Archive:BBP op regionaal niveau
- Gegevens geëxtraheerd in maart 2016. Recente gegevens: Meer informatie over Eurostat, belangrijke tabellen en gegevensbank. Geplande update van het artikel: november 2017.
Kaarten kunnen op interactieve wijze worden bekeken met Eurostat’s Statistical Atlas (zie gebruikershandleiding (in het Engels)).
Dit artikel maakt deel uit van een reeks statistische artikelen op basis van de publicatie van het regionaal jaarboek van Eurostat. Het maakt gebruik van een reeks economische rekeningen om economische ontwikkelingen in de Europese Unie (EU) te analyseren: het eerste deel is gebaseerd op het bruto binnenlands product (BBP), de belangrijkste maatstaf voor het onderzoeken van economische ontwikkeling en groei; het tweede deel bevat een korte analyse van de arbeidsproductiviteit (hier gedefinieerd als bruto toegevoegde waarde per werknemer); het artikel sluit af met een regionale analyse van het inkomen van particuliere huishoudens en het netto-inkomen.
Regionale rekeningen dienen als basis voor de toewijzing van middelen in het kader van het cohesiebeleid van de EU. Elke regio van de EU wordt gedekt: toch zijn de meeste structuurfondsen gericht op NUTS 2-regio's met een BBP per hoofd van de bevolking van minder dan 75 % van het EU-28-gemiddelde. De toewijzing van middelen uit het cohesiefonds is momenteel gebaseerd op een besluit met betrekking tot het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking gedurende de driejarig periode 2007 tot en met 2009; in de loop van 2016 vindt er halverwege een evaluatie van de toewijzingen in het kader van het cohesiebeleid plaats, die waarschijnlijk leidt tot enkele wijzigingen aan het systeem - meer informatie wordt gegeven in een artikel over regionaal beleid en Europa 2020.
Belangrijkste statistische resultaten
Het BBP tegen marktprijzen in de EU-28 werd in 2014 gewaardeerd op 14,0 biljoen EUR, wat gelijk stond aan een gemiddeld niveau van ongeveer 27 500 koopkrachtstandaard (KKS) per hoofd van de bevolking.
Regionaal BBP per hoofd van de bevolking
Kaart 1 toont het BBP per hoofd van de bevolking in 2014 voor de NUTS 2-regio's, waarbij de waarde voor elke regio eerst wordt berekend in koopkrachtstandaard (KKS) en vervolgens wordt uitgedrukt als een percentage van het EU-28-gemiddelde (100 %). Het is als zodanig een weergave van de relatief "rijke" regio's (in het blauw), waar het BBP per hoofd van de bevolking boven het EU-28-gemiddelde lag, en van de relatief "arme" regio's (in het paars); het gebruik van KKS-en maakt een vergelijking mogelijk van de koopkracht in de regio's van EU-lidstaten met verschillende valuta's en verschillende prijsniveaus. De kaart toont een duidelijke scheidslijn tussen oost en west. Dit patroon is echter minder uitgesproken dan iets meer dan tien jaar geleden — toen de EU haar grootste uitbreiding onderging met de toetreding van tien nieuwe lidstaten — als gevolg van twee belangrijke factoren:
- een geleidelijk proces van economische convergentie, als gevolg van een relatief snelle groei in de minder ontwikkelde regio's;
- de financiële en economische crisis, die een aanzienlijke invloed heeft gehad op de economische prestaties van de meeste EU-lidstaten.
Veel regio's in de oostelijke delen van de EU, met name hoofdstedelijke regio's, zagen in feite een stijging van hun BBP per hoofd van de bevolking (gecorrigeerd voor verschillen in prijsniveaus) in absolute termen en in verhouding tot het EU-28-gemiddelde. Daarentegen had de financiële en economische crisis tot gevolg dat in 2014 het BBP per hoofd van de bevolking in verschillende NUTS 2 regio's onder het EU-28-gemiddelde lag, terwijl het daarvoor (in 2008) hoger was: dit was het geval in vier Britse regio's, drie Nederlandse regio's, twee regio's per land in Griekenland, Italië en Finland en één regio per land in Spanje, Cyprus (dat op dit detailniveau één regio is), Slovenië en Zweden. Daarentegen stegen drie regio's in Duitsland en één regio per land in Frankrijk en Polen van onder het EU-28-gemiddelde in 2008, naar erboven tegen 2014.
Economische activiteit — bepaling van het BBP
Het BBP is de centrale maatstaf van de nationale rekeningen, waarmee de economische positie van een land of regio wordt samengevat. Het kan via verschillende benaderingen worden berekend: de op productie gebaseerde benadering; de op uitgaven gebaseerde benadering; en de op inkomen gebaseerde benadering.
Het BBP wordt gebruikt voor het analyseren van economische prestaties en cycli (zoals perioden van recessie, herstel en groei). Gegevens in verschillende munteenheden kunnen worden omgezet in een gemeenschappelijke munteenheid om deze beter vergelijkbaar te maken — bijvoorbeeld in euro's of dollars. De wisselkoersen weerspiegelen echter niet alle verschillen in prijspeil tussen de landen of regio's. Om dit te compenseren, kan het BBP met behulp van omrekenfactoren, de koopkrachtpariteiten (KKP's) worden omgerekend. Door gebruikmaking van KKP's (in plaats van de wisselkoersen) worden deze indicatoren omgezet in een kunstmatige gemeenschappelijke waarde, die koopkrachtstandaard (KKS) wordt genoemd; het gebruik van de KKS maakt een vergelijking mogelijk van de koopkracht in de regio's van EU-lidstaten met verschillende valuta's en verschillende prijsniveaus.
