Archive:BBP op regionaal niveau
- Gegevens van maart 2014. Meest recente gegevens: Meer informatie van Eurostat, Hoofdtabellen en Databank. Geplande update van artikel: juni 2015.
Dit artikel maakt deel uit van een set van statistische artikelen op basis van de publicatie van het regionaal jaarboek van Eurostat. Het bevat een regionale analyse van de economische ontwikkelingen in de Europese Unie (EU). Het is hoofdzakelijk gebaseerd op een analyse van het bruto binnenlands product (BBP), dat wordt beschouwd als een van de belangrijkste maatstaven voor het onderzoeken van economische ontwikkeling en groei. Het geeft ook informatie over regionale arbeidsproductiviteit en inkomensverdeling.
Economische rekeningen leveren belangrijke informatie voor de regionale analyse van een economie. Deze statistieken worden ook gebruikt voor de toewijzing van middelen in het kader van het cohesiebeleid van de EU(zie Cohesiebeleid — afstemming op de Europa 2020-strategie in het inleidende artikel voor meer informatie). Elke regio in de EU valt onder het cohesiebeleid: toch zijn de meeste structuurfondsen gericht op NUTS 2-regio's met een BBP per inwoner van minder dan 75 % van het EU-28-gemiddelde (de toewijzing van middelen uit het cohesiefonds is gebaseerd op een besluit met betrekking tot het gemiddelde BBP per inwoner gedurende de driejarige periode 2007–2009).
Belangrijkste statistische bevindingen
Voordat de financiële en economische crisis uitbrak, werden de economische verschillen tussen de Europese regio's kleiner. In dit proces van convergentie kwamen "armere" regio's steeds dichter in de buurt van de "rijkere" regio's. De financiële en economische crisis heeft echter een grootschalige uitwerking gehad op vele regio's en in de periode na de crisis zijn er aanwijzingen van toenemende ongelijkheid waar te nemen, met name in enkele van de gebieden die het zwaarst getroffen zijn door de crisis.
De in dit artikel gepresenteerde statistieken voor regionale economische rekeningen worden in het algemeen op het NUTS 2-niveau weergegeven voor de periode tot 2011; voor het BBP per inwoner wordt informatie verstrekt op het meer gedetailleerde NUTS 3-niveau. Gegevens voor Zwitserland zijn alleen beschikbaar op nationaal niveau, terwijl de statistische gegevens voor de vier overzeese gebieden van Frankrijk zijn geschat.
Regionaal BBP per inwoner
Het BBP is een maatstaf voor de totale economische activiteit van een regio, een land of een groep landen. Het wordt op grote schaal gebruikt voor het analyseren van economische prestaties en cycli (zoals perioden van recessie, herstel en groei). Het BBP wordt eerst berekend in nationale valuta en vervolgens omgezet in koopkrachtpariteiten (KKP's), die rekening houden met de verschillende prijsniveaus in de EU-lidstaten, zodat een meer nauwkeurige vergelijking mogelijk is. Door gebruikmaking van KKP's (in plaats van de wisselkoersen van de valutamarkt), worden deze indicatoren omgezet in een kunstmatige gemeenschappelijke waarde, koopkrachtstandaard (KKS) genaamd. Het gebruik van de KKS maakt een vergelijking mogelijk van de koopkracht in de regio's van EU-lidstaten met verschillende valuta's en verschillende prijsniveaus. Voor meer informatie over de KKS, zie onderstaand hoofdstuk over gegevensbronnen en -beschikbaarheid.
Het gemiddeld BBP per inwoner verschaft geen informatie over de verdeling van de rijkdom tussen verschillende bevolkingsgroepen in een regio, noch geeft het aan hoe hoog het uiteindelijk beschikbare inkomen van particuliere huishoudens in de regio is, aangezien forenzenstromen ertoe kunnen leiden dat werknemers bijdragen aan het BBP van de ene regio (waar ze werken), en aan het inkomen van de huishoudens in een andere regio (waar ze wonen).
Rijkdom en inkomen meten naar woonplaats of naar plaats van het werk?
Er kan een regionale vergelijking van het niveau van economische productie worden gemaakt door het regionale BBP te vergelijken met de bevolking van de desbetreffende regio; hier wordt het onderscheid tussen werk- en woonplaats relevant. Het BBP meet de economische productie binnen nationale of regionale grenzen, ongeacht of deze toe te schrijven was aan ingezetenen of niet-ingezetenen. Hierdoor is het regionale BBP per inwoner gebaseerd op een teller die de plaats van het werk betreft (het in de regio geproduceerde BBP) die wordt gedeeld door een noemer die de woonplaats betreft (de bevolking die in dezelfde regio woont).Dit nadeel is met name relevant wanneer een regio een aanzienlijk verschil tussen het aantal inkomende en uitgaande forensen kent. Gebieden met een aanzienlijke inkomende forenzenstroom hebben vaak een extreem hoog BBP per inwoner (in vergelijking met omliggende regio's). Dit geldt vooral voor economische centra zoals de regio's Londen (Verenigd Koninkrijk), Wenen (Oostenrijk), Hamburg (Duitsland), Praag (Tsjechië) en Luxemburg. Door deze discrepantie, wordt voor sommige regio's met een netto inkomende forensenstroom een hoog BBP per inwoner geregistreerd dat niet noodzakelijkerwijs een overeenkomstig hoog inkomensniveau voor de bevolking van die regio weergeeft.
Derhalve zijn maatstaven die betrekking hebben op de verdeling van het inkomen per huishouden soms veel geschikter voor een analyse, met andere woorden, er dient een woonplaatsgerichte benadering te worden gehanteerd bij het onderzoeken van de verdeling van de rijkdom. Evenals de gegevens voor het BBP per inwoner, zijn de waarden voor het inkomen per inwoner gecorrigeerd voor de verschillen in prijsniveau tussen landen; deze statistieken worden opgesteld volgens het koopkrachtconsumptiestandaard (KKCS), een kunstmatige munteenheid verkregen door het inkomen van particuliere huishoudens om te rekenen met koopkrachtstandaarden voor consumptieve bestedingen. Bedenk echter wel dat deze cijfers slechts een beperkt beeld van de welvaart van een regio geven, aangezien geen meting wordt gedaan van publieke goederen en diensten die bij gebruik kosteloos zijn of die deels gefinancierd worden door de lokale en nationale overheden.
