Archive:Energieproductie en –invoer
- Gegevens van augustus 2012. Meest recente gegevens: Meer informatie van Eurostat, Hoofdtabellen en Databank.
De afhankelijkheid van de Europese Unie (EU) van de invoer van energie, met name van olie en meer recentelijk ook van aardgas, vormt de achtergrond voor het beleid inzake de zekerheid van de energievoorziening. Dit artikel gaat over de productie van primaire energie in de EU en de toenemende afhankelijkheid van de EU van energie-invoer uit derde landen doordat zij meer verbruikt dan zij produceert. Meer dan de helft (54,1 %) van het bruto binnenlands energieverbruik van de EU-27 in 2010 was afkomstig van invoer.
Belangrijkste statistische resultaten
Primaire productie
De productie van primaire energie in de EU-27 bedroeg in 2010 in totaal 830,9 miljoen ton olie-equivalent (toe). Dit was de eerste opleving van de productie sinds 2001, waarbij het volume van primaire energie steeg met 17,2 miljoen toe ten opzichte van 2009. Over een langere periode beschouwd, lag in 2010 de productie van primaire energie in de EU-27 109,7 miljoen toe lager dan een decennium eerder. De algemene dalende trend in de productie van de EU-27 kan, ten minste gedeeltelijk, worden geweten aan het feit dat de grondstoffenvoorraad uitgeput raakte en/of producenten de exploitatie van beperkte hulpbronnen niet rendabel vonden.
Van alle lidstaten was de productie van primaire energie het hoogste in de Verenigd Koninkrijk, met een andeel van 17,8 % van het totaal van de EU-27; dit was een aanzienlijke daling ten opzichte van tien jaar eerder (28,7 % van de productie van de EU-27 in 2000). Voor het overige waren de grootste producenten van primaire energie Frankrijk (16,2 %) en Duitsland (15,8 %), gevolgd door Nederland (8,4 %) en Polen (8,1 %) — zie tabel 1. Het Verenigd Koninkrijk kende veruit de grootste daling van de productie van primaire energie, namelijk 122,2 miljoen toe over de periode 2000-2010; de op één na grootste daling werd geregistreerd in Polen (11,9 miljoen toe). De grootste stijgingen van de productie van primaire energie in de tien jaar tot 2010 werden geregistreerd in Nederland (12,4 miljoen toe), Frankrijk (5,0 miljoen toe) en Zweden (3,1 miljoen toe).
De productie van primaire energie in de EU-27 was in 2010 verspreid over een groot aantal verschillende energiebronnen, waarvan kernenergie de belangrijkste was (28,5 % van het totaal); het aandeel van kernbrandstof was vooral hoog in België, Frankrijk en Slowakije – waar deze ruim de helft van de nationale productie van primaire energie uitmaakte. Ongeveer eenvijfde van de totale primaire-energieproductie van de EU-27 was afkomstig van hernieuwbare energiebronnen (20,1 %), vaste brandstoffen (19,6 %, vooral steenkool) en aardgas (18,8 %), terwijl de rest (11,7 %) afkomstig was van aardolie (zie figuur 1). In 2010 overtrof de productie van primaire energie uit hernieuwbare energiebronnen in de EU-27 voor het eerst die uit aardgas en vaste brandstoffen, nadat in 2006 de productie van ruwe aardolie al was voorbijgestreefd.
De groei van de primaire productie uit hernieuwbare energiebronnen was groter dan die van alle andere soorten energie, waarbij de groei vooral vanaf 2002 bijzonder sterk was (zie figuur 2). Sinds dat jaar lijkt er sprake te zijn van een keerpunt en nam de productie van hernieuwbare energie toe, en wel met 70,9 % tussen 2002 en 2010. Voor de andere primaire energiebronnen is de productie tussen 2000 en 2010 daarentegen over de gehele linie gedaald. De grootste afname van de primaire energieproductie was te zien voor aardolie (-43,6 %), aardgas (-24,9 %) en vaste brandstoffen (-23,5 %), terwijl kernenergie een kleinere daling (3,0 %) liet zien.
