Statistics Explained

Archive:BBP op regionaal niveau

Revision as of 16:57, 13 November 2015 by EXT-A-Redpath (talk | contribs)
Gegevens van mei 2015. Meest recente gegevens: Meer informatie van Eurostat, Hoofdtabellen en Databank. Geplande update van het artikel: november 2016.

Kaarten kunnen op interactieve wijze worden bekeken met de Eurostat Statistical Atlas (in het Engels) (zie Gebruikershandleiding (in het Engels)).

Kaart 1: Bruto binnenlands product (BBP) per inwoner, in koopkrachtstandaard (KKS), per NUTS 2-regio, 2013 (¹)
(in % van het EU-28-gemiddelde, EU-28 = 100)
Bron: Eurostat (nama_10r_2gdp) en (nama_10_pc)
Afbeelding 1: Regionale verschillen in bruto binnenlands product (BBP) per inwoner, in koopkrachtstandaard
(KKS), per NUTS 2-regio, 2013 (¹)
(in % van het EU-28-gemiddelde, EU-28 = 100)
Bron: Eurostat (nama_10r_2gdp) en (nama_10_pc)
Kaart 2: Verandering van het bruto binnenlands product (BBP) per inwoner, in koopkrachtstandaard (KKS), per NUTS 2-regio, 2008–2013 (¹)
(verschil in procentpunten tussen 2013 en 2008; ten opzichte van het EU-28-gemiddelde)
Bron: Eurostat (nama_10r_2gdp) en (nama_10_pc)
Kaart 3: Aandeel van de landbouw, bosbouw en visserij (NACE-sectie A) in totale bruto toegevoegde waarde, per NUTS 2-regio, 2012 (¹)
(in % van het EU-28-gemiddelde, EU-28 = 100)
Bron: Eurostat (nama_10r_3gva) en (nama_10_a10)
Kaart 4: Aandeel van industrie (NACE-secties B–E) in totale bruto toegevoegde waarde, per NUTS 2-regio, 2012 (¹)
(in % van het EU-28-gemiddelde, EU-28 = 100)
Bron: Eurostat (nama_10r_3gva) en (nama_10_a10)
Kaart 5: Aandeel van de bouw (NACE-sectie F) in totale bruto toegevoegde waarde, per NUTS 2-regio, 2012 (¹)
(in % van het EU-28-gemiddelde, EU-28 = 100)
Bron: Eurostat (nama_10r_3gva) en (nama_10_a10)
Kaart 6: Aandeel van de marktdiensten (NACE-secties G–N) in totale bruto toegevoegde waarde, per NUTS 2-regio, 2012 (¹)
(in % van het EU-28-gemiddelde, EU-28 = 100)
Bron: Eurostat (nama_10r_3gva) en (nama_10_a10)
Kaart 7: Aandeel van openbaar bestuur en openbare dienstverlening, kunst, amusement en recreatie, reparatie van consumentenartikelen en andere diensten (NACE-secties O–U) in totale bruto toegevoegde waarde, per NUTS 2-regio, 2012 (¹)
(in % van het EU-28-gemiddelde, de EU-28 = 100)
Bron: Eurostat (nama_10r_2gdp) en (nama_10_pc)
Kaart 8: Bruto toegevoegde waarde per werknemer, per NUTS 2-regio, in 2013 (¹)
(in % van het EU-28-gemiddelde, EU-28 = 100)
Bron: Eurostat (nama_10r_3gva), (nama_10r_3empers), (nama_10_a10) en (nama_10_a10_e)

Dit artikel maakt deel uit van een set van statistische artikelen (in het Engels) op basis van de publicatie van het regionaal jaarboek van Eurostat. Het bevat een regionale analyse van de economische ontwikkelingen in de Europese Unie (EU): het eerste deel is gebaseerd op het bruto binnenlands product (BBP), de belangrijkste maatstaf voor het onderzoeken van economische ontwikkeling en groei; het tweede geeft een regionale analyse van de bruto toegevoegde waarde per activiteit (zoals gedefinieerd in termen van NACE); het artikel sluit af met een korte analyse van de arbeidsproductiviteit (hier gedefinieerd als de bruto toegevoegde waarde per werknemer).

Regionale rekeningen dienen als basis voor de toewijzing van middelen in het kader van het cohesiebeleid van de EU. Elke regio van de EU valt onder het cohesiebeleid: toch zijn de meeste structuurfondsen gericht op NUTS 2-regio's met een BBP per hoofd van de bevolking van minder dan 75 % van het EU-28-gemiddelde. De toewijzing van middelen uit het cohesiefonds is momenteel gebaseerd op een besluit met betrekking tot het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking gedurende de driejarig periode 2007-2009; meer informatie is te vinden in een artikel over regionaal beleid en de Europa 2020-strategie (in het Engels).

Belangrijkste statistische bevindingen

Het BBP tegen marktprijzen in de EU-28 werd gewaardeerd op 13,5 biljoen EUR in 2013, wat gelijk stond aan een gemiddeld niveau van ongeveer 26 600 KKS per hoofd van de bevolking.

Regionaal BBP per hoofd van de bevolking

Kaart 1 toont het BBP per hoofd van de bevolking in 2013 voor de NUTS 2-regio's, waarbij de waarde voor elke regio wordt uitgedrukt als een percentage van het EU-28-gemiddelde (100 %). Het is een weergave van de relatief "rijke" regio's (in het groen), waar het BBP per hoofd van de bevolking boven het EU-gemiddelde lag, en van de relatief "arme" regio's (in het rood). De kaart toont een duidelijke scheidslijn tussen oost en west. Dit patroon is echter minder uitgesproken dan bijna een decennium geleden — toen de EU haar grootste uitbreiding onderging met de toetreding van tien nieuwe lidstaten — als gevolg van twee belangrijke factoren:

  • een geleidelijk proces van economische convergentie, als gevolg van een relatief snelle groei in de minder ontwikkelde regio's;
  • de financiële en economische crisis, die een aanzienlijke invloed heeft gehad op de economische prestaties van de meeste EU-lidstaten.


