Statistics Explained

Archive:Statistieken over de digitale economie en de samenleving – huishoudens en personen

Revision as of 16:17, 9 October 2018 by EXT-G-Albertone (talk | contribs)


Gegevens geëxtraheerd in maart 2018.

Geplande update van het artikel: juni 2019

Highlights

Tegen 2017 was het percentage van de huishoudens in de EU-28 met internettoegang gestegen tot 87 % – ongeveer 32 procentpunten hoger dan in 2007.

In 2017 had 85 % van de huishoudens in de EU-28 toegang tot breedbandinternet, bijna een verdubbeling ten opzichte van 2007 (+42 %).

Het percentage personen in de leeftijd van 16 tot 74 jaar in de EU-28 dat via internet goederen of diensten voor particulier gebruik bestelde of kocht, bedroeg 57 % in 2017.

[[File:Digital_economy_and_society_-_households_and_individuals_FP2018 -interactive.xlsx]]

Internet access of households, 2017


Dit artikel bevat recente statistische gegevens over diverse aspecten van de informatiemaatschappij in de Europese Unie (EU) en richt zich op de beschikbaarheid van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en het gebruik ervan door personen en in huishoudens.

ICT is op vele manieren van invloed op het dagelijks leven, zowel op het werk als thuis, bijvoorbeeld bij het online communiceren of kopen van goederen of diensten. De EU-beleidsgebieden variëren van de regulering van complete sectoren zoals de elektronische handel tot maatregelen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De ontwikkeling van de informatiemaatschappij wordt daarom door velen als cruciale randvoorwaarde beschouwd om een moderne en concurrerende economie te kunnen bevorderen.

Full article

Internettoegang

ICT is breed beschikbaar geworden voor het algemene publiek, zowel wat de toegankelijkheid als wat de kosten betreft. In 2007 is een belangrijke mijlpaal bereikt toen een meerderheid (55 %) van de huishoudens in de EU-28 internettoegang had. Dit percentage bleef stijgen tot meer dan drie op vier in 2012 en vier op vijf in 2014. Tegen 2017 was het aandeel van de huishoudens met internettoegang in de EU-28 gestegen tot 87 % – ongeveer 32 procentpunten hoger dan in 2007.

Ruim beschikbare en betaalbare toegang tot breedband is een van de middelen om een op kennis gebaseerde en goed geïnformeerde samenleving te bevorderen. In alle EU-lidstaten was breedband veruit de gebruikelijkste vorm van internettoegang; in 2017 werd breedband gebruikt door 85 % van de huishoudens in de EU-28, ongeveer een verdubbeling van het aandeel in 2007 (+42 %) – zie figuur 1.

Figuur 1: Internettoegang en breedbandinternetverbindingen van huishoudens, EU-28, 2007-2017
(% van alle huishoudens)
Bron: Eurostat (isoc_ci_in_h) en (isoc_ci_it_h)


Het hoogste percentage (98 %) van de huishoudens met internettoegang in 2017 werd gemeten in Nederland (zie figuur 2), maar ook in Denemarken, Luxemburg, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland hadden meer dan negen van de tien huishoudens in 2017 toegang tot internet. Bulgarije was met 67 % de EU-lidstaat met het laagste percentage internettoegang. In Bulgarije is het percentage huishoudens met internettoegang echter snel toegenomen, net als in Tsjechië, Italië, Cyprus, Griekenland, Portugal en Spanje: tussen 2012 en 2017 steeg dat aandeel met 16-18 procentpunten. Zoals verwacht waren de stijgingen relatief klein in verschillende lidstaten waar de internettoegang van huishoudens in 2012 al het verzadigingspunt naderde, zoals Nederland, Luxemburg en Denemarken. Dit was ook het geval in IJsland en Noorwegen.