Invoer
De terugval van de primaire productie van steenkool, bruinkool, aardolie, aardgas en meer recentelijk kernenergie heeft geleid tot een situatie waarin de EU steeds afhankelijker wordt van de invoer van primaire energie om aan de vraag te kunnen voldoen. In 2010 lag de invoer van primaire energie in de EU-27 ongeveer 952,3 miljoen toe hoger dan de uitvoer. De grootste netto-importeurs van primaire energie waren over het algemeen de lidstaten met de grootste bevolking, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Polen (die nog over eigen aardolie-/aardgas- en steenkoolreserves beschikken). Sinds 2004 is Denemarken van alle EU-lidstaten de enige netto-exporteur van primaire energie (zie tabel 2).
De herkomst van de energie-invoer van de EU-27 is de afgelopen jaren enigszins veranderd, waarbij Rusland zijn positie als grootste leverancier van aardolie en aardgas heeft behouden en de belangrijkste leverancier van steenkool is geworden (zie tabel 3). In 2010 was circa 34,5 % van de invoer van aardolie in de EU-27 afkomstig uit Rusland; dit was het hoogste aandeel dat tussen 2002 en 2010 werd geregistreerd, nadat het was gedaald tot een tijdelijk dieptepunt van 31,4 % in 2008. Rusland werd de voornaamste leverancier van steenkool in 2006, toen het Zuid-Afrika van de eerste plaats verdrong en nadat het in 2004 Australië en in 2002 Colombia was voorbijgestreefd; het Russische aandeel in de invoer van steenkool in de EU-27 steeg van 13,1 % in 2002 tot 30,2 % in 2009, en daalde in 2010 enigszins tot 27,1 %. Ondanks deze daling bleef Rusland bleef in 2010 de belangrijkste bron van steenkoolinvoer in de EU in 2010, en was zijn aandeel veel groter dan dat van de één na belangrijkste: Colombia (20,2 %). Daarentegen daalde het aandeel van Rusland in de invoer van aardgas in de EU-27 tussen 2003 en 2010 van 45,1 % tot 31, 8 %, terwijl het aandeel van Qatar steeg van minder dan 1 % tot 8,6 %.
De zekerheid van de primaire-energievoorziening van de EU kan in gevaar komen als een groot deel van de invoer in handen van een klein aantal partners komt. Bijna driekwart (74,4 %) van de invoer van aardgas in de EU-27 kwam in 2010 uit Rusland, Noorwegen en Algerije — er was dan ook sprake van diversificatie van de invoer, aangezien die drie landen in 2009 nog goed waren voor 79,2 % van aardgasinvoer. Uit een soortgelijke analyse blijkt dat 58,5 % van de invoer van aardolie in de EU-27 uit Rusland, Noorwegen en Libië kwam en 64,3 % van de invoer van steenkool afkomstig was uit Rusland, Colombia, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten. Tussen 2002 en 2010 waren er aanwijzingen dat nieuwe partnerlanden in opkomst waren, maar de invoer uit die landen bleef vrij klein. Dit gold met name voor de invoer van aardolie uit Kazachstan en Azerbeidzjan, en de invoer van aardgas uit Qatar en Libië.
De afhankelijkheid van de EU-27 van ingevoerde energie nam toe van minder dan 40 % van het bruto-energieverbruik in de jaren tachtig tot 54,1 % in 2009 (zie tabel 4). Dit laatste cijfer wees op een tweede lichte daling van de afhankelijkheid, die een hoogtepunt van 56,3 % had in 2008. De grootste energieafhankelijkheid in 2010 werd geregistreerd voor aardolie (85,2 %) en aardgas (62,4 %). De toename in de afgelopen tien jaar (tussen 2000 en 2010) van de afhankelijkheid van derde landen voor de levering van vaste brandstoffen (29,2 %) en aardgas (27,6 %) was sterker dan die voor ruwe aardolie (12,7 %), die al zeer hoog was. Sinds 2003 is de netto-invoer van energie van de EU-27 groter dan de primaire productie. Met andere woorden: meer dan de helft van het bruto binnenlands energieverbruik van de EU-27 was afkomstig uit netto-invoer.
Als netto-exporteur was Denemarken in 2010 het enige land van de EU-27 met een negatieve afhankelijkheid (zie figuur 3). Van de andere lidstaten waren Estland, Roemenië, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk het minst afhankelijk (de enige andere landen met een afhankelijkheid van minder dan 30 %); daarentegen waren Cyprus, Malta en Luxemburg (bijna) volledig afhankelijk van de invoer van primaire energie.