DE REGIO'S VOOR HET VOETLICHT GEBRACHT

Mazowieckie, Polen

PL12 itsmejust shutterstock 213308143.jpg

De snelste economische groei in de periode 2008–2013 in de NUTS 2-regio's van de EU werd opgetekend in de Poolse regio Mazowieckie, dat de hoofdstad Warschau omvat. Het BBP per hoofd van de bevolking in Mazowieckie bedroeg ongeveer vier vijfde van het EU-28-gemiddelde in 2008, maar steeg tot 7,1 % boven het EU-28-gemiddelde in 2013.

©: Itsmejust / Shutterstock.com

Veel regio's in het oosten van de EU, met name hoofdstedelijke regio's, zagen in feite een stijging van hun BBP per hoofd van de bevolking (gecorrigeerd voor verschillen in prijsniveaus) in absolute termen en in verhouding tot het EU-28-gemiddelde. Daarentegen heeft de impact van de crisis geleid tot een daling van het BBP per hoofd van de bevolking tot onder het EU-28-gemiddelde in alle regio's van Griekenland, Cyprus (een enkele regio op dit analyseniveau), Zuid-Italië, een groot deel van Portugal en Spanje, en meer dan de helft van de regio's in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

Economische activiteit — bepaling van het BBP

Het BBP is de centrale maatstaf van de nationale rekeningen, waarmee de economische positie van een land of regio samenvattend wordt weergegeven. Het kan worden berekend op verschillende manieren: de op productie gebaseerde methode; de op uitgaven gebaseerde methode , en de op inkomen gebaseerde methode.

Het BBP wordt gebruikt voor het analyseren van economische prestaties en cycli (zoals perioden van recessie, herstel en groei). Gegevens in verschillende munteenheden kunnen worden omgezet in een gemeenschappelijke munteenheid om deze beter vergelijkbaar te maken – bijvoorbeeld in euro's of dollars. De wisselkoersen weerspiegelen echter niet alle verschillen in prijspeil tussen de landen. Om dit te compenseren, kan het BBP met behulp van omrekeningsfactoren, de koopkrachtpariteiten (KKP's), worden omgerekend. Door gebruikmaking van KKP's (in plaats van de wisselkoersen van de valutamarkt) worden deze indicatoren omgezet in een kunstmatige gemeenschappelijke waarde, koopkrachtstandaard (KKS) genaamd; het gebruik van de KKS maakt een vergelijking mogelijk van de koopkracht in de regio's van EU-lidstaten met verschillende valuta's en verschillende prijsniveaus.

In het algemeen heeft het gebruik van KKS-reeksen in plaats van euro-reeksen een nivellerend effect, omdat de regio's met een hoog BBP per hoofd van de bevolking in euro's doorgaans een relatief hoog prijspeil hebben (zo zijn de kosten van het levensonderhoud in het centrum van Parijs of Londen hoger dan op het platteland in Hongarije of Polen).

Het hoogste niveau van BBP per hoofd van de bevolking in de EU werd genoteerd in Inner London

In 2013 meldde ongeveer 15 % van de 250 NUTS 2-regio's waarover gegevens beschikbaar zijn (zie kaart 1 voor dekking) dat hun BBP per hoofd van de bevolking ten minste 25 % hoger lag dan het EU-28-gemiddelde; deze regio's worden in de donkerste kleur groen weergegeven. Veel van deze regio's waren hoofdstedelijke regio's of hieraan grenzende regio's. De overige regio‛s bevonden zich veelal in een groep in het midden van de kaart, en besloegen het zuiden van Duitsland, het westen van Oostenrijk en Noord-Italië, evenals Zwitserland.

In drie regio's was het BBP per hoofd van de bevolking in 2013 meer dan het dubbele van het EU-28-gemiddelde, namelijk: Inner London, Luxemburg (een enkele regio op dit analyseniveau) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Rijkdom en inkomen meten naar woonplaats of naar werkplaats?

Het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking biedt geen informatie over de verdeling van de rijkdom tussen verschillende bevolkingsgroepen in een regio, noch geeft het aan hoe hoog het uiteindelijk beschikbare inkomen van particuliere huishoudens in de regio is, aangezien forenzenstromen ertoe kunnen leiden dat werknemers bijdragen aan het BBP van de ene regio (waar ze werken), en aan het inkomen van de huishoudens in een andere regio (waar ze wonen).

Dit nadeel is met name relevant wanneer een regio een aanzienlijk verschil tussen het aantal inkomende en uitgaande forensen kent. Gebieden met een aanzienlijke inkomende forenzenstroom hebben vaak een extreem hoog BBP per hoofd van de bevolking (in vergelijking met omliggende regio's). Dit patroon is te zien in veel grootstedelijke gebieden van de EU, maar vooral in de hoofdsteden. Door deze discrepantie wordt voor sommige regio's met een netto inkomende forensenstroom een hoog BBP per hoofd van de bevolking geregistreerd dat niet noodzakelijkerwijs een overeenkomstig hoog inkomensniveau voor de bevolking van die regio weergeeft.

Deze drie regio's met de hoogste niveaus van BBP per hoofd van de bevolking in 2013 werden allemaal gekenmerkt door een hoge inkomende forenzenstroom: elke dag reizen veel mensen grote afstanden naar het centrum van Londen vanwege hun werk; het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is relatief klein in omvang (iets meer dan 160 km²) en trekt forenzen aan; een groot deel van de mensen die in Luxemburg werken reist over de landsgrenzen heen om te komen werken vanuit de buurlanden België, Duitsland en Frankrijk.

Hoofdstedelijke regio's registreerden vaak het hoogste BBP-niveau per hoofd van de bevolking

Bij een nadere beschouwing van de regio's met een relatief hoog gemiddeld niveau van BBP per hoofd van de bevolking, waren er 17 regio's waar deze ratio ten minste 50 % hoger lag dan het EU-28-gemiddelde. Naast de drie reeds vermelde regio's zijn dit de hoofdstedelijke regio's van Slowakije, Zweden, Frankrijk, Tsjechië, Oostenrijk, Nederland en Denemarken. De overige zeven regio's lagen verspreid over Duitsland (Bremen en Hamburg; opgemerkt wordt dat de gegevens voor Duitsland worden gepresenteerd per NUTS 1-regio), Nederland (Groningen en Utrecht), Oostenrijk (Salzburg) en het Verenigd Koninkrijk (Berkshire, Buckinghamshire en Oxfordshire en Noord-Oost-Schotland).