Het BBP in de EU-28 werd gewaardeerd op 12 712 miljard EUR in 2011, wat overeenkwam met 25 100 KKS per inwoner. Kaart 1 toont het BBP per inwoner in elke NUTS 2-regio als percentage van het gemiddelde van de EU-28 (EU-28 = 100), waarbij de waarden boven dit niveau zijn weergegeven als relatief "rijke" regio's en die hieronder als relatief "arm".
Het BBP per inwoner was in 2011 meer dan 11 keer zo hoog in Inner London als in de regio Nord-Est in Roemenië
Van de NUTS 2-regio's in 2011 varieerde het BBP per inwoner in KKS van 321 % van het gemiddelde van de EU-28 in Inner London tot 29 % in de Roemeense regio Nord-Est. Het BBP per inwoner van Inner London was dus iets meer dan 11 keer zo hoog als dat van Nord-Est (rekening houdend met verschillen in prijsniveau). Zoals hierboven vermeld, moeten deze cijfers zorgvuldig worden geïnterpreteerd, aangezien het BBP per inwoner kan worden beïnvloed door forenzenstromen en in regio's zoals Inner London het niveau van economische activiteit door de instroom van forenzen opgedreven wordt tot een niveau dat de bevolking die in de regio woont lang niet zou kunnen bereiken.
Van de tien NUTS 2-regio's die het hoogste BBP per inwoner optekenden, waren zeven een hoofdstedelijke regio
Onder de tien regio's in de EU-28 met het hoogste BBP per inwoner, bevonden zich zeven hoofdstedelijke regio's: behalve Inner London, waren dit Luxemburg (één afzonderlijke regio op dit analyseniveau) en de hoofdstedelijke regio's van België, Slowakije, Frankrijk, Zweden en Tsjechië. Elk van deze regio's meldt waarschijnlijk een BBP per inwoner dat is verhoogd als gevolg van een netto inkomende forenzenstroom, doordat bijvoorbeeld de hoofdkantoren van grote ondernemingen en financiële diensten zich vaak groeperen in hoofdstedelijke regio's. Twee van de overige drie regio's in de top 10 werden ook gekenmerkt als grotendeels stedelijke gebieden: Hamburg en Oberbayern (waar ook de stad München toe behoort) in Duitsland, terwijl de derde stad Groningen was (een betrekkelijk kleine universiteitsstad in Noordoost-Nederland; deze regio heeft twee relatief grote zeehavens, offshore gasvelden en is gespecialiseerd in de productie van energie en chemicaliën).
Veel van de regio's met een relatief hoog BBP per inwoner (zoals blijkt uit de donkerste kleur op kaart 1) waren hoofdstedelijke regio's of hieraan grenzende regio's. De overige regio's waar het BBP per inwoner ten minste 25,00 % boven het gemiddelde van de EU-28 lag, bevonden zich veelal in een strook die begint in de Benelux-landen, zich uitstrekt over Duitsland, zuidwaarts naar het westen van Oostenrijk en vervolgens door naar Noord-Italië, al waren er ook enkele op zichzelf staande regio's met een relatief hoog BBP per inwoner, zoals de País Vasco in Noord-Spanje, de eilandregio Åland in Finland, Övre Norrland in het noorden van Zweden en Noordoost-Schotland (in het Verenigd Koninkrijk).
Tussen 2010 en 2011 is de hoofdstedelijke regio van Oostenrijk buiten de top 10 komen te liggen
In vergelijking met de regioranglijst van BBP's per inwoner in 2010 zijn de enige verschillen dat Oberbayern in de top 10 is gekomen en dat de hoofdstedelijke regio van Oostenrijk, Wenen, niet meer in de top 10 staat (11e plaats). Aan het andere eind van de ranglijst was de regio met het laagste BBP per inwoner in 2010 Severozapaden in Bulgarije; in 2011 tekende deze regio het op een na laagste BBP per inwoner op en werd de laagste plaats ingenomen door de regio Nord-Est in Roemenië.
De belangrijkste begunstigden van het cohesiefonds zijn de regio's met een gemiddeld BBP per inwoner van minder dan 75,00 % van het EU-gemiddelde
De regio's die het meest profiteren van het cohesiefonds hebben een gemiddeld BBP per inwoner dat lager is dan 75,00 % van het EU-28-gemiddelde. Er waren in totaal 76 NUTS 2-regio's die in 2011 in deze categorie vielen; opgemerkt dient te worden dat de basis voor de programmeringsperiode 2014–2020 is vastgesteld met betrekking tot het gemiddeld BBP per inwoner tijdens de driejarige periode van 2007 tot 2009. Van deze 76 regio's heeft iets meer dan een kwart (20 regio's) in 2011 een gemiddeld BBP per inwoner dat lager lag dan 50,00 % van het EU-28-gemiddelde. Deze regio's liggen in Oost-Europa, verspreid over vier EU-lidstaten, met zes regio's in Roemenië, vijf in Bulgarije, vijf in Polen en vier in Hongarije.
In de EVA-landen (alleen nationale gegevens voor Zwitserland en geen gegevens voor Liechtenstein), lag het BBP per inwoner stelselmatig boven het EU-28-gemiddelde, variërend van 103 % van het EU-28-gemiddelde in Hedmark og Oppland tot 189 % in Oslo og Akershus (beide in Noorwegen). Er waren twee andere Noorse regio's met een BBP per inwoner van meer dan 25,00 % boven het EU-28-gemiddelde (Agder og Rogaland en Vestlandet), terwijl het nationale gemiddelde voor het Zwitserse BBP per inwoner gelijk was aan 155 % van het EU-28-gemiddelde. Het BBP per inwoner was in het algemeen veel lager in de kandidaat-lidstaten (geen gegevens voor Montenegro en Servië), namelijk 36 % van het gemiddelde van de EU-28 in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, terwijl het in Turkije varieerde van 20 % in de zuidoostelijke regio Van, Muş, Bitlis en Hakkari tot 80 % in Istanboel.