Gegevensbronnen en -beschikbaarheid
Energieproducten die rechtstreeks uit natuurlijke hulpbronnen worden gewonnen of gedolven, worden primaire energiebronnen genoemd; energieproducten die in een energiecentrale worden geproduceerd uit primaire energiebronnen worden afgeleide producten genoemd. Primaire-energieproductie omvat de nationale productie van primaire energiebronnen en vindt plaats wanneer natuurlijke hulpbronnen worden geëxploiteerd, bijvoorbeeld in steenkoolmijnen, olievelden en waterkrachtcentrales of bij de fabricage van biobrandstoffen. Wanneer het verbruik groter is dan de primaire productie, moet het tekort worden aangevuld door de invoer van primaire of afgeleide producten.
De warmte die in een reactor wordt geproduceerd als gevolg van kernsplijting wordt beschouwd als primaire productie van nucleaire warmte, ook wel kernenergie genoemd. Deze wordt berekend op basis van de werkelijk geproduceerde warmte of op basis van de geregistreerde bruto-elektriciteitsproductie en het thermisch rendement van de kerncentrale. De primaire productie van steenkool en bruinkool bestaat uit hoeveelheden gewonnen of geproduceerde brandstoffen, berekend na eventuele verwijdering van inert materiaal.
De omzetting van energie van de ene in de andere vorm, zoals elektriciteit of warmteopwekking door thermische krachtcentrales of cokesproductie door cokesovens, wordt niet als primaire productie beschouwd.
De netto-invoer wordt berekend als de omvang van de invoer verminderd met de equivalente omvang van de uitvoer. De invoer omvat alle binnenkomsten in het nationale grondgebied, met uitzondering van doorvoer (met name via aardgas- en oliepijpleidingen); uitvoer omvat alle uitgevoerde hoeveelheden uit het nationale grondgebied.
Context
Meer dan de helft van de energie in de EU-27 is afkomstig van buiten de EU – en dit aandeel is de afgelopen tien jaar gestegen. Een groot deel van die energie komt uit Rusland; door zijn geschillen met doorvoerlanden dreigde de levering de afgelopen jaren te worden onderbroken – zoals de aardgasstromen uit Rusland via Oekraïne die tussen 6 en 20 januari 2009 onderbroken werden.
De Europese Commissie heeft in november 2008 haar tweede strategische evaluatie van de energiesituatie (in het Engels) goedgekeurd. Hierin werd uiteengezet hoe de EU haar afhankelijkheid van ingevoerde energie kan verminderen en tegelijkertijd de continuïteit van de energievoorziening kan verbeteren en de uitstoot van broeikasgassen kan terugdringen. In de evaluatie werd aangedrongen op energiesolidariteit tussen de lidstaten, werd een actieplan voorgesteld om een duurzame energievoorziening veilig te stellen, en werd een pakket energie-efficiëntiemaatregelen goedgekeurd met het oog op energiebesparing op een aantal cruciale gebieden, zoals gebouwen en energieverbruikende producten.
In reactie op de Russisch-Oekraïense aardgascrisis van januari 2009 werd het wettelijke kader van de EU met betrekking tot de zekerheid van de energievoorziening herzien en heeft de Europese Raad in september 2009 Richtlijn 2009/119/EG houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden, goedgekeurd. Deze maatregelen voor de aardolie- en aardgasmarkt moeten ervoor zorgen dat alle partijen doeltreffende maatregelen nemen om de gevolgen van potentiële verstoringen van de leveringen te voorkomen en te beperken en tevens mechanismen tot stand brengen zodat de lidstaten kunnen samenwerken om doeltreffend te reageren op eventuele grote verstoringen van de aardolie- of aardgasleveringen; er werd een coördinatiemechanisme opgezet zodat de lidstaten onmiddellijk en op uniforme wijze kunnen reageren in geval van een noodsituatie.
Een breed scala aan energiebronnen en diversiteit van leveranciers, transportroutes en transportmechanismen kunnen een belangrijke rol spelen bij het waarborgen van de energievoorziening. Het opbouwen van betrouwbare partnerschappen met landen die energie leveren, doorvoeren en verbruiken, wordt gezien als een manier om de risico's van de energieafhankelijkheid van de EU te beperken. In september 2011 heeft de Europese Commissie een mededeling goedgekeurd met als titel “Het energiebeleid van de EU: verbintenissen met partners buiten onze grenzen “ (COM(2011) 539 definitief).