Afbeelding 1 geeft een alternatieve analyse van de regionale verdeling van het BBP per hoofd van de bevolking in 2013. Hieruit blijkt dat in de meeste EU-lidstaten met meerdere regio's de hoofdstedelijke regio's doorgaans het hoogste gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking hadden; de enige uitzonderingen op deze regel zijn Duitsland, Italië en Nederland. In Duitsland (opgemerkt wordt dat de gegevens voor NUTS 1-regio's zijn) werd het hoogste gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking geregistreerd in Hamburg, terwijl Berlijn de enige hoofdstedelijke regio was met een BBP per hoofd van de bevolking van onder het landelijk gemiddelde lag. De Italiaanse hoofdstedelijke regio Lazio nam de zesde plaats in wat betreft het niveau van het BBP per hoofd van de bevolking van de Italiaanse regio's, met hogere niveaus in de meeste van de noordelijkere regio's, met een piek in Provincia Autonoma di Bolzano /Bozen. In Nederland was Groningen de enige Nederlandse regio met een gemiddeld BBP per hoofd van de bevolking dat hoger was dan in de hoofdstedelijke regio Noord-Holland.

De hoofdstedelijke regio's van Tsjechië, Ierland, Hongarije, Polen, Portugal, Roemenië en Slowakije waren de enige regio's in deze EU-lidstaten waar het BBP per hoofd van de bevolking boven het EU-28-gemiddelde uitkwam in 2013.

In Inner London was het BBP per hoofd van de bevolking bijna elf keer hoger dan in Severozapaden

In 2013 was het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking voor Inner London (325 % van het EU-28-gemiddelde) bijna elf keer zo hoog — rekening houdend met de verschillen in prijsniveau — als in Severozapaden (Bulgarije), waar het laagste gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking werd geregistreerd (30 % van het EU-28-gemiddelde). Deze editie van het regionale jaarboek van Eurostat is gebaseerd op NUTS 2010 en bevat daarom geen informatie over Mayotte (een Frans overzees gebied dat deel uitmaakt van de regionale classificatie vanaf NUTS 2013). Eurostat heeft de eerste regionale rekeningen voor Mayotte ontvangen en deze wijzen erop dat het BBP per hoofd van de bevolking 27 % van het EU-28-gemiddelde in 2013 bedroeg (iets lager dan in Severozapaden).

Uit een analyse van de EU-lidstaten met meer dan twee regio's blijkt dat de grootste verschillen in vermogensvorming tussen regio's van hetzelfde land werden geregistreerd in het Verenigd Koninkrijk, waar het BBP per hoofd van de bevolking in Inner London bijna vijf keer zo hoog was als in West-Wales en The Valleys. Er waren ook aanzienlijke verschillen binnen Roemenië (een verhouding van 3,9 tussen de hoofdstedelijke regio Bucuresti-Ilfov en Nord-Est), Slowakije (een verhouding van 3,6 tussen de hoofdstedelijke regio Bratislavský kraj en de oostelijke regio Východné Slovensko) en Frankrijk (een verhouding van 3,3 tussen de hoofdstedelijke regio Île de France en de overzeese Zuid-Amerikaanse regio Guyane).

Het BBP per hoofd van de bevolking lag in elke regio van Zweden hoger dan het EU-28-gemiddelde

Daarentegen was de vermogensvorming relatief gelijkmatig verdeeld in de Scandinavische lidstaten, Oostenrijk, Spanje, Portugal en Griekenland. In de hoofdstedelijke regio's van deze EU-lidstaten was het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking nooit meer dan het dubbele van het BBP dat werd geregistreerd in de regio met het laagste BBP per hoofd van de bevolking, zoals ook het geval was in Noorwegen. Zweden is de enige EU-lidstaat met meerdere regio's die meldde dat in 2013 elke NUTS 2-regio in het land een gemiddeld BBP per hoofd van de bevolking boven het EU-28-gemiddelde had; hetzelfde gold voor de NUTS 2-regio's in Noorwegen.

De 19 regio's in de EU waar het BBP per hoofd van de bevolking minder dan de helft van het EU-28-gemiddelde bedroeg, bevonden zich allemaal in Oost-Europa

De regio's waarop het cohesiefonds voornamelijk is gericht, hebben een gemiddeld BBP per hoofd van de bevolking van minder dan 75 % van het EU-28-gemiddelde; deze regio's worden weergegeven in het donkerrood op kaart 1. Er waren 80 NUTS 2-regio's die in 2013 in deze categorie vielen. Opgemerkt dient te worden dat de basis voor de programmeringsperiode 2014–2020 is vastgesteld met betrekking tot het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking tijdens de driejarige periode van 2007–2009.

Bij bijna een kwart (19 regio's) van de 80 regio's met een relatief laag BBP per hoofd van de bevolking ligt het niveau van economische productie per hoofd van de bevolking lager dan de helft van het EU-28-gemiddelde. Deze regio's liggen allemaal in Oost-Europa, verspreid over vier EU-lidstaten, met vijf regio's in Bulgarije, vijf in Polen, vijf in Roemenië en vier in Hongarije. De drie Bulgaarse regio's Severozapaden, Severen tsentralen en Yuzhen tsentralen meldden het laagste gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking in de EU, met elk een productieniveau per hoofd van de bevolking van minder dan een derde van het EU-28-gemiddelde. De gegevens in deze editie van het regionale jaarboek van Eurostat zijn gebaseerd op de NUTS-nomenclatuur van 2010. Gegevens zijn echter al ontvangen voor een aantal regio's met betrekking tot de herziene nomenclatuur (NUTS 2013) en deze tonen aan dat het BBP per hoofd van de bevolking in het Franse overzeese gebied Mayotte (in de Indische Oceaan) 27 % van het EU-28-gemiddelde in 2013 was; Mayotte werd een ultraperifere regio van de EU vanaf 1 januari 2014.