In het algemeen heeft het gebruik van KKS-reeksen in plaats van euro-reeksen een nivellerend effect, omdat de regio's met een hoog BBP per hoofd van de bevolking in euro's doorgaans een relatief hoog prijspeil hebben (zo zijn de kosten van het levensonderhoud in het centrum van Parijs of Londen hoger dan op het platteland in Hongarije of Roemenië).
Het hoogste niveau van BBP per hoofd van de bevolking in de EU werd genoteerd in Inner London - West
In vijf regio's was het BBP per hoofd van de bevolking in 2014 meer dan het dubbele van het EU-28-gemiddelde, namelijk: Inner London - West, Luxemburg (een enkele regio op dit analyseniveau), de Région de Bruxelles-Capitale/Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Hamburg en Inner London - East. Deze vijf regio's met de hoogste niveaus van BBP per hoofd van de bevolking in 2014 werden allemaal gekenmerkt door een forse inkomende forenzenstroom: veel mensen reizen bijvoorbeeld elke dag grote afstanden naar het centrum van Londen; het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ilatief klein in omvang (iets meer dan 160 km²) en trekt ook een fors aantal forenzen uit de omliggende regio's aan. Hoewel de hoogste absolute getallen meestal werden geregistreerd voor nationale stromen van forenzen naar regio's met enkele van de grootste steden van Europa, is het ook interessant op te merken dat sommige regio's een relatief hoog aandeel in internationale forenzen vertegenwoordigen. Een groot deel van de mensen die in Luxemburg werken, reist bijvoorbeeld over de landsgrenzen heen om te komen werken vanuit de buurlanden België, Duitsland en Frankrijk.
Zie voor meer informatie: een artikel over forenzenpatronen.
Vermogen en inkomen meten naar woonplaats of naar werkplaats?
Het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking biedt geen informatie over de verdeling van de rijkdom tussen verschillende bevolkingsgroepen in een regio, noch geeft het aan hoe hoog het uiteindelijk beschikbare inkomen van particuliere huishoudens in de regio is, aangezien forenzenstromen ertoe kunnen leiden dat werknemers bijdragen aan het BBP van de ene regio (waar ze werken), en aan het inkomen van de huishoudens in een andere regio (waar ze wonen).
Dit nadeel is met name relevant wanneer een regio een aanzienlijk verschil tussen het aantal inkomende en uitgaande forensen kent. Gebieden met een aanzienlijke inkomende forenzenstroom hebben vaak een extreem hoog BBP per hoofd van de bevolking (in vergelijking met omliggende regio's). Dit patroon is te zien in veel grootstedelijke regio's van de EU, maar vooral in de hoofdsteden. Door deze discrepantie wordt voor sommige regio's met een netto inkomende forenzenstroom een hoog BBP per hoofd van de bevolking geregistreerd dat niet noodzakelijkerwijs een overeenkomstig hoog inkomensniveau voor de bevolking van die regio weergeeft.
In 2014 meldde ongeveer 15 % van de 276 NUTS 2-regio's waarover gegevens beschikbaar zijn (zie CFV 1 voor dekking) dat hun BBP per hoofd van de bevolking ten minste 25 % hoger lag dan het EU-28-gemiddelde; deze regio's worden in de donkerste tint blauw weergegeven. Veel van deze regio's waren hoofdstedelijke regio's of clusters van hieraan grenzende regio's. De overige regio‛s bevonden zich veelal in een groep in het midden van de kaart, en besloegen het westen en het zuiden van Duitsland, het westen van Oostenrijk en Noord-Italië, evenals Zwitserland. De resterende regio's waren de Finse eilandregio Åland en twee regio's die gerelateerd zijn aan olie- en gaswinning in de Noordzee, namelijk Groningen in Nederland en Noordoost Schotland in het Verenigd Koninkrijk. Hoewel Duitsland het grootste aantal regio's had met een BBP per hoofd van de bevolking dat ten minste 25 % hoger is dan het EU-28-gemiddelde, was de hoofdstedelijke regio, Berlijn, hier niet bij.
Vrijwel alle 21 regio's in de EU waar het BBP per hoofd van de bevolking minder dan de helft van het EU-28-gemiddelde bedroeg, bevonden zich in Oost-Europa
De regio's waarop het cohesiefonds voornamelijk is gericht, hebben een gemiddeld BBP per hoofd van de bevolking van minder dan 75 % van het EU-28-gemiddelde; deze regio's worden op kaart 1 in een donkere tint paars weergegeven. Er waren 78 NUTS 2-regio's die in 2014 in deze categorie vielen. Opgemerkt dient te worden dat de basis voor de programmeringsperiode 2014 – 2020 is vastgesteld met betrekking tot het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking tijdens de driejarige periode van 2007 – 2009.
In meer dan een kwart (21 regio's) van de 78 regio's met een relatief laag niveau BBP per hoofd van de bevolking was het niveau van economische productie per hoofd van de bevolking lager dan de helft van het EU-28-gemiddelde. Van deze 21 regio's bevonden er zich 19 in Oost-Europa, verspreid over vier EU-lidstaten, met vijf regio's in Bulgarije, vijf in Polen, vijf in Roemenië en vier in Hongarije. De twee overige regio's waren de Franse overzeese regio Mayotte en de Griekse regio Anatoliki Makedonia, Thraki. De twee Bulgaarse regio's Severozapaden, en Yuzhen tsentralen en de regio van het Franse eiland Mayotte meldden het laagste gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking in de EU, met elk een productieniveau per hoofd van de bevolking van minder dan een derde van het EU-28-gemiddelde.
In Inner London - West was het BBP per hoofd van de bevolking bijna achttien keer zo hoog als in Severozapaden
In 2014 was het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking voor Inner London - West (539 % van het EU-28-gemiddelde) achttien keer zo hoog — rekening houdend met de verschillen in prijsniveau — als in Severozapaden (Bulgarije), waar het laagste gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking werd geregistreerd (30 % van het EU-28-gemiddelde).