Figuur 2: Internettoegang van huishoudens, 2012 en 2017
(% van alle huishoudens)
Bron: Eurostat (isoc_ci_in_h)


Figuur 3 laat zien dat er in termen van internettoegang binnen de EU-28 tot op zekere hoogte een kloof is tussen stad en platteland. Terwijl huishoudens in steden en voorsteden een relatief hoge graad van internettoegang hadden – 90 % in steden en 87 % in voorsteden – was de graad van internettoegang iets lager op het platteland (82 %). In 23 EU-lidstaten lag het percentage huishoudens op het platteland met internettoegang lager dan het desbetreffende percentage huishoudens in steden en voorsteden. De kloof tussen het platteland en de twee andere typen gebieden was met name groot in Griekenland, Portugal, Bulgarije en Roemenië, allemaal landen waar de totale internettoegang onder het EU-28-gemiddelde lag. In Luxemburg was de situatie tegengesteld aan het algemene patroon, omdat het percentage huishoudens met internettoegang er op het platteland hoger was dan in de steden en voorsteden. In Estland was er geen verschil tussen het percentage huishoudens met internettoegang in voorsteden en op het platteland, maar de graad van internettoegang was er wel hoger in de steden. In het Verenigd Koninkrijk was het percentage huishoudens met internettoegang vrijwel identiek voor de drie niveaus van verstedelijking (een procentpunt lager in voorsteden). In België werd het hoogste percentage internettoegang waargenomen in voorsteden, terwijl dat percentage voor huishoudens in steden en op het platteland gelijk was. De laatste uitzondering was Frankrijk. Daar hadden steden het hoogste percentage internettoegang, terwijl het laagste percentage werd geregistreerd in voorsteden (en niet op het platteland).

Figuur 3: Internettoegang van huishoudens naar verstedelijking, 2017
(% van alle huishoudens)
Bron: Eurostat (isoc_ci_in_h)

Internetgebruik

Begin 2017 maakte meer dan vier vijfde (84 %) van alle personen in de EU-28 in de leeftijd van 16-74 jaar gebruik van internet (ten minste eenmaal in de drie maanden voorafgaand aan de enquête). Minstens negen van de tien personen in Denemarken, Luxemburg, Zweden, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Finland en Duitsland gebruikten internet in de drie maanden voorafgaand aan de enquête. Daarentegen gebruikte iets meer dan twee derde van alle personen in de leeftijd van 16-74 jaar internet in Italië (71 %), Griekenland (70 %) en Kroatië (67 %), terwijl dit percentage het laagst was in Roemenië (64 %) en Bulgarije (63 %).

Het aandeel van de bevolking van de EU-28 dat nooit internet had gebruikt in 2017 was 13 % (een daling van één procentpunt ten opzichte van het jaar daarvoor), oftewel bijna een derde van het niveau van 2007 (toen het aandeel 37 % bedroeg).

In 2017 maakte bijna driekwart (72 %) van de personen in de EU-28 dagelijks gebruik van internet – zie figuur 4 – en gebruikte nog eens 8 % van de personen internet minstens eenmaal per week (maar niet dagelijks). Als zodanig was 80 % van de personen een regelmatige internetgebruiker (ten minste wekelijks). Het percentage dagelijkse gebruikers onder alle internetgebruikers (die in af afgelopen drie maanden internet hebben gebruikt) bedroeg gemiddeld 87 % in de EU-28 en liep in de EU-lidstaten uiteen tussen 73 % in Roemenië tot meer dan 90 % in acht lidstaten, en was het hoogst in Italië (96 %). IJsland (97 %) meldde een nog hoger percentage dagelijkse internetgebruikers onder alle internetgebruikers.

Figuur 4: Frequentie van internetgebruik, 2017
(% personen in de leeftijd van 16-74 jaar)
Bron: Eurostat (isoc_ci_ifp_iu) en (isoc_ci_ifp_fu)


Figuur 5 toont het gebruik van internet onderweg, met andere woorden niet thuis of op het werk, en het gebruik van internet op een draagbare computer of mobiel apparaat via mobiele of draadloze verbindingen. De cijfers voor 2012, toen 36 % van de personen in de leeftijd van 16-74 jaar in de EU-28 internet gebruikte op een mobiel apparaat, worden vergeleken met die voor 2017, toen dit aandeel was gestegen tot 65 %. De meest gangbare mobiele apparaten voor internetverbindingen waren mobiele telefoons of smartphones, laptops en tabletcomputers.

Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Luxemburg registreerden in 2017 het hoogste percentage mobiel internetgebruik, met meer dan vier vijfde van de personen in de leeftijd van 16 tot 74 jaar die internet onderweg gebruikten; met 87 % was dit het hoogst in Nederland en Zweden. Noorwegen registreerde een vergelijkbaar percentage (87 %). Daarentegen gebruikte tussen de 50 % en 60 % van de personen van 16 tot 74 jaar in Kroatië, Roemenië, Griekenland, Litouwen, Bulgarije, Letland, Portugal en Tsjechië internet als zij niet thuis of op het werk waren, terwijl dit percentage slechts 40 % bedroeg in Polen en 32 % in Italië.

Figuur 5: Personen die een draagbare computer of een mobiel apparaat gebruikten om toegang te krijgen tot het internet als zij niet thuis of op het werk waren, 2012 en 2017
(% personen van 16 tot 74 jaar)
Bron: Eurostat (isoc_ci_im_i)


Een van de meest voorkomende onlineactiviteiten in de EU-28 in 2017 was deelname aan sociale netwerken, zie figuur 6. Meer dan de helft (54 %) van de personen in de leeftijd van 16-74 jaar gebruikte internet voor sociale netwerken, zoals Facebook of Twitter. Tussen de 70 % en 75 % van de mensen in Malta, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, België en Denemarken maakte gebruik van sociale-netwerksites; Denemarken stond bovenaan met 75 %. In IJsland (89 %) en Noorwegen (83 %) lag dit percentage aanzienlijk hoger. Aan de andere kant van de schaal waren er drie EU-lidstaten waar ten hoogste 45 % van de mensen dergelijke sites gebruikte, te weten Slovenië (45 %), Frankrijk (43 %) en Italië (43 %).

Figuur 6: Personen die internet gebruikten voor deelname aan sociale netwerken, 2017
(% personen van 16 tot 74 jaar)
Bron: Eurostat (isoc_bde15cua)

Privacy en bescherming van persoonlijke identiteit

Er kunnen tussen de EU-lidstaten verschillen worden opgemerkt in de manier waarop internetgebruikers in 2016 de toegang tot hun persoonlijke informatie op het internet beheerden. Meer dan een kwart (28 %) van de internetgebruikers in de EU-28 verstrekte geen persoonlijke gegevens via het internet, een aandeel dat varieerde van slechts 8 % in Luxemburg tot de helft of meer in Bulgarije, Portugal en Roemenië (zie figuur 7). Als zodanig verstrekte meer dan 70 % van de internetgebruikers in de EU-28 bepaalde soorten persoonlijke gegevens online en velen van hen ondernamen verschillende acties om de toegang tot deze persoonlijke gegevens op het internet te controleren. Bijna de helft (46 %) van alle internetgebruikers weigerde het gebruik van persoonlijke gegevens voor reclame en twee vijfde (40 %) beperkte de toegang tot hun profiel of informatie op sociale-netwerksites. Bovendien las meer dan één derde (37 %) van de internetgebruikers privacyverklaringen alvorens persoonlijke gegevens te verstrekken, terwijl iets minder dan een derde (31 %) de toegang tot de geografische locatie beperkte.

Figuur 7: Aandeel personen die geen persoonlijke informatie via het internet verstrekten, 2016
(% personen die in het laatste jaar internet gebruikten)
Bron: Eurostat (isoc_cisci_prv)


In 2016 wist 71 % van de personen in de EU-28 in de leeftijd van 16-74 jaar die in de twaalf maanden daarvoor het internet hadden gebruikt dat cookies kunnen worden gebruikt om mensen te volgen op het internet. Jonge gebruikers (tussen 16 en 24 jaar) waren zich hiervan iets meer bewust (74 %); oudere gebruikers (tussen 55 en 74 jaar) minder (64 %). Iets meer dan één derde (35 %) van de gebruikers in de leeftijd van 16-74 jaar gaf aan dat zij hun browserinstellingen hadden aangepast om cookiegebruik te voorkomen of te beperken (zie figuur 8).