Alle regio's (met inbegrip van de hoofdstedelijke regio's) in Bulgarije, Griekenland, Kroatië en Slovenië registreerden een gemiddeld BBP per hoofd van de bevolking dat onder het EU-28-gemiddelde lag. Het BBP per hoofd van de bevolking lag ook onder het EU-28-gemiddelde in vijf EU-lidstaten die op dit analyseniveau enkele regio's zijn: de Baltische lidstaten, Cyprus en Malta; dit was ook het geval in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Servië (waar momenteel geen regionale statistieken beschikbaar zijn).

Analyse van de regionale economische ontwikkeling in de tijd

Tijdens de financiële en economische crisis bereikte het BBP per hoofd van de bevolking in de EU-28 een piek in 2008 op 25 900 KKS. In 2009 nam de activiteit snel af, en pas in 2011 was het gemiddelde niveau van het BBP hoofd van de bevolking teruggekeerd naar (iets) boven de piek van voor de crisis. Het tempo waarmee het BBP per hoofd van de bevolking toenam, daalde in 2012. Dit patroon werd voortgezet in 2013 toen gemiddeld 26 600 KKS van BBP werd gegenereerd per hoofd van de bevolking.

Het BBP per hoofd van de bevolking steeg in een hoog tempo in Polen

Kaart 2 toont de effecten van de financiële en economische crisis met details van de regionale prestaties voor NUTS 2-regio's tussen 2008 en 2013 (zie de voetnoten bij de kaart voor meer informatie over de verspreiding). De regio's die in een snel tempo uitbreidden, zoals blijkt uit de donkerste kleur groen, lagen voornamelijk in Polen (alle behalve 3 van de 16 regio's), terwijl het BBP per hoofd van de bevolking, als een percentage van het EU-28-gemiddelde, ook toenam met meer dan acht procentpunten in Litouwen (een enkele regio op dit analyseniveau), Groningen (Nederland), Burgenland en Salzburg (Oostenrijk), de hoofdstedelijke regio's Boekarest-Ilfov (Roemenië) en Bratislavský kraj (Slowakije) en de archipel Åland (Finland).

De economische ontwikkeling op nationaal niveau lijkt een zeer belangrijke rol te spelen bij de economische prestaties van de regio's

Interessant om op te merken is dat er, ondanks de grote verschillen tussen het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking van de regio's van bepaalde EU-lidstaten, toch een relatief eenduidig patroon van veranderingen te zien was in de economische activiteit in de periode 2008-2013. Van de multiregionale EU-lidstaten groeide het BBP per hoofd van de bevolking in een sneller tempo dan het EU-28-gemiddelde in alle regio's van Denemarken, Duitsland (behalve Berlijn en Hamburg), Hongarije, Oostenrijk (behalve Wenen), Polen, Roemenië en Slowakije; er was ook groei in alle Noorse regio's, evenals in Zwitserland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Servië. Daarentegen was de groei van het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking in alle regio's in Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië (behalve de Provincia Autonoma di Bolzano /Bozen), Slovenië, Finland (behalve Åland) en het Verenigd Koninkrijk trager dan het EU-28-gemiddelde (meestal als gevolg van trage groei in plaats van een absolute daling van het BBP per hoofd van de bevolking).

De snelste regionale economische groei in de periode 2008–2013 werd opgetekend in de Poolse en in de Slowaakse hoofdstedelijke regio

De hoogste groeipercentages van het BBP per hoofd van de bevolking tussen 2008 en 2013 ten opzichte van het EU-28-gemiddelde werden geregistreerd in de hoofdstedelijke regio's van Polen en Slowakije, met toenames in Mazowieckie en Bratislavský kraj van respectievelijk 24,0 en 18,8 procentpunten. In acht andere regio's was het BBP per hoofd van de bevolking ten opzichte van het EU-28-gemiddelde met ten minste 10 procentpunten toegenomen: zes van deze bevonden zich Polen, de overige twee regio's lagen in Litouwen (een enkele regio op dit analyseniveau) en Groningen (Nederland; opgemerkt wordt dat het groeipercentage voor deze regio is gebaseerd op de periode 2010–2013).

Alle Griekse regio's werden sterk geraakt door de financiële en economische crisis

Aan het andere einde van het spectrum tekenden in totaal 36 regio's een daling van ten minste 8 procentpunten van het BBP per hoofd van de bevolking op tussen 2008 en 2013 ten opzichte van het EU-28-gemiddelde (zoals blijkt uit de donkerste rode kleur op kaart 2). De impact van de financiële en economische crisis op de Griekse economie was verstrekkend, aangezien 12 van de 14 laagste veranderingspercentages door Griekse regio's zijn geregistreerd; Cyprus (een enkele regio op dit analyseniveau) en Bedfordshire en Hertfordshire (in het Verenigd Koninkrijk) waren de enige regio's met soortgelijke veranderingspercentages.

Bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak

Kaarten 3 tot en met 7 geven een regionale analyse van de bruto toegevoegde waarde per activiteit (zoals gedefinieerd in termen van NACE). Elke kaart toont de mate van relatieve specialisatie in 2012, ten opzichte van het EU-gemiddelde (ingesteld op 100 %). Er zijn grote verschillen wat betreft de bijdrage van elke activiteit aan de regionale economische output.

DE REGIO'S VOOR HET VOETLICHT GEBRACHT

Severozapaden, Bulgarije

BG31 Moni84 shutterstock 269587178.jpg

In de EU-lidstaten is het relatieve gewicht van landbouw, bosbouw en visserij in de totale economische activiteit in de afgelopen decennia langzaam gedaald. Toch blijven deze activiteiten in veel landelijke gebieden een essentieel onderdeel van de lokale economie. In de noordwestelijke Bulgaarse regio Severozapaden was de bijdrage aan de totale bruto waarde van landbouw, bosbouw en visserij 7,5 keer zo hoog als het EU-28-gemiddelde.