Het BBP per hoofd van de bevolking lag in elke regio van Noorwegen hoger dan het EU-28-gemiddelde
In alle multi-regionale EU-lidstaten was er ten minste één NUTS 2-regio die een gemiddeld niveau van BBP per hoofd van de bevolking had dat lager was dan het EU-28-gemiddelde in 2014, maar dit gold niet voor de NUTS 2-regio's in Noorwegen, die alle zeven waarden boven het EU-28-gemiddelde registreerden. Het BBP per hoofd van de bevolking was in slechts één van de EU-lidstaten die op dit analyseniveau een enkele regio zijn boven het EU-28-gemiddelde, namelijk Luxemburg; dit was tevens het geval in IJsland en ook in Zwitserland (waarvoor alleen nationale gegevens beschikbaar zijn).
In Tsjechië, Ierland, Hongarije, Polen, Portugal, Roemenië en Slowakije was de hoofstedelijke regio de enige regio waar het BBP per hoofd van de bevolking boven het EU-28-gemiddelde lag. Bulgarije, Griekenland, Kroatië en Slovenië waren de enige multi-regionale EU-lidstaten waar alle NUTS 2-regio's een gemiddeld BBP per hoofd van de bevolking hadden dat lager was dan het EU-28-gemiddelde. Het BBP per hoofd van de bevolking was ook in de vijf andere EU-lidstaten die op dit analyseniveau enkele regio's zijn onder het EU-28-gemiddelde: de Baltische lidstaten, Cyprus en Malta; dit was ook het geval in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië alsmede in Albanië en Servië (voor deze twee landen zijn alleen nationale gegevens beschikbaar).
Hoofdstedelijke regio's waren in het algemeen de regio's met het hoogste gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking binnen de meeste lidstaten
Afbeelding 1 geeft een alternatieve analyse van de regionale verdeling van het BBP per hoofd van de bevolking in 2014. Hieruit blijkt dat in een meerderheid van de EU-lidstaten met meerdere regio's de hoofdstedelijke regio's doorgaans het hoogste gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking hadden; de enige uitzonderingen op deze regel zijn Duitsland, Italië en Nederland. In Duitsland werd het hoogste gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking geregistreerd in Hamburg, terwijl Berlijn de enige hoofdstedelijke regio was met een BBP per hoofd van de bevolking dat onder het landelijk gemiddelde lag. De Italiaanse hoofdstedelijke regio Lazio nam de zesde plaats in wat betreft het niveau van het BBP per hoofd van de bevolking van de Italiaanse regio's, met hogere niveaus in de meeste van de noordelijkere regio's, met een piek in Provincia Autonoma di Bolzano/Bozen. In Nederland was Groningen de enige regio met een gemiddeld BBP per hoofd van de bevolking dat hoger was dan in de hoofdstedelijke regio Noord-Holland.
De hoofdstedelijke regio's van Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Ierland, Frankrijk, Kroatië, Portugal, Slovenië, Slowakije en Zweden waren de enige regio's in deze EU-lidstaten waar het BBP per hoofd van de bevolking in 2014 hoger was dan het EU-28-gemiddelde.
Uit een analyse van de EU-lidstaten met meer dan twee regio's blijkt dat de grootste verschillen in vermogensvorming tussen regio's van hetzelfde land werden geregistreerd in het Verenigd Koninkrijk, waar het BBP per hoofd van de bevolking in Inner London - West bijna acht keer zo hoog was als in West-Wales en The Valleys. Er waren ook aanzienlijke verschillen in niveaus van BBP per hoofd van de bevolking tussen de regio's van Frankrijk, Roemenië en Slowakije. Daarentegen was de vermogensvorming relatief gelijkmatig verdeeld in Kroatië, Slovenië, de Noordse lidstaten, Portugal, Ierland, Nederland, Oostenrijk, Spanje en Griekenland. In ieder van deze EU-lidstaten was het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking in de regio met de hoogste waarden nooit meer dan het dubbele dat in de regio met de laagste waarde werd geregistreerd; dit was ook het geval in Noorwegen.
Analyse van de regionale economische ontwikkeling in de loop der tijd
Tijdens de financiële en economische crisis bereikte het BBP per hoofd van de bevolking in de EU-28 in 2008 een piek op 26 000 KKS. In 2009 nam de activiteit snel af, en pas in 2011 was het gemiddelde niveau van het BBP per hoofd van de bevolking teruggekeerd naar (iets) boven de piek van voor de crisis. Het tempo waarmee het BBP per hoofd van de bevolking toenam, daalde in 2012 en 2013, toen een gemiddelde van 26 700 KKS van het BBP per hoofd van de bevolking werd gegenereerd, voordat het in 2014 weer versnelde tot 27500 PPS per hoofd van de bevolking.
Het BBP per hoofd van de bevolking nam snel toe in verschillende Poolse, Duitse en Oostenrijkse regio's, Litouwen en Luxemburg
Kaart 2 toont de effecten van de financiële en economische crisis en detailleert de regionale prestaties voor NUTS 2-regio's tussen 2008 en 2014. De regio's die snel uitbreidden, zoals getoond door de donkerste tint blauw, bevonden zich voornamelijk in Polen (7 van de 16 regio's), Oostenrijk (drie van de negen regio's), Duitsland (12 van de 38 regio's), Litouwen en Luxemburg (beide één regio op dit detailniveau), terwijl het BBP per hoofd van de bevolking als een percentage van het EU-28-gemiddelde ook met meer dan 10,0 procentpunten toenam in Nyugat-Dunántúl (Hongarije), Sud-Est (Roemenië), Bratislavský kraj (Slowakije), en Inner London - East.