De regio's voor het voetlicht gebracht:
Luxemburg (LU00), Luxemburg
De Duitse regio Berlijn was de enige regio waar een BBP per inwoner onder het nationale gemiddelde werd opgetekend
Afbeelding 1 geeft de verdeling van het BBP per inwoner in 2011 weer. Hieruit blijkt dat in de meeste EU-lidstaten met meerdere regio's, de hoofdstedelijke regio's doorgaans het hoogste gemiddelde BBP per inwoner hadden; de enige uitzonderingen op deze regel zijn Duitsland, Spanje, Italië en Nederland. Hiervan was Berlijn de enige hoofdstedelijke regio die een BBP per inwoner onder het nationale gemiddelde optekende. In Spanje had alleen de País Vasco een hoger gemiddeld BBP per inwoner dan de Comunidad de Madrid. In Italië had de hoofdstedelijke regio Lazio het op zes na hoogste BBP per inwoner van de Italiaanse NUTS 2-regio's. In Nederland registreerden zowel Groningen als Utrecht een gemiddeld BBP per inwoner boven dat van de hoofdstedelijke regio Noord-Holland.
Daarentegen zijn de hoofdstedelijke regio's van Tsjechië, Ierland, Griekenland, Hongarije, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije de enige regio's in deze EU-lidstaten waar het BBP per inwoner boven het gemiddelde van de EU-28 uitkwam in 2011; in Bulgarije registreerde elke regio, met inbegrip van de hoofdstedelijke regio, een gemiddeld BBP per inwoner onder het gemiddelde van de EU-28.
Zweden was de enige lidstaat met meerdere regio's die meldde dat alle regio's in het land een BBP per inwoner boven het gemiddelde van de EU-28 hadden
Zweden is de enige EU-lidstaat met meerdere regio's die meldde dat elke NUTS 2-regio in het land een gemiddeld BBP per inwoner boven het gemiddelde van de EU-28 had in 2011; hetzelfde gold voor niveau 2-regio's in Noorwegen. In Denemarken, Ierland (waar slechts twee regio's op het NUTS 2-niveau zijn), Oostenrijk en Finland was er slechts één afzonderlijke regio waar het gemiddeld BBP per inwoner onder het gemiddelde van de EU-28 viel.
De meeste regio's in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk registreerden in 2011 gemiddelde BBP's per inwoner onder het gemiddelde van de EU-28, hoewel hun nationale gemiddelden omhoog werden getrokken door de relatief hoge waarden van de hoofdstedelijke regio's. Het gemiddelde niveau van het BBP per inwoner in Inner London was bijvoorbeeld 2,2 keer zo hoog als in Berkshire, Buckinghamshire en Oxfordshire (de regio met het op een na hoogste BBP per inwoner in het Verenigd Koninkrijk). Dergelijke verschillen tussen de hoofdstedelijke regio's en de regio met het op een na hoogste BBP per inwoner waren zelfs nog groter (in relatieve termen) in Slowakije en Tsjechië, met een gemiddelde in Bratislavský kraj dat 2,6 keer zo hoog was als dat in Západné Slovensko, terwijl het gemiddelde in Praha 2,3 keer zo hoog was als dit in Jihovýchod.
Een meer gedetailleerde analyse per regio: Het BBP per inwoner in NUTS 3- regio's
De rijkdom van hoofdstedelijke regio's is nog duidelijker zichtbaar op een gedetailleerder niveau
Kaart 2 toont gegevens over het BBP per inwoner voor 2011 op het meer gedetailleerde NUTS 3-niveau; logischerwijs stemt deze analyse in grote lijnen overeen met die voor de NUTS 2-regio's op kaart 1. Er waren echter een aantal NUTS 3-regio's waar het BBP per inwoner een niet-representatief patroon vertoonde ten aanzien van de regio's van het hogere niveau (NUTS 2) waartoe zij behoren. Deze verschillen komen vaak voort uit de toestroom van forenzen vanuit omliggende gebieden naar centraal gelegen NUTS 3-regio's, die leidt tot een concentratie van economische activiteit in de meeste bebouwde gebieden. Zo werd voor de stad Warschau (Miasto Warszawa, NUTS 3), in de hoofdstedelijke NUTS 2-regio van Polen, Mazowieckie, een gemiddeld BBP per inwoner (in KKS) opgetekend dat bijna twee keer zo hoog was als het EU-28-gemiddelde, terwijl voor geen van de overige NUTS 3-regio's binnen deze NUTS 2-regio een waarde boven het gemiddelde van de EU-28 werd opgetekend.
Over alle NUTS 3-regio's varieerde het BBP per inwoner van 612 % van het EU-28-gemiddelde in Inner London - West (het Verenigd Koninkrijk) tot 21 % van het EU-28 gemiddelde in Vaslui (Roemenië); de twee uitersten van dit bereik lagen in 2011 dus met een factor van bijna 30 : 1 uit elkaar (wat iets hoger was dan een jaar eerder in 2010, doordat het BBP per inwoner in Inner London - West sneller is gestegen).
Een ranglijst van BBP's per inwoner op het NUTS 3-niveau werd gedomineerd door Duitse regio's
Er waren 28 NUTS 3-regio's die een gemiddeld BBP per inwoner optekenden van ten minste twee maal het EU-28-gemiddelde in 2011. Zij werden aangevoerd door Inner London - West (deze regio had een gemiddeld BBP per inwoner dat 3,5 maal zo hoog was als Inner London - East), gevolgd door Wolfsburg, Kreisfreie Stadt (vestiging van het hoofdkantoor van het Volkswagen-concern) waar het gemiddelde BBP per inwoner meer dan vier keer zo hoog ligt als het gemiddelde van de EU-28. De 28 regio's waar het BBP per inwoner ten minste het dubbele bedroeg van het EU-28-gemiddelde, lagen hoofdzakelijk in Duitsland, namelijk 21 van de 28 regio's, terwijl hiertoe verder de hoofdstedelijke regio's van België, Frankrijk, Luxemburg (één afzonderlijke regio op dit analyseniveau), Nederland en het Verenigd Koninkrijk, alsmede de Franse regio Hauts-de-Seine (grenzend aan Parijs) en de Nederlandse regio Overig Groningen behoorden.