©: Moni84 / Shutterstock.com

Bulgaarse en Hongaarse regio's waren sterk gespecialiseerd in landbouw, bosbouw en visserij

De relatieve bijdrage van landbouw, bosbouw en visserij (NACE-sectie A) aan de totale bruto toegevoegde waarde van de regionale economieën is logischerwijze hoger in landelijke gebieden dan in de meer bebouwde gebieden, zoals steden en voorsteden of grote steden. Uit kaart 3 blijkt dat landbouw, bosbouw en visserij een relatief hoog aandeel van de totale bruto toegevoegde waarde bijdroegen in de meerderheid van de landelijke gebieden, in tegenstelling tot een laag aandeel van activiteit in hoofdstedelijke regio's en andere dichtbevolkte gebieden (bijvoorbeeld in de Benelux-lidstaten, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk). De bijdrage van landbouw, bosbouw en visserij aan de bruto toegevoegde waarde van de regionale economieën van Inner London, Berlijn en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest was minder dan 1 % van het gemiddelde aandeel voor de EU-28 als geheel. Daarentegen was het aandeel van deze activiteiten in de totale bruto toegevoegde waarde zes à zeven zo hoog als het EU-28-gemiddelde in de Hongaarse regio's Észak-Alföld, Del-Dunántúl en Del-Alföld, evenals in de Bulgaarse regio Severen tsentralen, oplopend tot 7,5 keer zo hoog in een andere Bulgaarse regio, Severozapaden.

Behalve de hoofdstedelijke regio Praag hadden alle resterende gebieden in Tsjechië een hoge industriële specialisatie

De relatief hoge bijdrage van industriële activiteiten (NACE-secties B–E) aan de regionale bruto toegevoegde waarde was grotendeels geconcentreerd in een cluster van regio's — aangegeven door de donkergroene kleur in het centrum van kaart 4 — die verspreid waren over het zuiden van Duitsland, heel Tsjechië (afgezien van de hoofdstedelijke regio), tot in Polen en naar beneden door verschillende regio's van Slowakije, Oostenrijk, Hongarije en Slovenië; de meerderheid van de regio's in Bulgarije en Roemenië had ook een zeer hoge mate van industriële specialisatie. Afgezien van deze twee clusters was een relatief hoog aandeel van de regionale bruto toegevoegde waarde — ten minste 50 % hoger dan het EU-28 gemiddelde — gegenereerd binnen de industriële activiteiten in de perifere industriële economieën van Border, Midland en West (Ierland), Dytiki Makedonia (Griekenland), de Comunidad Foral de Navarra en La Rioja (Spanje), Groningen (Nederland), Övre Norrland (Zweden) en Noord-Oost-Schotland (Verenigd Koninkrijk). Er waren zeven gebieden waar de bijdrage van industrie aan de regionale bruto toegevoegde waarde meer dan het dubbele was van het EU-28 gemiddelde, drie ervan lagen in Tsjechië (Střední Morava, Střední Čechy en Moravskoslezsko), twee in Hongarije (Közép-Dunántúl en Nyugat-Dunántúl), en een enkele regio in Duitsland (Braunschweig) en in Nederland (Groningen). Daarentegen is de bijdrage van industrie aan de totale bruto toegevoegde waarde relatief laag in de hoofdstedelijke regio's (waar diensten meestal de belangrijkste vermogensvormers zijn) en in een aantal regio's die kunnen worden gekenmerkt als toeristische bestemmingen, vooral dominant rond de Middellandse Zee.

De impact van de financiële en economische crisis op de bouw was nog steeds zichtbaar in Ierland en Griekenland

Kaart 5 toont de regio's die vrij gespecialiseerd waren in de bouw (NACE-sectie F). De impact van de financiële en economische crisis was nog steeds voelbaar in een aantal EU-lidstaten waar vastgoedzeepbellen uiteenspatten: dit was vooral duidelijk in Ierland, waar de bijdrage van de bouw aan de totale bruto toegevoegde waarde minder was dan de helft van het EU-28-gemiddelde in beide regio's (Border, Midland en West; Zuid en Oost); dit was ook het geval in de drie Griekse regio's (Attiki; Anatoliki Makedonia, Thraki; en Kentriki Makedonia), evenals Hamburg (Duitsland) en Groningen (Nederland). De bouwsector had ook een relatief gering aandeel in de economische activiteiten in veel stedelijke gebieden, wat kan worden toegeschreven aan het gebrek aan vrije ruimte of bouwvergunningen voor nieuwe projecten in reeds sterk ontwikkelde regio's. Daarentegen was de bijdrage van de bouw aan de totale bruto toegevoegde waarde in drie gebieden meer dan twee keer het EU-28 gemiddelde, dit waren Sud-Est (Roemenië) en de twee Slowaakse regio's Stredné Slovensko en Východné Slovensko.

Kaart 6 en kaart 7 bieden een soortgelijke analyse voor twee groepen van diensten. De eerste groep heeft betrekking op de NACE-secties G–N: commerciële distributie, vervoer, horeca, informatie en communicatie, financiële diensten en verzekeringen, vastgoed en zakelijke dienstverlening (professioneel, wetenschappelijk, technisch, administratief en ondersteuning); deze worden hierna aangeduid als marktdiensten. De tweede groep omvat de NACE-secties O–U betreffende openbaar bestuur en openbare diensten, kunst, amusement en recreatie, reparatie van consumentenartikelen en andere diensten, en wordt hierna aangeduid als openbaar bestuur en andere diensten.

Marktdiensten waren geconcentreerd in de hoofdstedelijke regio's en de regio's die worden gekenmerkt als toeristische bestemmingen

De regio's in de EU gekenmerkt door sterk ontwikkelde marktdiensten, zoals aangegeven door de donkergroene gebieden op kaart 6, waren vaak hoofdsteden. Dit was het geval in Praag, Attiki, de Comunidad de Madrid, het Île de France, Luxemburg (een enkele regio op dit analyseniveau), Noord-Holland en Inner London. De andere regio's waar de bijdrage van marktdiensten aan de totale toegevoegde waarde veel hoger is dan het EU-28-gemiddelde werden vaak gekenmerkt als toeristische bestemmingen, zoals de Algarve (Portugal), de Illes Balears (in Spanje), en de twee Griekse regio's Notio Aigaio (met onder andere Kos, Mykonos en Rhodos) en Ionia Nisia (met Corfu). De drie andere regio's waar de bijdrage van de marktdiensten aan de totale bruto toegevoegde waarde ten minste 25 % hoger lag dan het EU-28 gemiddelde waren: de provincie Vlaams-Brabant in België, Hamburg in Duitsland en Berkshire, Buckinghamshire en Oxfordshire in het Verenigd Koninkrijk. Groningen was de enige regio waar de bijdrage van de marktdiensten aan de totale bruto toegevoegde waarde minder was dan de helft van het EU-28-gemiddelde; dit was een gevolg van de relatief belangrijke (offshore) gas-activiteiten.