DE REGIO'S VOOR HET VOETLICHT GEBRACHT
Mazowieckie, Polen
De snelst groeiende regio, gemeten in de wijziging van het BBP per inwoner tijdens de periode 2008 – 2014, was Mazowieckie (de Poolse hoofdstedelijke regio). Deze registreerde ook de hoogste toename onder NUTS 2-regio's voor netto-inkomen per inwoner tussen 2008 en 2013.
©: skitterphoto.com
De snelste economische groei in verhouding tot het EU-28-gemiddelde in de periode 2008 – 2014 in de NUTS 2-regio's van de EU werd opgetekend in de Poolse regio Mazowieckie, dat de hoofdstad Warschau omvat. Het BBP per hoofd van de bevolking in Mazowieckie lag 17,1 % onder het EU-28-gemiddelde in 2008, maar steeg tot 8,4 % boven het EU-28-gemiddelde in 2014.
Aan het andere einde van het spectrum tekenden in totaal 38 regio's een daling van ten minste 10,0 procentpunten van het BBP per hoofd van de bevolking op tussen 2008 en 2013 ten opzichte van het EU-28-gemiddelde (zoals blijkt uit de donkerste tint paars op kaart 2). De impact van de financiële en economische crisis op de Griekse en de Spaanse economie was wijdverspreid, want 12 van deze regio's waren Grieks en 14 Spaans; Cyprus (een enkele regio op dit analyseniveau) bevond zich ook in deze groep regio's, net zoals zeven voornamelijk Noord-Italiaanse regio's, twee Nederlandse regio's en één regio van de landen Finland (de hoofstedelijke regio) en het Verenigd Koninkrijk (Bedfordshire en Hertfordshire). De snelste economische daling in verhouding tot het EU-28-gemiddelde tijdens de periode 2008 – 2014 in de NUTS 2-regio's van de EU, werd geregistreerd in drie Griekse regio's (Attiki, Notio Aigaio en Ionia Nisia), waar het BBP per hoofd van de bevolking met meer dan 26,0 procentpunten daalde in verhouding tot het gemiddelde van de EU-28. Het daalde bijvoorbeeld in de hoofstedelijke regio van Attiki van 25,4 % boven het EU-28-gemiddelde naar 1,2 % eronder.
Nationale economische voorspoed lijkt een significante rol te spelen bij het vaststellen van regionale economische prestaties, met uitgebreide groei in verschillende oostelijke lidstaten
Opgemerkt kan worden dat er, ondanks de grote verschillen tussen het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking van de regio's van bepaalde EU-lidstaten, toch een relatief eenduidig patroon van veranderingen te zien was in de economische activiteit in de periode 2008-2014. Onder de multiregionale EU-lidstaten groeide het BBP per hoofd van de bevolking sneller dan het EU-28-gemiddelde in iedere regio van Bulgarije, Hongarije, Polen, Roemenië en Slowakije, alsmede iedere regio behalve de hoofstedelijke regio in België, Tsjechië en Oostenrijk, en iedere regio behalve één (niet de hoofstedelijke regio) in Denemarken en Duitsland. Daarentegen was de groei van het gemiddelde BBP per hoofd van de bevolking in alle regio's in Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Nederland, Slovenië, Finland (behalve Åland) en Zweden trager dan het EU-28-gemiddelde (meestal als gevolg van trage groei in plaats van een absolute daling van het BBP per hoofd van de bevolking). In Ierland groeide één regio sneller dan het EU-28-gemiddelde en één langzamer, terwijl de situatie alleen in Frankrijk, Portugal en het Verenigd Koninkrijk meer gemengd was, met een meerderheid van de regio's die langzamer groeiden dan het EU-28-gemiddelde.
Arbeidsproductiviteit
In de regionale rekeningen wordt de arbeidsproductiviteit gedefinieerd als de bruto toegevoegde waarde in euro tegen basisprijzen per werknemer; Kaart 3 toont deze indicator voor NUTS 2-regio's in 2014, waarbij de resultaten in verhouding tot het EU-28-gemiddelde worden weergegeven. Bij de regionale arbeidsproductiviteit wordt idealiter het totale aantal gewerkte uren (en niet eenvoudigweg het aantal werknemers) gebruikt, maar de gegevens voor deze maatstaf zijn echter onvolledig voor een aantal EU-lidstaten.
DE REGIO'S VOOR HET VOETLICHT GEBRACHT
Luxemburg, Luxemburg
In 2014 had Luxemburg het hoogste niveau van bruto toegevoegde waarde per werknemer onder NUTS 2-regio's in de EU; de arbeidsproductiviteit was twee keer zo hoog als het EU-28-gemiddelde. Luxemburg registreerde ook het op één na hoogste niveau van BBP per inwoner (na Inner London - West). Opgemerkt wordt dat het BBP per hoofd van de bevolking niet per se een duidelijk beeld geeft van het inkomen dat uiteindelijk voor particuliere huishoudens beschikbaar is, omdat forenzenstromen ertoe kunnen leiden dat werknemers bijdragen aan het BBP van één regio (waar ze werken) en aan het inkomen van huishouden in een andere regio (waar ze wonen).
©: nicrob 77
Bij aanzienlijke forenzenstromen tussen regio's is het waarschijnlijk dat de regio's die gekenmerkt worden door een netto instroom van forenzen, een lagere bruto toegevoegde waarde per werknemer laten zien dan hun overeenkomstige cijfers voor het BBP per hoofd van de bevolking, indien de arbeidsgegevens betrekking hebben op de regio waar de forenzen werken maar niet wonen. Met andere woorden, de kloof tussen de regio's kan kleiner zijn bij het analyseren van de arbeidsproductiviteit dan bij het analyseren van het BBP per hoofd van de bevolking. De hoogste bruto toegevoegde waarde per werknemer werd in 2014 echter geregistreerd voor Luxemburg, dat een van de hoogste niveaus van BBP per hoofd van de bevolking had; let op: de gegevens voor Londen zijn niet beschikbaar.