Aan het andere uiteinde van het spectrum waren 24 NUTS 3-regio's waar het BBP per inwoner minder dan 30 % van het EU-28-gemiddelde bedroeg. Afgezien van de Noord-Hongaarse regio Nógrád lagen al deze regio's in Bulgarije (vijftien regio's) of Roemenië (acht regio's).
Veranderingen in BBP per inwoner, 2008–2011
Tijdens de financiële en economische crisis daalde het BBP per inwoner in de EU-28 van 25 000 KKS in 2008 naar 23 500 KKS in 2009, alvorens zich gedeeltelijk te herstellen tot 24 400 KKS in 2010 en vervolgens door te groeien tot net boven het hoogtepunt van voor de crisis, met een gemiddelde van 25 100 KKS in 2011. De regio's die relatief snel groeiden, waarvan het BBP per inwoner met meer dan 5,0 procentpunten steeg in vergelijking met het gemiddelde van de EU-28, zijn aangegeven in de donkerste kleur op kaart 3, waarop de verandering van het BBP per inwoner tussen 2008 en 2011 wordt weergegeven (uitgedrukt in verhouding tot het EU-28-gemiddelde).
De economische ontwikkeling op nationaal niveau lijkt een zeer belangrijke rol te spelen bij de economische prestaties van de regio's
Interessant om op te merken is dat er, ondanks de grote verschillen tussen de gemiddelde BBP's per inwoner van de regio's van bepaalde EU-lidstaten, toch een relatief eenduidig patroon van veranderingen te zien was in de economische activiteit in de periode 2008–2011. Van de EU-lidstaten met meerdere regio's steeg het BBP per inwoner sneller dan het EU-28-gemiddelde in alle regio's van België, Bulgarije, Duitsland, Hongarije, Oostenrijk, Polen en Slowakije (afgezien van één regio waar het BBP per inwoner op hetzelfde tempo groeide als in de Europese Unie); de meeste regio's van Frankrijk zagen ook hun BBP per inwoner stijgen (in vergelijking met het gemiddelde van de EU-28). Daarentegen viel er een stelselmatigee daling van het BBP per inwoner (ten opzichte van het EU-28-gemiddelde) te constateren in elke regio van Ierland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Nederland, Portugal, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk; afgezien van Abruzzo en Provincia Autonoma di Bolzano/Bozen registreerden alle regio's in Italië ook een daling van het BBP per inwoner (ten opzichte van het EU-28-gemiddelde).
De snelste regionale economische groei vond plaats in de hoofdsteden van Slowakije en Polen en in Zuidwest-Duitsland
De hoogste groeipercentages van het BBP per inwoner tussen 2008 en 2011, ten opzichte van het gemiddelde van de EU-28, werden geregistreerd in de hoofdstedelijke regio's van Slowakije en Polen, met toenames van 18,9 en 17,3 procentpunten in Bratislavský kraj en Mazowieckie. Er werden negen andere regio's geregistreerd waar het BBP per inwoner minstens 10,0 procentpunten meer groeide dan het EU-28-gemiddelde: acht ervan lagen in Duitsland (de meeste in de regio Bayern), terwijl de overige regio ook een Poolse was, Dolnośląskie, die gelegen is in het zuidwesten van het land en Wroclaw als grootste stad heeft.
Aan het andere uiteinde van het spectrum tekenden in totaal 69 regio's een daling van ten minste 5,0 procentpunten van het BBP per inwoner op tussen 2008 en 2011 (ten opzichte van het gemiddelde van de EU-28). Hiertoe behoorden twintig regio's die een verlaging van ten minste 10,0 procentpunten doorgaven: deze regio's waren voornamelijk gelegen in Griekenland (tien regio's) en het Verenigd Koninkrijk (acht regio's), hoewel er ook sprake was van aanzienlijke afname in bedrijvigheid in de Illes Balears (Spanje) en Groningen (Nederland).
Arbeidsproductiviteit
In de regionale rekeningen wordt de arbeidsproductiviteit gedefinieerd als de bruto toegevoegde waarde in euro tegen basisprijzen per werknemer; kaart 4 toont deze indicator voor NUTS 2-regio's in 2011, met de resultaten weergegeven in verhouding tot het EU-28-gemiddelde. Indien er aanzienlijke forenzenstromen tussen regio's plaatsvinden, is het waarschijnlijk dat de regio's die gekenmerkt worden door een netto instroom van forenzen, een lagere bruto toegevoegde waarde per werknemer laten zien dan hun overeenkomstige cijfers voor het BBP per inwoner — met andere woorden, het verschil tussen de regio's wordt waarschijnlijk kleiner als de arbeidsproductiviteit wordt geanalyseerd. Bij regionale metingen van arbeidsproductiviteit wordt idealiter het totale aantal uren (en niet eenvoudig het aantal werkzame personen) gebruikt, maar gegevens voor deze maatstaf zijn onvolledig voor een aantal EU-lidstaten.
