking.

Een relatief hoog percentage van de paren in de Scandinavische en Baltische lidstaten kozen ervoor als partners samen te wonen

De hoogste percentages van paren die als partners samenwonen, waren over het algemeen te vinden in de Baltische en Scandinavische lidstaten. In 2011 woonde ruim een derde van alle paren samen als partners in verscheidene Estse en Zweedse regio's, evenals de Deense hoofdstad Byen København. Dit was ook het geval in de Spaanse eilandregio Fuerteventura en het Franse overzeese grondgebied Guyana, die de enige NUTS 3-regio was die meldde dat een meerderheid van de paren, ongeveer 55,4 % als partners samenwoonde.

Het hoogste percentage van geregistreerde partnerschappen werd geregistreerd in de Belgische regio's, allemaal in Wallonië. Belgische geregistreerde partnerschappen (wettelijke samenwoning) kunnen worden gevormd door paren van gelijk geslacht, paren van verschillend geslacht, evenals personen die ervoor kiezen buiten een seksuele relatie samen te leven (bijvoorbeeld familieleden). Drie regio's in de Ardennen — Marche-en-Famenne, Neufchâteau en Dinant — registreerden de hoogste aandelen van geregistreerde partnerschappen met iets meer dan 8 %.

Het relatieve belang van het huwelijk als instituut weerspiegelt tot op zekere hoogte de alternatieven voor paren om zich te verenigen in een andere vorm van partnerschap, evenals culturele verschillen. Een overgrote meerderheid van de paren in veel Griekse en Poolse regio's was gehuwd, waarbij het aandeel van gehuwde paren opliep tot meer dan 99 % in de drie zuidoostelijke Poolse regio's Krośnieński, Nowosądecki en Tarnowski.

Paren met kinderen

Afbeelding 5 geeft een analyse van gehuwde paren en geregistreerde partnerschappen met ten minste één inwonend kind jonger dan 25. De twee delen van de afbeelding tonen de regionale verschillen voor deze subgroepen van de bevolking in verhouding tot hun aandeel in het totale aantal gezinnen.

Het huwelijk was nog steeds de meest voorkomende vorm van gezinseenheid voor het opvoeden van kinderen

In 2011 waren gehuwde paren met ten minst één kind goed voor 33,2 % van alle gezinnen in de EU-28, dit was meer dan vijf keer zo hoog als het aandeel voor paren die samenwonen met ten minste één kind (5,6 % van alle gezinnen).

Hoewel er een toename was van het percentage van buiten het huwelijk geboren kinderen is het huwelijk nog steeds de meest voorkomende vorm van gezinseenheid voor het opvoeden van kinderen. In 2011 waren gehuwde paren met ten minste één inwonend kind goed voor meer dan 40 % van alle gezinnen in Polen, Luxemburg, Kroatië, Ierland, Malta en Cyprus (waar het hoogste aandeel van 45,5 % werd gemeld). Daarentegen waren samenwonende paren met ten minste één inwonend kind goed voor meer dan 10 % van alle gezinnen in Frankrijk, Zweden en Estland, evenals in IJsland en Noorwegen. In Estland waren gehuwde paren met ten minste één kind goed voor 1,7 keer zoveel gezinnen als samenwonende paren met ten minste één kind, deze verhouding was ook relatief laag in Zweden, Frankrijk, Bulgarije, Slovenië, Finland, Letland en Denemarken. Daarentegen waren er in Griekenland honderd keer zo veel gehuwde paren met minstens één kind dan samenwonende paren met ten minste één kind, terwijl deze ratio iets meer dan dertig was in Cyprus en Malta.

Blijkens afbeelding 5 was er een gemengd patroon met betrekking tot het opvoeden van kinderen in de hoofdstedelijke regio's. In de hoofdstedelijke regio's van de EU-lidstaten waar het huwelijk een relatief algemeen instituut bleef (bijvoorbeeld Italië en Portugal), lag het aandeel van gehuwde paren met ten minste één inwonend kind dichtbij of onder het landelijk gemiddelde. Daarentegen lag in de EU-lidstaten waar het huwelijk een relatief minder algemeen instituut is (zoals Frankrijk en Zweden), in de hoofdstad het aandeel van gehuwde paren met ten minste één inwonend kind boven het landelijk gemiddelde.