Openbaar bestuur en andere diensten waren vaak goed voor een hoog aandeel van economische activiteit in de perifere regio's

Kaart 7 toont een relatief duidelijke oost-west splitsing wat betreft de economische bijdrage van het openbaar bestuur en andere diensten. De rol van het openbaar bestuur en andere diensten was vaak kleiner in sommige van de lidstaten die in 2004 of meer recentelijk tot de EU zijn toegetreden. Het aandeel van openbaar bestuur en andere diensten was ook relatief hoog in veel regio's die waren getroffen door de hoge werkloosheid, wat het gevolg kan zijn van het feit dat openbaar bestuur nog steeds een van de weinige belangrijkste werkgevers is; dit was met name het geval in de perifere regio's, waar een gebrek aan klanten in de omgeving een factor kan zijn die ondernemers en particuliere ondernemingen ervan weerhoudt een bedrijf op te richten.

Er waren 13 NUTS 2-regio's in de EU waar de bijdrage van het openbaar bestuur en andere diensten aan de totale bruto toegevoegde waarde ten minste 50 % hoger lag dan het EU-28-gemiddelde. De hoogste aandelen werden geregistreerd in de twee Spaanse autonome steden Ceuta en Melilla, gevolgd door de vier Franse overzeese gebieden; van de overige regio's lagen er twee in België (de provincie Luxemburg en de provincie Namen), twee in Griekenland (Anatoliki Makedonia, Thraki en Voreio Aigaio), twee in Frankrijk (Limousin en Corse) en één in Denemarken (Sjælland).

Opgemerkt wordt dat een artikel over regionale structurele bedrijfsstatistieken (in het Engels) een soortgelijke analyse biedt op basis van het aantal werknemers in de verschillende activiteiten binnen de regionale bedrijfseconomieën.

Arbeidsproductiviteit

In de regionale rekeningen wordt de arbeidsproductiviteit gedefinieerd als de bruto toegevoegde waarde in euro tegen basisprijzen per werknemer; kaart 8 toont deze indicator voor NUTS 2-regio's in 2013, met de resultaten weergegeven in verhouding tot het EU-28-gemiddelde. Bij de regionale arbeidsproductiviteit wordt idealiter het totale aantal uren (en niet eenvoudigweg het aantal werknemers) gebruikt, maar de gegevens voor deze maatstaf zijn echter onvolledig voor een aantal EU-lidstaten.

Bij aanzienlijke forenzenstromen tussen regio's is het waarschijnlijk dat de regio's die gekenmerkt worden door een netto instroom van forenzen, een lagere bruto toegevoegde waarde per werknemer laten zien dan hun overeenkomstige cijfers voor het BBP per hoofd van de bevolking, indien de arbeidsgegevens betrekking hebben op de regio waar de forenzen werken maar niet wonen. Met andere woorden, de kloof tussen de regio's kan kleiner zijn bij het analyseren van de arbeidsproductiviteit dan bij het analyseren van het BBP per hoofd van de bevolking. De hoogste bruto toegevoegde waarde per werknemer in 2013 werd echter geregistreerd voor Inner London (dezelfde regio die het hoogste niveau van het BBP per hoofd van de bevolking had). Relatief hoge niveaus van arbeidsproductiviteit kunnen gekoppeld zijn aan een efficiënt gebruik van arbeid (zonder extra inspanning), of kunnen voortvloeien uit de combinatie van activiteiten waaruit een economie is samengesteld (bij sommige activiteiten is de arbeidsproductiviteit hoger dan bij andere). De financiële sector speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol in de economie van Inner Londen en deze activiteit wordt gekenmerkt door zeer hoge productiviteit. Zuid- en Oost-Ierland (met inbegrip van Dublin) — dat ook gespecialiseerd is in financiële dienstverlening — behoorde ook tot de tien regio's met de hoogste arbeidsproductiviteit. De rest van de top 10 werd gevormd door vier Belgische regio's (Brussels Hoofdstedelijk Gewest; provincie Antwerpen; provincie Vlaams-Brabant; provincie Waals-Brabant), de Deense, Franse en Zweedse hoofdstedelijke regio's en de Nederlandse regio Groningen.

De arbeidsproductiviteit lag lager in de lidstaten die in 2004 of daarna tot de EU toetraden

Geen enkele regio in de lidstaten die in 2004 of recenter tot de EU toetraden had een bruto toegevoegde waarde per werknemer boven het EU-28-gemiddelde. In de Slowaakse hoofdstedelijke regio Bratislavský kraj werd het hoogste niveau van bruto toegevoegde waarde per werknemer opgetekend van de NUTS 2-regio‛s van deze dertien lidstaten (afhankelijk van beschikbaarheid van gegevens), met net boven 80 % van het EU-28-gemiddelde in 2013.

Er waren 43 NUTS 2-regio's waar de bruto toegevoegde waarde per werknemer minder dan de helft van het EU-28-gemiddelde in 2013 bedroeg (zoals weergegeven door de donkerste kleur rood op kaart 8). Deze waren verspreid over de oostelijke regio's van de EU, met een lage arbeidsproductiviteit in alle regio's van Bulgarije, op twee na alle regio's in Tsjechië (Střední Čechy en de hoofdstedelijke regio Praag), op twee na alle regio's in Polen (Dolnośląskie en de hoofdstedelijke regio Mazowieckie), op een na alle regio's in Roemenië (de hoofdstedelijke regio Boekarest - Ilfov), en de twee regio's in Slowakije (Stredné Slovensko en Východné Slovensko); arbeidsproductiviteit was ook minder dan de helft van het EU-28-gemiddelde in twee van de drie Baltische lidstaten (Letland en Litouwen).