Voor financiële centra werden enkele van de hoogste cijfers voor arbeidsproductiviteit opgetekend
De hoogste bruto toegevoegde waarde per werknemer in 2011 werd geregistreerd voor Inner London (dezelfde regio die het hoogste niveau van het BBP per inwoner had). Relatief hoge niveaus van arbeidsproductiviteit kunnen gekoppeld zijn aan een efficiënt gebruik van arbeid (zonder extra inspanning), of kan voortvloeien uit de combinatie van activiteiten waaruit een economie is samengesteld (bij sommige activiteiten is de productiviteit hoger dan bij andere). De financiële sector speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol in de economie van Londen en deze activiteit wordt gekenmerkt door zeer hoge productiviteit. Luxemburg (één afzonderlijke regio op dit analyseniveau) en Zuid- en Oost-Ierland (met inbegrip van Dublin) — beide gespecialiseerd in financiële dienstverlening — behoorden ook tot de tien regio's met de hoogste arbeidsproductiviteit. De overige tien regio's waren vier Nederlandse regio's (de hoofdstedelijke regio Noord-Holland, Utrecht — de meest competitieve regio in de EU —, Groningen en Zeeland) en de hoofdstedelijke regio's Île de France, Région de Bruxelles-Capitale/Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Stockholm.
De arbeidsproductiviteit lag lager in de lidstaten die in 2004 of later tot de EU toetraden
Geen enkele regio in de lidstaten die in 2004 of later tot de EU toetraden had een bruto toegevoegde waarde per werknemer boven het gemiddelde van de EU-28. Voor Cyprus (één afzonderlijke regio op dit analyseniveau) en de twee hoofdstedelijke regio's Bratislavský kraj en Praha werden de hoogste niveaus van bruto toegevoegde waarde per werknemer opgetekend van alle NUTS 2-regio's in deze dertien lidstaten, gemiddeld 80 % van het EU-28-gemiddelde in 2011.
Er waren 45 NUTS 2-regio's waar de bruto toegevoegde waarde per werknemer minder dan de helft van het EU-28-gemiddelde in 2011 bedroeg. Deze lagen voornamelijk verspreid over Oost- en Noord-Europa, met uitzondering van de regio Centro in Portugal. Voor alle regio's in Bulgarije en Hongarije, de drie Baltische lidstaten (elk één afzonderlijke regio op dit analyseniveau), alle regio's in Polen en Roemenië, met uitzondering van de hoofdstedelijke regio's Mazowieckie en Boekarest - Ilfov, vier regio's in Tsjechië en twee regio's in Slowakije werd een arbeidsproductiviteit opgetekend van minder dan 50 % van het EU-28-gemiddelde (zoals blijkt uit de lichtste kleur op kaart 4).
Primair inkomen van huishoudens
In de afgelopen jaren is er in toenemende mate discussie geweest over de kwaliteit van leven in Europa, waarbij velen van mening zijn dat hun levensstandaard als geheel is verslechterd sinds het uitbreken van de financiële en economische crisis, met name als gevolg van dalende reële lonen, hogere werkloosheid, extra belastingen of sociale premies, lagere uitkeringen en snel stijgende prijzen (bijvoorbeeld voor energiegerelateerde producten).
Kaart 5 geeft een overzicht van het primaire inkomen per inwoner in de NUTS 2-regio voor 26 EU-lidstaten; er zijn geen gegevens beschikbaar voor Kroatië of Malta. In 2011 varieerde het primaire inkomen van 32 600 KKCS per inwoner in Inner London (Verenigd Koninkrijk) tot 3 200 KKCS in de regio Nord-Est in Roemenië, een factor van 10,2 : 1; de hoogste en laagste waarden werden geregistreerd voor dezelfde regio's die de hoogste en laagste BBP's per inwoner hadden.
Hoge primaire inkomensniveaus in het zuiden van Duitsland en over het algemeen in en rond de hoofdsteden
Er waren dertien regio's waarvoor een primair inkomen per inwoner van minstens 25 000 KKCS werd opgetekend in 2011. De meeste (acht) van deze dertien regio's lagen in Duitsland, met inbegrip van het op een na hoogste cijfer dat is opgetekend voor Oberbayern (de enige andere regio die een primair inkomen per inwoner meldde van meer dan 30 000 KKCS). De zeven andere Duitse regio's waren voornamelijk gelegen in het zuiden van het land, met uitzondering van Hamburg. Naast Inner London waren de overige vier niet-Duitse regio's waarvoor een primair inkomen per inwoner van ten minste 25 000 KKCS werd opgetekend, de twee regio's rondom de hoofdstad van België (Prov. Vlaams-Brabant en Prov. Brabant Wallon), en de hoofdstedelijke regio's Île de France (die het op twee na hoogste primaire inkomen per inwoner had) en Luxemburg (één afzonderlijke regio in deze mate van gedetailleerdheid). Net zoals bij de reeds getoonde informatie over het BBP per inwoner is een van de meest opvallende kenmerken van kaart 5 het relatief hoge primaire inkomen per inwoner dat is opgetekend voor regio's die rond een hoofdstad liggen of daar vlakbij gelegen zijn.
Aan het andere uiteinde van het spectrum zijn er 40 NUTS 2-regio's die een primair inkomen per inwoner meldden van minder dan 10 000 KKCS (de meest recente gegevens van het Franse overzeese departement Guyane zijn van 2009). Bulgaarse en Roemeens regio's tellen negen van de tien regio's met de laagste primaire inkomens per inwoner in de hele EU in 2011; de andere regio was Letland (één afzonderlijke regio op dit analyseniveau). Tot de overige 30 regio's met een primair inkomen per inwoner beneden 10 000 PPCS behoorden twee andere Baltische lidstaten (ook beide één afzonderlijke regio), andere regio's in Bulgarije en Roemenië en verscheidene regio's in Hongarije en Polen en één regio in Slowakije. Er waren ook twee regio's in zowel Griekenland als Portugal, daar de inkomens in deze landen aanzienlijk lager zijn geworden als gevolg van de financiële en economische crisis.
Beschikbaar inkomen
Afbeelding 2 toont informatie over beschikbare inkomens van particuliere huishouders, met andere woorden inkomen dat mensen direct ter beschikking hebben en kunnen uitgeven of sparen (nadat ze belastingen en sociale premies hebben afgedragen en sociale uitkeringen hebben ontvangen). Het hoogste beschikbare inkomen per inwoner in 2011 werd opgetekend in Luxemburg (één afzonderlijke regio op dit analyseniveau), namelijk 23 800 KKCS. Dit lag net boven de niveaus die zijn opgetekend voor Oberbayern (Duitsland) en Inner London (het Verenigd Koninkrijk); deze drie regio's waren de enige in de EU waarvoor een beschikbaar inkomen per inwoner boven de 23 000 PPCS werd opgetekend in 2011.