Van alle EU-lidstaten waren de internetgebruikers in Nederland (89 %), Duitsland en Finland (beide 85 %) zich het meest bewust van het feit dat cookies kunnen worden gebruikt om onlineactiviteiten te volgen. Ook in Denemarken (81 %), Kroatië (78 %), Italië (77 %), Luxemburg en Oostenrijk (beide 76 %) waren internetgebruikers zich hier goed van bewust. Daarentegen was minder dan de helft van de internetgebruikers zich hiervan bewust in Roemenië (38 %), Letland (47 %) en Cyprus (48 %); ook in Turkije en in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (beide 30 %) werd een laag bewustzijn op dit vlak gemeld. Het percentage van de internetgebruikers dat de browserinstellingen had gewijzigd ter voorkoming of beperking van cookiegebruik lag slechts in één lidstaat hoger dan de helft (Luxemburg – 54 %). Daarentegen had in Tsjechië, Roemenië, Bulgarije, Cyprus en Letland minder dan één vijfde van de internetgebruikers een dergelijke actie ondernomen, en dat was ook het geval in Turkije.

Figuur 8: Gebruik van cookies en browserinstellingen, 2016
(% personen die in het laatste jaar internet gebruikten)
Bron: Eurostat (isoc_cisci_prv)

Bestellen of kopen van goederen en diensten

Het percentage personen in de leeftijd van 16 tot 74 jaar die via internet goederen of diensten voor particulier gebruik bestelden of kochten blijft stijgen: in 2016 bedroeg dit 57 %, een stijging van 13 procentpunten ten opzichte van 2012 (zie figuur 9). Ten minste driekwart van de mensen in Duitsland en Nederland bestelde of kocht in 2017 via internet goederen of diensten en dit aandeel bedroeg minstens vier vijfde in Luxemburg en Denemarken (beide 80 %), Zweden (81 %) en het Verenigd Koninkrijk (82 %). Daarentegen bedroeg het percentage minder dan 30 % in Kroatië en minder dan 20 % in Bulgarije en Roemenië.

Met uitzondering van de vier EU-lidstaten die een onderbreking in de reeks meldden – Estland, Letland, Roemenië en Zweden – werd de grootste stijging van het aandeel van personen die tussen 2012 en 2017 via internet goederen of diensten bestelden of kochten waargenomen in Tsjechië (+24 procentpunten), gevolgd door Spanje (+20 procentpunten). Zoals verwacht werd de kleinste stijging (+6 of +7 procentpunten) waargenomen in Denemarken en Finland, waar al relatief veel personen via internet goederen of diensten bestelden of kochten in vergelijking met andere lidstaten; dit was ook het geval in Noorwegen. Het aandeel van personen die via internet goederen of diensten bestelden of kochten steeg echter ook relatief langzaam in Ierland (+7 procentpunten) en Kroatië (+6 procentpunten).

Figuur 9: Personen die in de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête via internet goederen of diensten voor particulier gebruik hebben besteld, 2012 en 2017
(% personen van 16-74 jaar)
Bron: Eurostat (isoc_ec_ibuy)

Bij andere particulieren via internet bestelde diensten

18 % van de personen in de leeftijd van 16 tot 74 jaar in de EU-28 had in 2017 in de voorgaande twaalf maanden een website of app gebruikt om accommodatie te regelen bij een andere particulier. Dit percentage liep uiteen van 34 % in het Verenigd Koninkrijk en ten minste een vijfde van het totaal in Luxemburg, Ierland, Malta en Nederland, tot minder dan één op de tien personen in tien EU-lidstaten, waarbij de laagste percentages werden geregistreerd in Kroatië (7 %), Portugal en Roemenië (elk 6 %), Tsjechië (5 %) en Cyprus (4 %). Mensen van middelbare leeftijd (25 tot 54 jaar) boekten vaker online een accommodatie bij andere particulieren dan jongeren (16-24 jaar) en ouderen (55-74 jaar). De meeste van deze diensten werden aangeboden via speciale bemiddelende websites of apps waarop particulieren accommodatiediensten kunnen aanbieden, zoals Airbnb, Lovehomeswap en Couchsurfing.