Relatief hoge niveaus van arbeidsproductiviteit kunnen gekoppeld zijn aan een efficiënt gebruik van arbeid (zonder extra inspanning), of kunnen voortvloeien uit de combinatie van activiteiten waaruit een economie is samengesteld (bij sommige activiteiten is de arbeidsproductiviteit hoger dan bij andere). De financiële sector speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol in de economie van Luxemburg en deze activiteit wordt gekenmerkt door een zeer hoge productiviteit. Zuid- en Oost-Ierland (met inbegrip van Dublin) — dat ook gespecialiseerd is in financiële dienstverlening — behoorde ook tot de drie regio's met de hoogste niveaus van arbeidsproductiviteit. De rest van de top-10 werd gevormd door drie Belgische regio's (het hoofdstedelijk gewest en de aangrenzende regio's), de Deense, Franse en Zweedse hoofdstedelijke regio's, alsmede twee regio's die gerelateerd zijn aan olie- en gaswinning op de Noordzee (waarvan al werd opgemerkt dat ze een hoog BBP per hoofd van de bevolking hebben), namelijk Groningen en Noordoost-Schotland.
De arbeidsproductiviteit lag lager in de EU-lidstaten die in 2004 of daarna tot de EU zijn toegetreden
Geen enkele regio in de lidstaten die in 2004 of daarna tot de EU zijn toegetreden had een bruto toegevoegde waarde per werknemer boven het EU-28-gemiddelde. In de Slowaakse hoofdstedelijke regio Bratislavský kraj werd het hoogste niveau van bruto toegevoegde waarde per werknemer opgetekend van de NUTS 2-regio‛s van deze dertien lidstaten (afhankelijk van beschikbaarheid van gegevens), met iets meer dan 80 % van het EU-28-gemiddelde in 2014.
Er waren 64 NUTS 2-regio's waar de bruto toegevoegde waarde per werknemer minder dan drie kwart van het EU-28-gemiddelde in 2014 bedroeg (zoals weergegeven door de donkerste tint paars op kaart 3). In deze groep bevonden zich 46 regio's waar deze verhouding minder dan de helft van het EU-28-gemiddelde bedroeg: ze waren verspreid over twee van de Baltische lidstaten (Letland en Litouwen, ieder één regio op dit detailniveau) en oostelijke regio's van de EU, met lage waarden voor de arbeidsproductiviteit in iedere regio van Bulgarije, Kroatië en Hongarije, op twee na alle regio's in Tsjechië en in Polen, op een na alle regio's in Roemenië, en één regio in Slowakije. De enige zuidelijke regio waar de arbeidsproductiviteit in 2014 minder dan de helft van het EU-28-gemiddelde bedroeg ,was Norte in Portugal.
Primair inkomen van huishoudens
In de afgelopen jaren is er een groeiende discussie over de kwaliteit van leven in Europa, waarbij veel mensen van mening zijn dat hun totale levensstandaard sinds het begin van de financiële en economische crisis is verslechterd, vooral als resultaat van dalende werkelijke lonen, toegenomen werkloosheid, extra lasten in de vorm van belastingen en sociale lasten, lagere niveaus van voorzieningen of stijgende prijzen.
Kaart 4 voorziet in een overzicht van het primaire inkomen per inwoner in NUTS 2-regio's voor 26 van de EU-lidstaten: er zijn geen gegevens beschikbaar voor Luxemburg of Malta. De gegevens worden gepresenteerd als koopkrachtconsumptiestandaards (KKCS) die zijn aangepast voor prijsverschillen tussen regio's. In 2013 liep het primaire inkomen uiteen van een hoogste inkomen van 51 200 KKCS per inwoner in Inner London - West tot 4 800 KKCS in Severozapaden, een factor van 10,6 tot 1; als zodanig werden de hoogste en laagste waarden in dezelfde regio's geregistreerd die de hoogste en laagste niveaus van BBP per hoofd van de bevolking rapporteerden.
Hoge primaire inkomens in veel Duitse regio's en in het algemeen in en rondom hoofdsteden
In 52 regio's werd een primair inkomen per inwoner gemeten dat in 2013 ten minste 22 500 KKCS bedroeg. De meerderheid (27) van deze regio's bevond zich in Duitsland, waaronder de op één, twee en drie na hoogste waarden, die in Oberbayern, Stuttgart en Hamburg werden gemeten. Behalve Inner London - West waren er zeven andere Britse regio's, hoofdzakelijk in het zuidoosten van Engeland, met één regio in Schotland (Noordoost-Schotland). Andere EU-lidstaten met meerdere regio's in deze groep waren Oostenrijk (vijf regio's) België (vier regio's, gegroepeerd rondom, maar niet inclusief de hoofstedelijke regio), Italië, Nederland en Finland (ieder twee regio's), terwijl er één Franse en één Zweedse regio waren. Net zoals met de al getoonde informatie voor BBP per hoofd van de bevolking, is een van de meest opvallende eigenschappen van Kaart 4 het relatief hoge primaire inkomen per inwoner dat in en rondom hoofstedelijke regio's werd geregistreerd.
Aan het andere einde van het spectrum waren er 36 NUTS 2-regio's die een primair inkomen per inwoner rapporteerden dat minder was dan 10 000 KKCS. Deze regio's bevonden zich hoofdzakelijk in Letland (één regio op dit detailniveau), Griekenland en oostelijke EU-lidstaten, specifiek Bulgarije (alle zes regio's), Kroatië (beide regio's), Hongarije (zes van de zeven regio's), Roemenië (zes van de acht regio's), Polen (8 van de 16 regio's) en Slowakije (een van de vier regio's); daarnaast was er één Franse regio.