Voor Luxemburg werd het hoogste beschikbare inkomen opgetekend in 2011
Het hoogste beschikbare inkomen per inwoner van Luxemburg was 5,5 maal zo hoog als dat van de Roemeense regio Nord-Est (4 300 KKCS); dat, in vergelijking met dezelfde verhouding voor het primaire inkomen, resulteert in een half zo grote ongelijkheid, aangezien de regio's met het hoogste en laagste primaire inkomen per inwoner in de verhouding 10,2 : 1 tot elkaar stonden. Het beschikbare inkomen per inwoner van de meeste regio's is immers over het algemeen lager dan het overeenkomstige cijfer voor het primaire inkomen per inwoner als gevolg van overheidsinmenging (herverdeling). Dit geldt met name voor de regio's waarin sommige inkomens tot de allerhoogste behoren (vaak de hoofdstedelijke regio's), aangezien belastingen en sociale premies hoger worden naargelang het inkomen hoger is.
Afbeelding 2 laat zien dat hoofdstedelijke regio's vaak de hoogste beschikbare inkomens hebben, hoewel dit patroon minder duidelijk naar voren kwam bij de EU-lidstaten met de hoogste beschikbare inkomens. In België en Duitsland lag het beschikbaar inkomen per inwoner van de hoofdstedelijke regio onder het nationale gemiddelde, terwijl het in Oostenrijk op bijna dezelfde hoogte lag als het nationale gemiddelde. Voor de hoofdstedelijke regio's van Spanje, Italië, Nederland en Finland werden beschikbare inkomens per inwoner opgetekend die boven hun respectieve nationale gemiddelden lagen, hoewel er in elk van deze landen minstens één andere regio was waarvoor een hogere beschikbaar inkomen per inwoner werd geregistreerd.
De hoofdstedelijke regio's buiten beschouwing gelaten, waren de beschikbare inkomens in de meeste EU-lidstaten relatief gelijk verdeeld over de regio's
De hoofdstedelijke regio's buiten beschouwing gelaten, lagen de beschikbare inkomens per inwoner van alle regio's binnen dezelfde lidstaten relatief dicht bij elkaar. Dit gold in het bijzonder voor Oostenrijk en de Noordse lidstaten, die zeer gelijke verdelingen vertoonden. Anderzijds waren de grootste verschillen in beschikbaar inkomen per inwoner tussen de regio's van dezelfde lidstaat te vinden in Frankrijk en Italië, ook weer met uitzondering van de hoofdstedelijke regio's; in het geval van Frankrijk werd dit ten minste gedeeltelijke veroorzaakt door betrekkelijk lage waarden in zijn overzeese gebiedsdelen en in het geval van Italië was er een aanzienlijke verschil tussen de inkomens in het noorden en die in het zuiden.
Een vergelijking tussen primair en beschikbaar inkomen laat zien in welke mate overheidsinmenging een nivellerende invloed kan hebben, daar de verschillen tussen "rijke" en "arme" regio's kleiner worden op het niveau van het beschikbaar inkomen. Zo werd het primaire inkomen per inwoner van de relatief rijke provincie Vlaams-Brabant in België KKCS 7 100 lager, terwijl het primaire inkomen van de inwoners van de provincie Hainaut (een voormalig industrieel centrum dat was gespecialiseerd in de winning van kolen en de productie van ijzer en staal) gemiddeld PPCS 1 900 lager werd. Op dezelfde manier was er sprake van een inkomensoverdracht van de noordelijke naar de zuidelijke regio's van Italië en bleek een dergelijke overdracht ook plaats te vinden naar de overwegend landelijke gebieden in Centraal- en West-Spanje, voormalige industriële centra en afgelegen westelijke regio's van het Verenigd Koninkrijk en oostelijk gelegen regio's van Duitsland, Hongarije en Polen.
Hoewel de meeste NUTS 2-regio's meldden dat het beschikbaar inkomen per inwoner lager was dan het primaire inkomen per inwoner, waren er 51 regio's die dermate van de sociale uitkeringen en andere overdrachten profiteerden, dat hun beschikbare inkomen per inwoner hoger was dan hun primaire inkomen. Deze situatie deed zich voor in alle regio's van Griekenland op één na (Notio Aigaio), zeven regio's in het Verenigd Koninkrijk, zes in Polen, vijf in zowel Bulgarije, Portugal als Roemenië, vier in Hongarije, twee in Duitsland en telkens één in Ierland, Spanje, Frankrijk, Italië als Slowakije.
De regio's voor het voetlicht gebracht:
Mazowieckie (PL12), Polen
De grootste stijgingen van beschikbaar inkomen werden opgetekend voor Duitsland en Polen
In kaart 6 wordt de verandering weergegeven van het beschikbaar inkomen per inwoner van alle NUTS 2-regio's tussen 2008 en 2011; er is geen informatie beschikbaar voor Kroatië, Cyprus, Malta en de overzeese gebiedsdelen van Frankrijk. Het duidelijkst zichtbare patroon op deze kaart is de sterke groei van de beschikbare inkomens in Duitsland en Polen, twee van de lidstaten die het minst getroffen zijn door de financiële en economische crisis. De sterkste toename van beschikbaar inkomen in alle NUTS 2-regio's waarvoor gegevens beschikbaar waren, werd opgetekend voor de Poolse hoofdstedelijke regio Mazowieckie.
Afgezien van de Duitse en Poolse regio's waren de enige andere regio's met toenames in het beschikbare inkomen van ten minste PPCS 1 500 per inwoner tussen 2008 en 2011 (weergegeven door de donkerste kleur) de regio Yugoiztochen in Bulgarije en de hoofdstedelijke regio's van Hongarije, Slowakije en Finland.