Figuur 10: Personen die in de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête via een website of app een accommodatie regelden bij een particulier, 2017
(% personen van 16-74 jaar)
Bron: Eurostat (isoc_ci_ce_i)


In figuur 11 wordt een vergelijkbare analyse getoond, en wel van het aandeel particulieren dat een website of app gebruikte om een vervoersdienst af te nemen bij een andere particulier. Vervoersdiensten werden over het algemeen minder vaak gebruikt dan accommodatiediensten, maar werden net als die laatste diensten vaak afgenomen via speciale websites en apps (zoals Liftshare, UberPool en Wundercar); gemiddeld maakte 8 % van de personen van 16 tot 74 jaar in de EU-28 gebruik van dergelijke diensten. In 2017 had het Verenigd Koninkrijk van alle EU-lidstaten het hoogste percentage particulieren dat vervoersdiensten afnam via een website of app (27 %) . Estland was de enige andere lidstaat waar minstens een op de vijf mensen van dergelijke diensten gebruik maakten. Over het algemeen nam minder dan één op de tien personen vervoersdiensten af via een website of app; dat was het geval voor 22 van de 27 lidstaten waarvoor gegevens beschikbaar waren. Jongeren (16-24 jaar) namen over het algemeen vaker online vervoersdiensten af bij particulieren dan ouderen.

Figuur 11: Personen die in de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête via een website of app vervoer regelden bij een particulier, 2017
(% personen van 16-74 jaar)
Bron: Eurostat (isoc_ci_ce_i)

Brongegevens voor tabellen en figuren (MS Excel)

Gegevensbronnen

De snelle technologische veranderingen op gebieden die verband houden met internet en andere nieuwe ICT-toepassingen van maken het lastig om statistieken op te stellen. De ontwikkelingen op dit gebied zijn snel gegaan, waarbij de statistische instrumenten zijn aangepast om beter aan de nieuwe gegevensbehoeften te kunnen voldoen. De statistieken op dit terrein worden dan ook jaarlijks opnieuw beoordeeld zodat zij voldoen aan de behoeften van de gebruikers en inspelen op het snelle tempo van de veranderingen.

Deze aanpak is terug te vinden in de enquête betreffende het ICT-gebruik door huishoudens en personen van Eurostat. Deze jaarlijkse enquête wordt gebruikt voor de benchmarking van ICT-gestuurde ontwikkelingen, zowel door ontwikkelingen voor kernvariabelen in de tijd te volgen als door andere aspecten op een specifiek tijdstip nader uit te werken. De enquête was aanvankelijk vooral gericht op toegangs- en verbindingskwesties, maar werd later uitgebreid tot andere onderwerpen (bijvoorbeeld e-overheid en e-commerce) en uitsplitsing naar sociaaleconomische doelstelling (zoals regionale diversiteit, geslacht, verschillen in leeftijd, opleiding en werkgelegenheidssituatie). De reikwijdte van de enquêtes met betrekking tot de diverse technologieën is ook aangepast en omvat nu ook nieuwe productgroepen en middelen om communicatietechnologieën te leveren aan eindgebruikers (zo zijn er in 2017 nieuwe vragen toegevoegd over online peer-to-peer accommodatie- en transportdiensten).

De referentieperiode voor de enquête over het ICT-gebruik van huishoudens en particulieren is in de meeste gevallen het eerste kwartaal van elk jaar; in de meeste landen vindt de enquête jaarlijks in het tweede kwartaal plaats. NB: De module over privacy en bescherming van persoonlijke identiteit maakte deel uit van de enquête van 2016 (maar werd niet herhaald in 2017).

Toepassingsgebied en definities

De ICT-enquête onder de huishoudens bestrijkt huishoudens met ten minste één lid in de leeftijdsgroep van 16 tot 74 jaar. Internettoegang van huishoudens betreft het percentage huishoudens met een internetaansluiting, zodat iedereen in het huishouden desgewenst thuis gebruik kon maken van internet, al was het alleen maar om een e-mail te sturen.

Internetgebruikers worden gedefinieerd als alle personen van 16-74 jaar die in de drie maanden voorafgaand aan de enquête gebruik hebben gemaakt van internet. Regelmatige internetgebruikers zijn personen die in de drie maanden voorafgaand aan de enquête gemiddeld minstens eenmaal per week internet hadden gebruikt.