Gegevensbronnen en -beschikbaarheid

ESR 2010

Het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR) verschaft de methodiek voor nationale rekeningen in de EU. De huidige versie, ESR 2010, werd in mei 2013 vastgesteld en is geëffectueerd sinds september 2014. Als zodanig is dit de eerste editie van het regionale jaarboek van Eurostat dat het ESR 2010 heeft gebruikt. Het is belangrijk op te merken dat de overstap naar het ESR 2010 onderdeel was van een breder wereldwijd initiatief, aangezien het ESR 2010 de tegenhanger is van en volledig in overeenstemming is met het systeem van nationale rekeningen van de Verenigde Naties van 2008 (2008 SNA).

Het ESR 2010 biedt een geharmoniseerde methodiek die moet worden gebruikt voor de opstelling van nationale en regionale rekeningen in de EU. Het zorgt ervoor dat de economische statistieken over de economieën van de EU-lidstaten worden verzameld op een consequente, vergelijkbare, betrouwbare en actuele wijze. De rechtsgrondslag voor deze statistieken is een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees stelsel van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (nr. 549/2013)

Het ESR 2010 is herzien in verband met een aantal veranderingen die van invloed zijn geweest op de economische ontwikkelingen in de afgelopen jaren, in het bijzonder: de toenemende rol van informatie- en communicatietechnologie; het groeiende belang van immateriële activa, de intellectuele eigendom van producten en diensten, en economische globalisering. De nieuwe methodiek houdt onder meer ook rekening met de uitgaven voor wapensystemen (geteld als investeringen) en omvat een gedetailleerdere analyse van pensioenregelingen. In veel gevallen is de belangrijkste methodologische verandering – wat betreft het effect ervan op het officiële BBP-cijfer – de kapitalisatie van uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling (O & O).

Op regionaal niveau kunnen twee soorten effecten worden onderscheiden:

  • de impact van veranderingen op nationaal niveau die geen specifieke regionale variant hebben — zo heeft bijvoorbeeld het opnemen van wapensystemenuitgaven geleid tot wijzigingen in het regionale BBP die alle regio's in gelijke mate betreffen;
  • de impact van veranderingen die wel een regionale variant hebben, zoals de behandeling van uitgaven voor O & O als investering die waarschijnlijk de regionale verschillen in het BBP per hoofd van de bevolking zullen doen toenemen, aangezien de regio's met een hoog niveau van O & O-uitgaven vaker betrekkelijk "rijk" zijn.

Opgemerkt wordt dat veranderingen in verband met de uitvoering van het ESR 2010 geen gevolgen hebben gehad voor de toewijzing van structuurfondsen in het kader van de meerjarenfinanciering voor 2014–2020; deze toewijzingen werden aanvankelijk toegekend in 2012 op basis van de regionale BBP-gegevens voor de referentiejaren 2007–2009.

Nadere informatie over de overgang van ESR 95 naar ESR 2010 wordt gegeven op de website van Eurostat.

Toepassingsgebied

De statistieken van de regionale economische rekeningen zijn grotendeels weergegeven voor NUT  2-regio's. De gegevens voor Duitsland zijn alleen beschikbaar voor NUTS 1-regio's, terwijl die voor Zwitserland alleen beschikbaar zijn op nationaal niveau. De meest recente statistieken voor de Noorse regio's hebben betrekking op 2012.

Opgemerkt wordt dat niet voor alle regio's een volledige tijdreeks beschikbaar is: bijzondere oplettendheid is daarom geboden bij de analyse van kaarten die ontwikkelingen in de tijd laten zien; in de voetnoten worden afwijkingen van de standaarddekking gegeven.

Definities van indicatoren

Bruto binnenlands product (BBP)

Het BBP is een fundamentele maatstaf van de algemene economische gezondheid van een land. Het is een globale maatstaf van productie die gelijk is aan de som van de toegevoegde waarde van alle ingezeten institutionele eenheden die zich bezighouden met productie, plus eventuele belastingen en verminderd met eventuele subsidies op producten die niet in de waarde van hun producties zijn opgenomen. De bruto toegevoegde waarde is het verschil tussen output en industrieel verbruik.

Het BBP per werknemer is bedoeld om een algemene indruk te geven van het concurrentievermogen en de productiviteit van de nationale of regionale economie. Het is tot op zekere hoogte afhankelijk van de structuur van de totale werkgelegenheid en kan bijvoorbeeld worden verlaagd door een verschuiving van voltijds werk naar deeltijdwerk.

Bruto toegevoegde waarde

De bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen is een saldo van de productierekening van de nationale rekeningen, gedefinieerd als output tegen basisprijzen verminderd met industrieel verbruik tegen aankoopprijzen. De basisprijs is de vordering door de producent op de koper voor een eenheid van een product verminderd met eventuele belasting op het product plus eventuele subsidie op het product.

Bruto toegevoegde waarde kan per activiteit worden uitgesplitst: de som van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen voor alle activiteiten plus productgebonden belastingen verminderd met subsidies op producten levert het BBP op. Op het hoogste aggregatieniveau van analyse worden 10 NACE Rev. 2-rubrieken geïdentificeerd, hoewel ze voor de toepassing van dit artikel enigszins zijn samengevoegd in de volgende rubrieken:

  • landbouw, jacht, bosbouw en visserij (NACE-sectie A);
  • industrie (NACE-secties B–E);
  • bouw (NACE-sectie F);
  • commerciële distributie, vervoer, horeca; informatie- en communicatiediensten; informatie- en communicatiediensten; financiële diensten en verzekeringen; exploitatie van en handel in onroerend goed; professionele, wetenschappelijke, technische, administratieve en ondersteunende diensten (NACE-secties G–N), die in dit artikel worden aangeduid als marktdiensten;
  • openbaar bestuur, defensie, onderwijs, menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening; kunst, entertainment, recreatie, overige diensten en activiteiten van huishoudens en extraterritoriale organisaties en instanties (NACE-secties O–U), die in dit artikel worden aangeduid als openbaar bestuur en andere diensten.