Beschikbare inkomens daalden meer dan 1 000 PPCS in alle regio's van Griekenland, op één regio na
Er waren 29 regio's in de EU-28 waar het inkomen per inwoner met meer dan 1 000 KKCS daalde tussen 2008 en 2011 (zoals blijkt uit de lichtste kleur op kaart 6). De grootste dalingen van het beschikbaar inkomen vonden plaats in een aantal van de EU-lidstaten die het zwaarst getroffen zijn door de financiële en economische crisis: bijna alle regio's in Griekenland (Notio Aigaio was opnieuw de enige uitzondering); daarnaast werden de grootste dalingen geregistreerd voor het Verenigd Koninkrijk (acht regio's, met inbegrip van zowel Inner als Outer London), Spanje (vier regio's) en de hoofdstedelijke regio's van Ierland en Roemenië.
Gegevensbronnen en -beschikbaarheid
Het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESA) verschaft de methodiek voor regionale rekeningen in de EU. ESA 95 stemt volledig overeen met de mondiale richtsnoeren voor nationale rekeningen, het systeem van nationale rekeningen 1993 (1993 SNA). Naar aanleiding van een internationale overeenkomst over een geactualiseerde versie van het SNA in 2008, werd de ESA ook herzien. Deze herzieningen komen tot uitdrukking in een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (nr. 549/2013). Nadere informatie over de overgang van ESR 95 op ESR 2010 wordt gegeven op de website van Eurostat.
Indicator definities
Het bruto binnenlands product (BBP) is de centrale meeteenheid van nationale rekeningen, waarmee de economische positie van een land of regio samenvattend wordt weergegeven. Het kan op verschillende manieren worden berekend: de op productie gebaseerde methode; de op uitgaven gebaseerde methode; en de op inkomen gebaseerde methode. De op uitgaven gebaseerde methode kan echter niet op regionaal niveau gebruikt worden, aangezien hiervoor de regionale uitvoer en invoer moeten worden gemeten; dit is niet mogelijk in de EU-lidstaten.
Het primaire inkomen van particuliere huishoudens is het inkomen dat rechtstreeks door markttransacties wordt verkregen. Dit omvat over het algemeen inkomen uit arbeid in loondienst en als zelfstandige, almede het inkomen in de vorm van rente, dividend en huur; verschuldigde rente en huur worden geregistreerd als negatieve posten.
Het beschikbare inkomen is afgeleid van het primaire inkomen, door er alle sociale uitkeringen en overdrachten (door herverdeling vanuit de staat) bij op te tellen en er belastingen op inkomen en vermogen alsmede sociale bijdragen en soortgelijke afdrachten van af te trekken — als zodanig geeft dit begrip het inkomen weer dat de mensen direct ter beschikking hebben.
Koopkrachtpariteiten
Het regionale BBP wordt berekend in de valuta van de regio (en dus het land) in kwestie. Het BBP kan worden omgezet in een gemeenschappelijke munteenheid om deze beter vergelijkbaar te maken — bijvoorbeeld in euro's of dollars.
Bij de wisselkoersen wordt rekening gehouden met tal van factoren die van invloed zijn op vraag en aanbod op de valutamarkten, zoals internationale handel, inflatieprognoses en renteverschillen. De wisselkoersen weerspiegelen echter niet alle verschillen in prijspeil tussen de landen. Om dit te compenseren, kan het BBP met behulp van omrekeningsfactoren, de koopkrachtpariteiten (KKP's), worden omgerekend in een kunstmatige munteenheid, namelijk de koopkrachtstandaard (KKS); hierdoor wordt het mogelijk de koopkracht van de verschillende nationale valuta's te vergelijken. Zelfs binnen een muntunie zoals de eurozone verschilt de koopkracht van dezelfde munt van land tot land, afhankelijk van de nationale prijsniveaus.
In het algemeen heeft het gebruik van KKS-reeksen in plaats van de euro-reeksen een nivellerend effect, omdat de regio's met een hoog BBP per inwoner in euro's doorgaans een relatief hoog prijspeil hebben (zo zijn de kosten van het levensonderhoud in het centrum van Parijs of Londen hoger dan op het platteland in de EU). Berekeningen van het BBP per inwoner die zijn gebaseerd op KKS-reeksen in plaats van op euro-reeksen kunnen tot een sterk verschillende rangorde van de regio's leiden.
Context
Het meten van de economische ontwikkeling
De economische ontwikkeling van een regio wordt doorgaans uitgedrukt in termen van BBP, dat kan worden gebruikt om macro-economische activiteiten en groei in een regio te meten en als basis voor vergelijkingen tussen de regio's. Het BBP is ook een belangrijke indicator vanuit beleidsperspectief gezien, aangezien dit doorslaggevend is voor het vaststellen van de bijdragen van elke EU-lidstaat aan de EU-begroting, en de driejaargemiddelden van het BBP worden gebruikt om te bepalen of de regio's in aanmerking komen voor steun uit het EU-structuurfonds.
Het BBP per inwoner wordt vaak als een "proxy-indicator" (vervangende generator) voor de algemene levensstandaard beschouwd. Voor beleidsdiscussies volstaat het BBP niet als enige bron, aangezien het geen rekening houdt met externe factoren, zoals duurzaamheid op milieugebied of sociale integratie, die steeds meer worden beschouwd als belangrijke aspecten van de kwaliteit van leven.
Een aantal internationale initiatieven was toegespitst op deze kwestie en in augustus 2009 keurde de Europese Commissie een mededeling goed, genaamd het BBP en verder: meting van de vooruitgang in een veranderende wereld (COM(2009) 433 definitief), waarin een aantal maatregelen werd omschreven om BBP-metingen te verbeteren en aan te vullen. Daarin werd vastgesteld dat er een goede reden was om het BBP aan te vullen met statistieken over andere economische, sociale en milieuaspecten, die doorslaggevend zijn voor het welzijn van ieder individu. Recente ontwikkelingen op het gebied van deze aanvullende indicatoren worden nader beschreven in een werkdocument genaamd vooruitgang betreffende "het BBP en verder"-acties (SWD(2013) 303 definitief), waarin wordt bevestigd dat een bredere meting van het BBP, ook op regionaal en lokaal niveau, in het algemeen belang is.