Netto-inkomen
Afbeelding 2 en kaart 5 laten informatie zien over besteedbare inkomens van particuliere huishoudens, met andere worden, inkomen ‘in de knip’ dat mensen kunnen uitgeven of sparen (nadat ze hun belastingen en bijdragen voor de sociale zekerheid hebben betaald en ze hun sociale uitkeringen hebben ontvangen). Het hoogste netto-inkomen per inwoner in 2013 werd in Inner London - West geregistreerd; 37 900 KKCS; opgemerkt wordt dat er geen gegevens beschikbaar zijn voor Luxemburg of Malta. De andere negen regio's in de top-10 bevonden zich allemaal in Duitsland, waarbij het hoogste netto-inkomen werd geregistreerd in de Beierse regio Oberbayern (die München omvat).
Het hoogste netto-inkomen per inwoner in Inner London - West was 7,7 keer zo hoog als dat in de Franse overzeese regio van Mayotte (4 900 KKCS); als zodanig verminderde het verschil tussen de hoogste en de laagste regio aanzienlijk, wanneer dit wordt vergeleken met dezelfde verhouding voor het primaire inkomen (10,6 tot 1). Het netto-inkomen per inwoner van de meeste regio's is in het algemeen lager dan het overeenkomstige cijfer voor primair inkomen per inwoner als gevolg van staatsingrijpen (herverdeling). Dit geldt vooral voor de regio's met de hoogste inkomens (vaak hoofdstedelijke regio's), aangezien belastingen en bijdragen voor de sociale zekerheid meestal met het inkomen toenemen.
Afbeelding 2 toont dat hoofdstedelijke regio's vaak de hoogste netto-inkomens voor hun rekening namen, ook al was dit patroon minder duidelijk onder enkele van de EU-lidstaten met de hoogste netto-inkomens: in België, Duitsland en Oostenrijk was het netto-inkomen per inwoner voor de hoofdstedelijke regio lager dan het nationale gemiddelde. De hoofdstedelijke regio's van Spanje, Italië, Hongarije en Finland registreerden een netto-inkomen per inwoner dat hoger was dan hun respectievelijke nationale gemiddelden, ook al was er in ieder van deze EU-lidstaten ten minste één andere regio die een hoger netto-inkomen per inwoner registreerde.
Anders dan in hoofdstedelijke regio's was er een relatief uniforme verdeling van het netto-inkomen over de regio's van de meeste EU-lidstaten
Buiten de hoofdstedelijke regio's bevond de verdeling van netto-inkomen per inwoner zich in de meeste EU-lidstaten vaak binnen een relatief klein spectrum over de resterende regio's. Dit gold vooral in Denemarken, Zweden en Oostenrijk, die vrij uniforme verdelingen vertoonden. Daarentegen, en weer met uitzondering van de hoofdstedelijke regio's, werden de grootse variaties in netto-inkomen per inwoner over regio's van dezelfde EU-lidstaat geregistreerd in Italië, Frankrijk en Spanje; in Frankrijk was dit voor een groot deel te wijten aan de relatief lage waarden voor sommige van de overzeese regio's, terwijl in Italië en Spanje de verschillen de noord-zuid-scheidslijnen weerspiegelden (met hoger netto-inkomen in de noordelijke regio's).
Hoewel de meeste NUTS 2-regio's rapporteerden dat het netto-inkomen per inwoner lager was dan het primaire inkomen per inwoner, waren er 46 regio's die dermate profiteerden van de sociale verstrekkingen en andere overdrachten, dat het beschikbare inkomen per inwoner hoger was dan het primaire inkomen. Zo'n situatie deed zich voor in 10 van de 13 Griekse regio's, alle zes Bulgaarse regio's, vijf van de acht Roemeense regio's, vijf van de zeven Portugese regio's, vier van de zeven Hongaarse regio's, drie regio's per land in Spanje, Italië en het Verenigd Koninkrijk, twee regio's van Polen en één regio per land in Duitsland, Frankrijk, Kroatië en Slowakije, alsmede in Cyprus (wat op dit detailniveau één regio is).
De hoogste toenamen in netto-inkomen werden geregistreerd in veel regio's van Duitsland, Polen en Roemenië
Kaart 5 toont de wijziging in netto-inkomen per inwoner over NUTS 2-regio's tussen 2008 en 2013; opgemerkt wordt dat de gegevens voor Spanje verwijzen naar de wijziging tussen 2010 en 2013 en dat er geen informatie beschikbaar is voor Kroatië, Luxemburg en Malta. Het meest zichtbare patroon op de kaart is de relatief hoge toename in besteedbare inkomens in heel Duitsland, Polen en Roemenië tijdens de betrokken periode. De grootste toenamen in netto-inkomen in enkele van de NUTS 2-regio's waarvoor gegevens beschikbaar zijn, werden geregistreerd voor de Poolse hoofdstedelijke regio Mazowieckie en de Roemeense regio Vest. Poolse en Roemeense regio's, samen met de Slowaakse hoofdstedelijke regio, namen alle top-10 plaatsen in beslag.
Het netto-inkomen daalde in alle Griekse regio's met meer dan duizend KKCS
De grootste krimp in netto-inkomen werd gevoeld in enkele EU-lidstaten die het meest door de financiële en economische crisis werden getroffen. Er waren over de EU-28 38 regio's waar het netto-inkomen per inwoner tussen 2008 en 2013 met meer dan duizend KKCS daalde (zoals getoond door de donkerste tint paars op kaart 5). Tot deze groep behoorden alle 13 Griekse regio's en de negen regio's met de grootste dalingen over de hele EU-28 waren allemaal Grieks, met de grootste daling in de Griekse hoofdstedelijke regio (Attiki). Elders bestond deze groep van 38 regio's overigens uit 11 regio's van Italië, 10 van het Verenigd Koninkrijk en beide Ierse regio's, alsmede één van de twee Sloveense regio's en Cyprus( wat op dit detailniveau één regio is).