In november 2010 heeft de Europese Commissie een initiatief goedgekeurd met als titel “Energie 2020 – Een strategie voor een concurrerende, duurzame en continu geleverde energie “ COM(2010) 639 definitief). In deze strategie worden de prioriteiten voor een periode van tien jaar bepaald en worden de maatregelen beschreven die nodig zijn om verschillende uitdagingen aan te gaan, waaronder de totstandbrenging van een markt met concurrerende tarieven en een veilige energievoorziening, de versterking van het technologisch leiderschap, en doeltreffende onderhandelingen met internationale partners.
In dezelfde maand keurde de Europese Commissie een initiatief goed met als titel “Prioriteiten voor energie-infrastructuurprojecten voor 2020 en verder - Een blauwdruk voor een Europees geïntegreerd energienetwerk “ (COM(2010) 677 definitief). Hierin worden de prioritaire corridors voor het vervoer van elektriciteit, gas en olie vastgelegd. Ook wordt een instrumentarium voorgesteld om de uitvoering van deze prioritaire infrastructuur te bespoedigen.
Er lopen verschillende initiatieven om gaspijpleidingen tussen Europa en zijn oostelijke en zuidelijke buurlanden te ontwikkelen. Het gaat hierbij onder andere om Noordstroom (tussen Rusland en de EU via de Oostzee), die in november 2011 operationeel is geworden, Zuidstroom (tussen Rusland en de EU via de Zwarte Zee), die naar verwachting in 2015 gereed zal zijn, en Nabucco (die de Kaspische Zee en het Midden-Oosten verbindt met de EU) die naar verwachting in 2017 operationeel zal zijn.
Nadere informatie van Eurostat
Publicaties
- Energy balance sheets - 2009-2010 (in het Engels)
- Panorama of energy: energy statistics to support EU policies and solutions (in het Engels)
Hoofdtabellen
- Energy, zie (in het Engels):
- Energy Statistics - quantities (t_nrg_quant)
- Total production of primary energy (ten00076)
- Primary production of coal and lignite (ten00077)
- Primary production of crude oil (ten00078)
- Primary production of natural gas (ten00079)
- Primary production of nuclear energy (ten00080)
- Primary production of renewable energy (ten00081)
- Renewable energy primary production: biomass, hydro, geothermal, wind and solar energy (ten00082)
- Net imports of primary energy (ten00083)
- Net imports of crude oil and petroleum products (ten00084)
- Net imports of natural gas (ten00085)
- Gross inland consumption of primary energy (ten00086)
- Gross inland energy consumption, by fuel (tsdcc320)
- Total gross electricity generation (ten00087)
- Electricity generation by origin: hard coal (ten00088)
- Electricity generation by origin: petroleum products (ten00089)
- Electricity generation by origin: natural gas (ten00090)
- Electricity generation by origin: nuclear (ten00091)
- Electricity generation by origin: hydroelectricity (ten00092)
- Electricity generation by origin: wind (ten00093)
- Energy dependency (tsdcc310)
- Combined heat and power generation (tsien030)
- Share of biofuels in fuel consumption of transport (tsdcc340)
Databank
- Energy, zie (in het Engels):
- Energy Statistics - quantities (nrg_quant)
- Energy Statistics - supply, transformation, consumption (nrg_10)
- Energy statistics - imports (by country of origin) (nrg_12)
- Energy Statistics - exports (by country of destination) (nrg_13)
Methodologie / Metadata
- Energy Statistics - quantities (ESMS metadata file - nrg_quant_esms) (in het Engels)
Brongegevens voor tabellen en figuren (MS Excel)
- Energy production and imports: tables and figures (in het Engels)
Externe links
- Europe's Energy Portal (in het Engels)
- European Commission - DG Energy - Security of supply (in het Engels)
- International Energy Agency (in het Engels)
- OECD-NEA (Nuclear Energy Agency) (in het Engels)
Zie ook
- Electricity production, consumption and market overview (in het Engels)
- Energy price statistics (in het Engels)
- Natural gas market indicators (in het Engels)
- Renewable energy statistics (in het Engels)
- Sustainable development - climate change and energy (in het Engels)