Economisch beleid
Zoals vermeld in het inleidende artikel is het regionaal beleid van de Europese Unie ontworpen ter bevordering van de solidariteit en cohesie, zodat elke regio zijn volledige potentieel kan verwezenlijken en het concurrentievermogen, de werkgelegenheid en de levensstandaard van "armere" regio's zo spoedig mogelijk op het gemiddelde niveau van de EU wordt gebracht.
Regionale ongelijkheden kunnen het gevolg zijn van vele factoren, waaronder geografische ligging of bevolkingsdichtheid, sociale en economische veranderingen of de erfenis van vroegere economische systemen. Deze ongelijkheden kunnen zich onder meer manifesteren in de vorm van sociale verarming, slechte kwaliteit van gezondheidszorg of onderwijs, hogere werkloosheid of ontoereikende infrastructuur.
Het regionaal beleid van de EU beoogt de bredere Europa 2020-doelstelling van het bevorderen van duurzame groei en werkgelegenheid te ondersteunen. Regionale financiering gaat naar alle EU-regio's, in overeenstemming met de doelstellingen van Europe 2020. De nadruk ligt op het ondersteunen van een verscheidenheid aan initiatieven die ervoor bedoeld zijn om economisch succes te bevorderen, bijvoorbeeld: innovatie en onderzoek, duurzame ontwikkeling en het scheppen van een vriendelijk klimaat voor kleine bedrijven en startende ondernemingen.
Ruim een derde van de EU-begroting is gewijd aan cohesiebeleid, dat ten doel heeft om economische, sociale en territoriale ongelijkheden in de EU weg te nemen, bijvoorbeeld door de herstructurering van industriegebieden met afnemende economische activiteit of de diversificatie van landelijke gebieden. Zodoende beoogt het regionaal beleid van de EU de regio's competitiever te maken, met meer economische groei en nieuwe banen tot gevolg. Het regionaal beleid van de EU is een investeringsbeleid om het creëren van werkgelegenheid, het concurrentievermogen, economische groei, verbetering van de levenskwaliteit en duurzame ontwikkeling te ondersteunen. Via deze investeringen wordt de realisatie van de Europa 2020-strategie ondersteund, terwijl het regionaal beleid ook een uitdrukking is van de solidariteit van de EU met minder ontwikkelde landen en regio's, daar de financiering wordt gericht op landen, regio's en economische sectoren waar ze het grootste verschil kan maken.
Voor de periode 2014–2020 is de focus van het EU-cohesiebeleid verlegd met het doel om een maximaal effect te sorteren op de groei en de werkgelegenheid. In de periode 2014–2020 zal de EU een totaalbedrag van 351 miljard EUR besteden aan de Europese regio's. Investeringen worden voor alle regio's voortgezet, maar er zijn beleidshervormingen aangenomen waardoor het niveau aan ondersteuning voor nieuw gedefinieerde regionale classificaties wordt veranderd:
- minder ontwikkelde regio's (BBP < 75 % van het EU-28-gemiddelde);
- overgangsregio's (BBP 75 % – 90 % van het EU-28-gemiddelde); en
- meer ontwikkelde regio's (BBP > 90 % van het EU-28-gemiddelde).
Het regionaal beleid van de EU wil elke regio helpen zijn volledige potentieel te bereiken, door het concurrentievermogen te verbeteren en de levensstandaard van de armste regio's dichter bij het EU-gemiddelde te brengen (convergentie). Het regionaal economisch beleid wil investeringen in de regio's stimuleren door de toegankelijkheid te verbeteren, kwaliteitsdiensten te leveren en het milieu te beschermen, en daarmee innovatie, ondernemerschap en de creatie van werkgelegenheid te bevorderen, en tegelijkertijd ongelijkheden te overwinnen die zich kunnen manifesteren in sociale achterstand, slechte huisvesting, gezondheidszorg en slecht onderwijs, hogere werkloosheid of ontoereikende infrastructuurvoorzieningen.
Zie ook
- Economy and finance introduced (in het Engels)
- European sector accounts - backgrounds (background article) (in het Engels)
- GDP per capita, consumption per capita and price level indices (in het Engels)
- Nationale rekeningen en BBP
- Update of the SNA 1993 and revision of ESA95 (background article) (in het Engels)
Meer informatie van Eurostat
Publicaties
- Eurostat regionaal jaarboek 2013 — hoofdstuk 1 (in het Engels)
- Eurostat regionaal jaarboek 2012 — hoofdstuk 1 (in het Engels)
- Eurostat regionaal jaarboek 2011 — hoofdstuk 7 (in het Engels)
- Convergentie en divergentie in het regionale bruto binnenlandse product — Statistieken in focus 46/2011 (in het Engels)
Hoofdtabellen
- Regionale statistieken (t_reg), zie (in het Engels):
- Regionale economische rekeningen ESA95 (t_reg_eco)
- Jaarlijkse nationale rekeningen (t_nama), zie (in het Engels):
- Regionale economische rekeningen - ESA95 (t_nama_reg)
Databank
- Regionale statistieken (reg), zie (in het Engels):
- Regionale economische rekeningen - ESA95 (reg_eco)
- Jaarlijkse nationale rekeningen (nama), zie (in het Engels):
- Regionale economische rekeningen - ESA95 (nama_reg)
Speciale sectie
- Nationale rekeningen (in het Engels)
- Regionale statistieken (in het Engels)
Methodologie / Metadata
- Bruto binnenlands product (BBP) tegen huidige marktprijzen (ESMS metadata bestand — nama_r_e2gdp_esms) (in het Engels)
Brongegevens voor de figuren en kaarten (MS Excel)
- Economie op regionaal niveau (in het Engels)
Externe links
- Europese Commissie — Regionaal beleid — Inforegio: Bbp en andere maatstaven van de regionale economie (archief) (in het Engels)