Gegevensbronnen en -beschikbaarheid

Volks- en woningtellingen worden over het algemeen één keer per tien jaar uitgevoerd in de EU-lidstaten. De hier gepresenteerde informatie is gebaseerd op de gegevens die door de lidstaten zijn verzameld voor de EU-volkstellingsgegevens van 2011; er zijn geen vergelijkingen gemaakt met de resultaten van de vorige volkstellingen.

In de breedste zin zijn volks- en woningtellingen bedoeld om het gehele bevolkings- en woningenbestand van een bepaald gebied te tellen. Ze worden ook gebruikt om informatie te verzamelen over de belangrijkste kenmerken van personen, gezinnen, huishoudens en de woningen waarin zij leven, met andere woorden, een reeks van geografische, demografische, sociale en economische gegevens. Traditioneel werd een telling uitgevoerd als een huis-aan-huistelling van personen in elke woning. In de afgelopen decennia zijn veel EU-lidstaten echter overgestapt van een enkele verzameling van bevolkingsgegevens naar volkstellingsstatistieken op basis van administratieve gegevensbronnen en steekproefenquêtes.

Een volkstelling biedt de mogelijkheid om een volledig en accuraat beeld te verkrijgen van het bevolkings- en woningenbestand. Het is een grote onderneming die een unieke bron van gegevens oplevert die van grote waarde is voor beleidsontwikkeling omdat vergelijkbare gegevens worden verzameld voor kleine gebieden (gemeenten) die kunnen worden samengevoegd tot regionale, nationale en internationale totaalcijfers. De resultaten van volks- en woningtellingen zijn in feite uniek omdat ze informatie tot op het niveau van individuele gemeenten opleveren, en tevens een middel bieden om kruistabellen van verschillende variabelen te produceren.

Een groot deel van de gepresenteerde informatie is gebaseerd op het begrip "gewone verblijfplaats", wat verwijst naar de plaats waar een persoon gewoonlijk zijn dagelijkse rustperiode doorbrengt, ongeacht tijdelijke afwezigheid in verband met recreatie, vakantie, vrienden- en familiebezoek, zakenreizen, medische behandelingen of bedevaarten. Mensen hebben hun "gewone verblijfplaats" in een regio als zij er gedurende een ononderbroken periode van ten minste 12 maanden voorafgaand aan de referentieperiode van de volks- en woningtelling hebben gewoond, of als ze zijn gearriveerd gedurende de periode van 12 maanden voorafgaand aan de volkstelling en ze aangeven van plan te zijn ten minste een jaar te blijven.

Opmerking: de EU-28-totaalcijfers in dit artikel zijn opgebouwd uit nationale totaalcijfers die zijn verkregen uit de volks- en woningtelling. Als zodanig weerspiegelen ze geen specifieke referentiedatum, maar zijn ze veeleer gebaseerd op de referentieperiode die in elke EU-lidstaat voor de volkstelling is vastgesteld.

De Census Hub (volkstellingsdatabase) — online toegang tot bijna een miljard gegevenspunten

Voor de volks- en woningtelling was uitgebreide planning en nauwe samenwerking tussen Eurostat en de nationale statistische instanties nodig, en deze is ontworpen om een zo breed mogelijk gebruik van deze statistieken als belangrijke bron voor Europese sociale statistieken te vergemakkelijken. Met het oog hierop heeft Eurostat de Census Hub ontwikkeld, een online toepassing die toegang biedt tot de gegevens van de volkstellingen die werden uitgevoerd in 32 Europese landen.

Census hub screenshot.jpg

De Census Hub biedt mensen een mogelijkheid om meer te weten te komen over de plaats waar ze wonen, op nationaal of regionaal niveau of voor een bepaalde stad of gemeente.