Context

Het meten van de economische ontwikkeling

De economische ontwikkeling van een regio wordt doorgaans uitgedrukt in BBP, dat kan worden gebruikt om macro-economische activiteiten en groei in een regio te meten en als basis voor vergelijkingen tussen de regio's. Het BBP is ook een belangrijke indicator vanuit beleidsperspectief gezien, aangezien het doorslaggevend is voor het vaststellen van de bijdragen van elke EU-lidstaat aan de EU-begroting, en de driejaargemiddelden van het BBP worden gebruikt om te bepalen of de regio's in aanmerking komen voor steun uit het EU-structuurfonds.

Het BBP per hoofd van de bevolking wordt vaak als een "proxy-indicator" (vervangende generator) voor de algemene levensstandaard beschouwd. Voor beleidsdiscussies mag deze niet als enige bron worden gebruikt, aangezien het BBP geen rekening houdt met externe effecten, zoals duurzaamheid van het milieu of sociale integratie, die steeds meer worden beschouwd als belangrijke aspecten van de levenskwaliteit.

Een aantal internationale initiatieven is gericht op deze kwestie en in augustus 2009 heeft de Europese Commissie een mededeling goedgekeurd, genaamd Het BBP en verder: Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld (COM(2009) 433 definitief), die een reeks acties beschreef om de BBP-maatregelen te verbeteren en aan te vullen. Daarin werd vastgesteld dat er een goede reden was om het BBP aan te vullen met statistieken over andere economische, sociale en milieuaspecten die doorslaggevend zijn voor het welzijn van ieder individu. Recente ontwikkelingen op het gebied van deze aanvullende indicatoren worden nader beschreven in een werkdocument genaamd vooruitgang betreffende "het BBP en verder"-acties (SWD(2013) 303 definitief), waarin wordt bevestigd dat een bredere meting van het BBP, ook op regionaal en lokaal niveau, in het algemeen belang is. Voor meer informatie over de levenskwaliteit, zie dit artikel (in het Engels).

Economisch beleid

Regionale verschillen kunnen het gevolg zijn van veel factoren, waaronder: geografische ligging of bevolkingsdichtheid, sociale en economische veranderingen of de erfenis van vroegere economische systemen. Deze ongelijkheden kunnen zich onder meer manifesteren in de vorm van sociale verarming, slechte kwaliteit van gezondheidszorg of onderwijs, hogere werkloosheid of ontoereikende infrastructuur.

Het regionaal beleid van de EU is erop gericht de bredere Europa 2020-agenda te ondersteunen. Het is ontworpen ter bevordering van de solidariteit en cohesie, zodat elke regio zijn volledige potentieel kan verwezenlijken en het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en de levensstandaard van "armere" regio's zo spoedig mogelijk op het gemiddelde niveau van de EU worden gebracht.

Cohesiebeleid

Ruim een derde van de EU-begroting is gewijd aan cohesiebeleid. Dit beleid heeft ten doel economische, sociale en territoriale ongelijkheden in de EU weg te nemen, bijvoorbeeld door de herstructurering van industriegebieden met afnemende economische activiteit of de diversificatie van landelijke gebieden. Zodoende beoogt het regionaal beleid van de EU het concurrentievermogen van de regio's te versterken, met meer economische groei en nieuwe banen tot gevolg. Het regionaal beleid van de EU is een investeringsbeleid om het creëren van werkgelegenheid, het concurrentievermogen, economische groei, verbetering van de levenskwaliteit en duurzame ontwikkeling te ondersteunen.

Voor de periode 2014–2020 is de focus van het EU-cohesiebeleid verlegd met het doel om een maximaal effect te sorteren op de groei en de werkgelegenheid. Gedurende deze periode zal in totaal 351 miljard EUR worden geïnvesteerd in de regio's van de EU. In alle regio's worden de investeringen voortgezet, maar er zijn beleidshervormingen aangenomen waardoor het niveau aan ondersteuning volgens de volgende classificatie wordt veranderd:

  • minder ontwikkelde regio’s (BBP< 75 % van het EU-27-gemiddelde);
  • transition regions (BBP 75 % – 90 % van het EU-27-gemiddelde; en
  • more developed regions (BBP > 90 % van het EU-27-gemiddelde).

Het regionaal beleid van de EU wil elke regio helpen zijn volledige potentieel te bereiken door het concurrentievermogen te verbeteren en de levensstandaard van de armste regio's dichter bij het EU-gemiddelde te brengen (convergentie). Het regionaal economisch beleid wil investeringen in de regio's stimuleren door toegankelijkheid te verbeteren, kwaliteitsdiensten te leveren en het milieu te beschermen, en daarmee innovatie, ondernemerschap en de creatie van werkgelegenheid bevorderen, en tegelijkertijd ongelijkheden overwinnen die zich kunnen manifesteren in sociale achterstand, slechte huisvesting, gezondheidszorg en slecht onderwijs, hogere werkloosheid of ontoereikende infrastructuurvoorzieningen.

Het stimuleren van werkgelegenheid, groei en investeringen

In 2014 heeft de Europese Commissie haar topprioriteit vastgesteld als "het stimuleren van werkgelegenheid, groei en investeringen". Dit is een belangrijk nieuw initiatief dat de openbare en particuliere investeringen zal openen door zich te richten op infrastructurele ontwikkelingen, zoals breedbandinternet, energienetwerken en vervoer. In haar mededeling Een investeringsplan voor Europa (COM(2014) 0903 definitief) heeft de Europese Commissie de rol onderstreept die de lidstaten en de regionale autoriteiten moeten spelen om de maximale impact van de EU-structuurfondsen te verkrijgen door te profiteren van diverse financiële middelen in de vorm van leningen, aandelen en garanties.

Zie ook

Meer informatie van Eurostat

Datavisualisatie

Publicaties

Databank

Regionale economische rekeningen - ESA2010 (reg_eco10)

Speciale sectie

Methodologie / Metadata

Brongegevens voor de afbeeldingen en kaarten (MS Excel)

Externe links