Gegevensbronnen en -beschikbaarheid
ESA 2010
Het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR) verschaft de methodiek voor nationale rekeningen in de EU. De huidige versie, ESA 2010, werd in mei 2013 vastgesteld en wordt sinds september 2014 geïmplementeerd.
Het ESR 2010 biedt een geharmoniseerde methodiek die moet worden gebruikt voor de opstelling van nationale en regionale rekeningen in de EU. Het zorgt ervoor dat de economische statistieken van de economieën van de EU-lidstaten worden verzameld op een consequente, vergelijkbare, betrouwbare en actuele wijze. De juridische basis voor deze statistieken is een Verordening van het Europese Parlement en van de Raad met betrekking tot het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (Nr. 549/2013).
Nadere informatie over de overgang van ESR 95 naar ESR 2010 wordt gegeven op Eurostat’s website.
NUTS
De in dit artikel gepresenteerde gegevens zijn uitsluitend gebaseerd op de NUTS-versie van 2013.
Toepassingsgebied
De statistieken van de regionale economische rekeningen worden grotendeels weergegeven voor NUTS 2-regio's. De gegevens voor Zwitserland, Albanië en Servië zijn alleen beschikbaar op nationaal niveau. De meest recente beschikbare statistieken voor Noorse regio's hebben betrekking op 2013, hoewel nationale gegevens voor 2014 beschikbaar zijn.
Opgemerkt wordt dat niet voor alle regio's een volledige tijdreeks beschikbaar is: bijzondere oplettendheid is daarom geboden bij de analyse van kaarten die ontwikkelingen in de tijd laten zien; in de voetnoten worden afwijkingen van de standaarddekking gegeven.
Definities van indicatoren
Bruto Binnenlands Product (BBP) is een fundamentele maatstaf van de algemene economische gezondheid van een land. Het is een globale maatstaf van productie die gelijk is aan de som van de bruto toegevoegde waarde van alle ingezeten institutionele eenheden die zich bezighouden met productie, plus eventuele belastingen en verminderd met eventuele subsidies op producten die niet in de waarde van hun producties zijn opgenomen. De bruto toegevoegde waarde is het verschil tussen output en intermediair verbruik.
Het BBP per werknemer is bedoeld om een algemene indruk te geven van het concurrentievermogen en de productiviteit van de nationale/regionale economie. Het is tot op zekere hoogte afhankelijk van de structuur van de totale werkgelegenheid en kan bijvoorbeeld worden verlaagd door een verschuiving van voltijds werk naar deeltijdwerk.
De bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen is een saldo van de productierekening van de nationale rekeningen, gedefinieerd als productie tegen basisprijzen, verminderd met intermediair verbruik tegen aankoopprijzen. De basisprijs is de vordering door de producent op de koper voor een eenheid van een product verminderd met eventuele belasting op het product plus eventuele subsidie op het product. De bruto toegevoegde waarde kan per activiteit worden uitgesplitst: de som van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen voor alle activiteiten plus productgebonden belastingen verminderd met subsidies op producten levert het BBP op.
Het primaire inkomen van particuliere huishoudens is datgene wat direct door markttransacties wordt gegenereerd. Dit omvat in het algemeen het inkomen uit arbeid in loondienst en als zelfstandige, almede inkomen in de vorm van rente, dividenden en huur; te betalen rente en huur worden als negatieve posten geregistreerd.
Netto-inkomen wordt afgeleid van primair inkomen door het bijtellen van alle sociale uitkeringen en monetaire overdrachten (van herverdeling door de staat) en het aftrekken van belasting op inkomen en vermogen, alsmede sociale bijdragen en vergelijkbare overdrachten; als zodanig weerspiegelt het inkomen ‘in de knip’.
Context
Het meten van de economische ontwikkeling
De economische ontwikkeling van een regio wordt doorgaans uitgedrukt in BBP, dat kan worden gebruikt om macro-economische activiteiten en groei in een regio te meten en als basis voor vergelijkingen tussen de regio's. Het BBP is ook een belangrijke indicator vanuit beleidsperspectief gezien, aangezien het doorslaggevend is voor het vaststellen van de bijdragen van elke EU-lidstaat aan de EU-begroting, en de driejarige gemiddelden van het BBP worden gebruikt om te bepalen of de regio's in aanmerking komen voor steun uit het EU-structuurfonds.
Het BBP per hoofd van de bevolking wordt vaak als een "proxy-indicator" (vervangende generator) voor de algemene levensstandaard beschouwd. Voor beleidsdiscussies mag dit niet als enige bron worden gebruikt, aangezien het BBP geen rekening houdt met externe effecten, zoals duurzaamheid van het milieu of sociale integratie, die steeds meer worden beschouwd als belangrijke aspecten van de kwaliteit van leven.
Een aantal internationale initiatieven is gericht op deze kwestie en in augustus 2009 heeft de Europese Commissie een mededeling goedgekeurd, genaamd het BBP en verder: meting van de vooruitgang in een veranderende wereld (COM(2009) 433 definitief), waarin een reeks acties worden beschreven om de BBP-maatregelen te verbeteren en aan te vullen. Daarin werd vastgesteld dat er een goede reden was om het BBP aan te vullen met statistieken van andere economische, sociale en milieuaspecten die doorslaggevend zijn voor het welzijn van ieder individu. Recente ontwikkelingen op het gebied van deze aanvullende indicatoren worden nader beschreven in een werkdocument genaamd Progress on ‘GDP and beyond’ actions (SWD(2013) 303 definitief), waarin wordt bevestigd dat een bredere meting van het BBP, ook op regionaal en lokaal niveau, in het algemeen belang is.