De Census Hub is een enkel toegangspunt tot gegevens van de volks- en woningtelling die zijn opgeslagen in elke EU-lidstaat en elk EVA-land. Met de interface kunnen gebruikers de extractie van gegevens voor hun eigen doeleinden definiëren, met vermelding van de kruistabellen die moeten worden geproduceerd uit de gedetailleerde gegevensreeksen die worden bewaard door elke nationale statistische instantie. Iedereen kan de Census Hub gratis via het internet raadplegen; het is een gebruiksvriendelijk, veelzijdig middel dat toegang biedt tot bijna een miljard gegevenspunten van 125 000 verschillende gemeenten.

Eurostat zal een publicatie uitgeven op basis van een uitgebreide selectie van gegevens uit de volks- en woningtelling; deze wordt in de tweede helft van 2015 gepubliceerd.

De Census Hub is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/CensusHub2

Rechtsgrondslag

Voor de volkstelling van 2011 heeft de Europese wetgeving een gedetailleerde reeks van geharmoniseerde gegevens bepaald die in elke EU-lidstaat moeten worden verzameld, gebaseerd op de internationale richtlijnen en aanbevelingen opgesteld door de Verenigde Naties, Eurostat en elke nationale statistische instantie.

Verordening (EG) nr. 763/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende volks- en woningtellingen geeft een overzicht van de te verzamelen thema's, de te gebruiken transmissieprocedures en de voor de volkstelling uit te voeren kwaliteitsbeoordelingen. De verordening had echter veeleer betrekking op de harmonisering van output, in plaats van de input, en elke EU-lidstaat kon zelf beoordelen hoe de telling werd verricht en welke gegevensbronnen, methoden en technologie het geschiktst waren. Daarentegen moest aan bepaalde voorwaarden worden voldaan om de doelstelling van vergelijkbare gegevens te bereiken en deze werden beschreven in een reeks uitvoeringsbesluiten. Verordening (EG) nr. 1201/2009 van de Commissie bevat definities en technische specificaties voor de nodige thema's (variabelen) en onderverdelingen (bijvoorbeeld classificaties van locatie, geslacht, burgerlijke staat en beroep) van de volkstelling; Verordening (EU) nr. 519/2010 van de Commissie geeft nadere informatie over de te gebruiken gegevensuitvoer om gegevens aan de Europese Commissie te verzenden teneinde te voldoen aan een bepaald programma van statistische gegevens (tabellen), terwijl Verordening (EU) nr. 1151/2010 van de Commissie wetten vaststelt ten behoeve van de transmissie van een kwaliteitsrapport met een systematische beschrijving van de gebruikte gegevensbronnen en de kwaliteit van de resultaten van de volkstelling. Meer informatie over de rechtsgrondslag voor de volkstelling is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/eurostat/web/population-and-housing-census/legislation.

Regionale bevolkingsstatistieken

Hoewel ze in deze editie van het regionale jaarboek van Eurostat niet worden getoond, verzamelt Eurostat een breed scala aan regionale bevolkingsstatistieken: deze omvatten gegevens over bevolkingsaantallen en diverse demografische gebeurtenissen die van invloed zijn op de omvang, structuur en specifieke kenmerken van de bevolking. Deze gegevens kunnen worden gebruikt bij diverse activiteiten op het gebied van planning, monitoring en evaluatie voor verscheidene activiteiten op het gebied van sociaaleconomisch beleid, voor bijvoorbeeld:

  • het analyseren van de vergrijzing en haar gevolgen voor duurzaamheid en welzijn;
  • het evalueren van de economische effecten van demografische veranderingen;
  • het berekenen van verhoudingen en indicatoren per inwoner, zoals het regionale BBP per hoofd van de bevolking, die kunnen worden gebruikt voor de toewijzing van structuurfondsen aan de economisch minder ontwikkelde regio's;
  • het ontwikkelen en monitoren van immigratie- en asielsystemen.

De rechtsgrondslag voor het verzamelen van de bevolkingsstatistieken wordt gevormd door Verordening ((EU) nr. 1260/2013 van het Parlement en de Raad betreffende de Europese bevolkingsstatistieken en door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 205/2014. Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad stelt wetgeving vast voor het verzamelen van communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming, samen met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 351/2010. Voor meer informatie, zie de speciale sectie op de website van Eurostat.

Statistieken over de bevolkingsontwikkeling en de bevolkingsstructuur worden in toenemende mate gebruikt om beleidsvorming te ondersteunen en om demografisch gedrag te volgen in een politieke, economische, sociale en culturele context. Het Europees Parlement heeft een resolutie aangenomen over "demografische veranderingen en de gevolgen daarvan voor het toekomstig cohesiebeleid van de EU" (2013/C 153 E/02) waarin werd onderstreept dat de demografische ontwikkelingen in de regio's statistisch moeten worden gemeten en benadrukte dat de demografische veranderingen moeten worden beschouwd als een allesoverkoepelende doelstelling in het toekomstige cohesiebeleid.

Context

Demografische veranderingen in de EU zijn in de komende decennia waarschijnlijk van groot belang, aangezien het overgrote deel van de modellen voor de toekomstige demografische ontwikkelingen suggereert dat de EU-bevolking steeds ouder zal worden als gevolg van aanhoudend lage vruchtbaarheidscijfers en een langere levensduur.

Hoewel migratie een belangrijke rol speelt in de populatiedynamiek van de EU-lidstaten, zal migratie alleen de aanhoudende ontwikkeling van de vergrijzing, die in vele delen van de Europese Unie wordt ervaren, hoogstwaarschijnlijk niet kunnen doorbreken.

De sociale en economische consequenties die verband houden met de vergrijzing kunnen diepgaande gevolgen hebben voor de EU, zowel op nationaal als op regionaal niveau. Lage vruchtbaarheidscijfers zullen bijvoorbeeld leiden tot een vermindering van het aantal studenten in het onderwijs, waardoor er minder beroepsgeschikte mensen zullen zijn om de rest van de bevolking te ondersteunen, en tot een toename van het aantal ouderen (waarvan sommigen speciale infrastructuur, gezondheidszorg en aangepaste huisvesting nodig zullen hebben). Deze structurele demografische veranderingen kunnen gevolgen hebben voor de slagkracht van regeringen om belastingen te verhogen, hun eigen financiën in evenwicht te brengen of toereikende pensioenen en gezondheidszorg te bieden.

De regio's die volgens prognoses voor de grootste demografische uitdagingen staan, zijn onder meer perifere, plattelands- en postindustriële gebieden, waar de bevolking dreigt te dalen. De regionale dimensie van demografische verandering is met name zichtbaar door:

  • een oost-west-effect, waarbij veel van de lidstaten die sinds 2004 tot de EU zijn toegetreden nog steeds een inhaalslag moeten leveren;
  • een noord-zuid-effect, waarbij er vaak aanzienlijke verschillen zijn tussen de mediterrane regio's en de meer gematigde regio's in het noorden en westen van de EU;
  • een tegenstelling tussen stad en platteland, waarbij de meeste stedelijke gebieden nog steeds bevolkingsgroei melden, terwijl in veel plattelandsgebieden het aantal inwoners die hun er hun gewone verblijfsplaats hebben, afneemt;
  • een hoofdstedelijk effect, waarbij hoofdsteden en sommige omliggende regio's (bijvoorbeeld rond de grotere steden Parijs en Londen) een aantrekkingskracht hebben die verband houdt met toegenomen werkgelegenheid;
  • verschillende voorbeelden van regionale verschillen op nationaal niveau, die mogelijk impact kunnen hebben op regionaal concurrentievermogen en regionale cohesie, bijvoorbeeld in Duitsland en Turkije (tussen de regio's in het oosten en die in het westen) of in Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk (tussen de regio's in het noorden en die in het zuiden).

Beleidsontwikkeling

Het is niet verwonderlijke dat beleidsmakers die zich zorgen maken over de toekomstige demografische ontwikkelingen een scala van onderwerpen hebben aangepakt. De Europese Commissie heeft een mededeling (COM(2006) 571), getiteld "‘De demografische toekomst van Europa: probleem of uitdaging?", goedgekeurd, waarin vijf belangrijke beleidsreacties naar voren worden gehaald:

  • het bevorderen van demografische vernieuwing door betere omstandigheden voor gezinnen en een verbetering van de verzoening van beroeps- en gezinsleven;
  • het stimuleren van werkgelegenheid door voor meer banen en een langer en beter werkzaam leven te zorgen;
  • een productievere en dynamischere EU die de productiviteit en economische prestaties verhoogt door te investeren in onderwijs en onderzoek;
  • Europa klaarmaken voor de opvang en integratie van migranten;
  • het zorgen voor duurzame overheidsfinanciën om adequate pensioenen, sociale zekerheid, gezondheidszorg en langdurige zorg te waarborgen.