Zie voor meer informatie: een artikel over de kwaliteit van leven van het regionale jaarboek van Eurostat — editie 2015.
Economisch beleid
Regionale verschillen kunnen het gevolg zijn van veel factoren, waaronder: geografische afgelegenheid of bevolkingsdichtheid, sociale en economische veranderingen of de erfenis van vroegere economische systemen. Deze ongelijkheden kunnen zich onder meer manifesteren in de vorm van sociale verarming, slechte kwaliteit van huisvesting, gezondheidszorg of onderwijs, hogere werkloosheid of ontoereikende infrastructuur.
Het regionaal beleid van de EU is erop gericht de bredere agenda Europa 2020 te ondersteunen. Het is ontworpen ter bevordering van de solidariteit en cohesie, zodat elke regio zijn volledige potentieel kan verwezenlijken en het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en de levensstandaard van "armere" regio's zo spoedig mogelijk op het gemiddelde niveau van de EU worden gebracht.
Cohesiebeleid
Ruim een derde van de EU-begroting is gewijd aan cohesiebeleid. Dit beleid heeft ten doel economische, sociale en territoriale ongelijkheden in de EU weg te nemen, bijvoorbeeld door de herstructurering van industriegebieden met afnemende economische activiteit of de diversificatie van landelijke gebieden. Zodoende beoogt het regionaal beleid van de EU het concurrentievermogen van de regio's te versterken, met meer economische groei en nieuwe banen tot gevolg. Het regionaal beleid van de EU is een investeringsbeleid om het creëren van werkgelegenheid, het concurrentievermogen, economische groei, verbetering van de levenskwaliteit en duurzame ontwikkeling te ondersteunen.
Voor de periode 2014 – 2020 EU’s cohesion policy has been refocused met het doel om een maximaal effect te sorteren op de groei en de werkgelegenheid. Gedurende deze periode zal in totaal 351 miljard EUR miljard in de regio's van de EU worden geïnvesteerd. In alle regio's worden de investeringen voortgezet, maar er zijn beleidshervormingen aangenomen waardoor het niveau aan ondersteuning volgens de volgende classificatie wordt veranderd:
- minder ontwikkelde regio’s (BBP< 75 % van het gemiddelde van de EU-27);
- overgang regio's (BBP 75 % – 90 % van het gemiddelde van de EU-27); en
- meer ontwikkelde regio's (BBP > 90 % van het gemiddelde van de EU-27).
Het regionaal beleid van de EU wil elke regio helpen zijn volledige potentieel te bereiken door het concurrentievermogen te verbeteren en de levensstandaard van de armste regio's dichter bij het EU-gemiddelde te brengen (convergentie). Het regionaal economisch beleid wil investeringen in de regio's stimuleren door toegankelijkheid te verbeteren, kwaliteitsdiensten te leveren en het milieu te beschermen, en daarmee innovatie, ondernemerschap en de creatie van werkgelegenheid bevorderen, en tegelijkertijd ongelijkheden overwinnen die zich kunnen manifesteren in sociale achterstand, slechte huisvesting, gezondheidszorg en slecht onderwijs, hogere werkloosheid of ontoereikende infrastructuurvoorzieningen.
Het stimuleren van werkgelegenheid, groei en investeringen
In 2014 heeft de Europese Commissie haar topprioriteit vastgesteld als "het stimuleren van werkgelegenheid, groei en investeringen". Dit is een belangrijk nieuw initiatief dat tot doel heeft de openbare en particuliere investeringen te openen door zich te richten op infrastructurele ontwikkelingen, zoals breedbandinternet, energienetwerken en vervoer. In haar mededeling getiteld Een investeringsplan voor Europa (COM(2014) 903 definitief) heeft de Europese Commissie de rol onderstreept die de EU-lidstaten en de regionale autoriteiten moeten spelen om de maximale impact van de EU-structuurfondsen te verkrijgen door te profiteren van diverse financiële instrumenten in de vorm van leningen, aandelenkapitaal en garanties. In januari 2015 heeft de Europese Commissie een communicatie goedgekeurd met betrekking tot de beste manier om gebruik te maken van de flexibiliteit binnen de bestaande regels van het stabiliteits- en groeipact (COM(2015) 12 definitief). Deze communicatie heeft als doel om de koppeling tussen investeringen, structurele hervormingen en fiscale verantwoordelijkheid te versterken.
Zie ook
- Economy and finance statistics introduced (in het Engels)
- European sector accounts - background (achtergrondartikel) (in het Engels)
- European system of national and regional accounts - ESA 2010 (achtergrondartikel) (in het Engels)
- GDP per capita, consumption per capita and price level indices (in het Engels)
- Nationale rekeningen en BBP
Meer informatie van Eurostat
Datavisualisatie
- Statische Atlas van Eurostat (Hoofdstuk 6) (in het Engels)
- Regionale Statistieken geïllustreerd (in het Engels)
Publicaties
- Regionaal jaarboek Eurostat (in het Engels)
Hoofdtabellen
- Jaarlijkse nationale rekeningen (t_nama) (in het Engels), zie:
- Regionale economische rekeningen — ESA2010 (reg_eco10)
Databank
- Regionale statistieken op NUTS-classificatie (reg) (in het Engels), zie:
- Regionale economische rekeningen - ESA2010 (reg_eco10)
Speciale sectie
- Nationale rekeningen (in het Engels)
- Regio's (in het Engels)
Methodologie / Metadata
- Het bruto binnenlands product (BBP) tegen huidige marktprijzen per NUTS 2-regio's (in het Engels) (ESMS metadata file — nama_r_e2gdp_esms)
- Rekeningen van huishoudens- ESA95 (in het Engels) (ESMS metadata file — reg_ecohh_esms)
Brongegevens voor de figuren en kaarten (MS Excel)
- Economie op regionaal niveau (in het Engels)
Externe links