Europa 2020

Bovendien hebben de meeste van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie ook betrekking op de demografische uitdagingen, en in het bijzonder de vergrijzing. Het vlaggenschipinitiatief Innovatie-Unie biedt een mogelijkheid om de publieke en private actoren op verschillende regionale niveaus samen te brengen om diverse uitdagingen aan te pakken; in 2011 werd een Europees innovatiepartnerschap inzake actief en gezond ouder worden gelanceerd: het heeft ten doel de gemiddelde gezonde levensduur van Europeanen in 2020 te verhogen met twee jaar. Een ander vlaggenschipinitiatief, de digitale agenda, bevordert de digitale geletterdheid en toegankelijkheid voor ouderen, terwijl een EU -agenda voor nieuwe vaardigheden en banen een langer beroepsleven bevordert door middel van een leven lang leren en het bevorderen van gezond en actief ouder] worden. Ten slotte heeft het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting betrekking op de toereikendheid en duurzaamheid van de sociale bescherming en pensioensystemen en op de noodzaak om te zorgen voor passende inkomensondersteuning op hoge leeftijden en toegang tot zorgstelsels.

Migratie

In mei 2015 heeft de Europese Commissie een Europese agenda inzake migratie gepresenteerd met onmiddellijke maatregelen om te reageren op de toestroom van migranten en asielzoekers in het Middellandse Zeegebied, evenals een aantal beleidsopties voor het langetermijnbeheer van de migratie naar de EU. De agenda erkent de behoefte om te reageren op humanitaire uitdagingen, maar wil het aantal terugkerende irreguliere migranten verhogen en tegelijk het recht om asiel te zoeken handhaven.

De agenda stelt vier niveaus van actie voor EU-migratiebeleid vast, te weten:

  • een nieuw beleid voor legale migratie — het handhaven van de EU als een aantrekkelijke bestemming voor migranten, met name door het herprioriteren van het migrantenintegratiebeleid, het beheer van migratie door middel van dialoog en samenwerking met derde landen, en het moderniseren van de blauwekaartregeling voor hoogopgeleiden uit derde landen;
  • het verminderen van prikkels voor illegale migratie — door middel van het versterken van de rol van Frontex, in het bijzonder met betrekking tot terugkerende migranten;
  • grensbeheer — helpen om het vermogen van derde landen te versterken om hun grenzen te beheren;
  • een sterk gemeenschappelijk asielbeleid — om te zorgen voor een volledige en samenhangende uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

Zie ook

Meer informatie van Eurostat

Datavisualisatie

Publicaties

Hoofdtabellen

regionale bevolkingsstatistieken (t_reg_dem)

Ruwe cijfers van bevolkingsverandering per NUTS 2-regio (tgs00099)
Jaarlijkse gemiddelde bevolking (1 000) per NUTS 2-regio (tgs00001)
Bevolkingsdichtheid per NUTS 2-regio (tgs00024)
Totaal en landoppervlak per NUTS 2-regio (tgs00002)
Bevolking per 1 januari per NUTS 2-regio (tgs00096)

Databank

volkstelling 2011 (cens_11r)
Regionale demografische statistieken (reg_dem)
Bevolking en gebied (reg_dempoar)
Vruchtbaarheid (reg_demfer)
Sterftecijfer (reg_demmor)
Volkstelling: Regionale volkstelling 2001 (reg_demcens)
Regional data (demopreg)

Speciale sectie

Methodologie / Metadata

  • Volkstelling 2011 (ESMS metadata bestand— cens_11r) (in het Engels)
  • Bevolking (ESMS metadata bestand — demo_pop_esms) (in het Engels)

Brongegevens voor de tabellen, afbeeldingen en kaarten (MS Excel)

Externe links