De meest gebruikte vaste technologieën voor internettoegang zijn breedband en een inbelverbinding via een normale of een ISDN-telefoonlijn. Breedband omvat Digital Subscriber Lines (DSL) en maakt gebruik van technologie die met hoge snelheden data vervoert. Breedbandlijnen worden gedefinieerd als lijnen met een hogere capaciteit dan ISDN, dus gelijk aan of hoger dan 144 kbit/s. Populaire apparaten waarmee thuis internettoegang wordt verkregen, zijn desktopcomputers en draagbare computers, terwijl er recentelijk een uitbreiding heeft plaatsgevonden in andere internettechnologieën.

Mobiel internetgebruik wordt gedefinieerd als het gebruik van internet wanneer men niet thuis of op het werk is, door middel van draagbare computers of handcomputers via mobiele telefoonnetwerken of draadloze verbindingen.

Het begrip "individuele bestellingen van goederen en diensten" heeft betrekking op de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête en omvat bevestigde reserveringen van accommodatie of reizen, de aankoop van financiële investeringen, telecommunicatiediensten, computerspelletjes of software, alsmede rechtstreeks betaalde informatiediensten op internet. Goederen en diensten die gratis via internet worden verkregen, vallen hier niet onder. Bestellingen in de vorm van handmatig getypte e-mails, SMS of MMS zijn eveneens uitgezonderd.

<context>

Context

In mei 2015 heeft de Europese Commissie een strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa (COM(2015) 192 final) aangenomen als een van haar tien belangrijkste politieke prioriteiten [1]. De strategie bestond uit 16 initiatieven die drie grote pijlers omvatten: bevorderen van betere onlinetoegang tot goederen en diensten in heel Europa; scheppen van optimale randvoorwaarden die bevorderlijk zijn voor digitale netwerken en diensten; maximaal groeipotentieel voor de Europese economie en industrie volledig door middel van de digitale economie. In het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2017 Naar een Europa dat ons beschermt, sterker maakt en verdedigt (COM(2016) 710), heeft de Europese Commissie voorgesteld om snelle vooruitgang te boeken bij de voorstellen die er al liggen en te bezien hoeveel vooruitgang is geboekt bij het voltooien van de digitale eengemaakte markt.

Breedbandtechnologieën worden beschouwd als belangrijk bij het meten van de toegang tot en het gebruik van internet, omdat zij gebruikers de mogelijkheid bieden snel grote hoeveelheden data over te dragen en de toegangslijnen open te houden. De uitrol van snelle en supersnelle breedbandverbindingen wordt dan ook beschouwd als belangrijke indicator op het gebied van ICT-beleidsvorming. Digitale abonneelijnen (DSL) zijn nog steeds de belangrijkste vorm van levering van breedbandtechnologie in de EU, maar alternatieven, zoals het gebruik van kabel, satelliet, glasvezel en draadloze aansluitnetten, worden steeds vaker gebruikt.

De Europese Commissie werkt aan een aantal initiatieven ter bevordering van de ICT-vaardigheden bij de beroepsbevolking als onderdeel van een bredere agenda voor het verbeteren van de vaardigheden en het afstemmen tussen de vraag naar en het aanbod van vaardigheden. Ter verhoging van het aanbod aan ICT-specialisten heeft de Europese Commissie onlangs een grote coalitie voor digitale banen gelanceerd (in het Engels), een EU-breed partnerschap dat Europese structuur- en investeringsfondsen gebruikt om de moeilijkheden bij de werving van ICT-specialisten te verzachten.

Op 10 juni 2016 heeft de Europese Commissie haar goedkeuring gegeven aan een nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa ter bevordering van een aantal acties om ervoor zorgen dat de juiste opleiding, de juiste vaardigheden en de juiste ondersteuning beschikbaar zijn voor personen in de EU, zodat ze beschikken over de vaardigheden die nodig zijn in een moderne werkomgeving, waaronder de bevordering van digitale vaardigheden. <context>

Direct access to

Other articles
Tables
Database
Dedicated section
Publications
Methodology
Visualisations






ICT usage in households and by individuals (t_isoc_i) (in het Engels)


ICT usage in households and by individuals (isoc_i) (in het Engels)
Connection to the internet and computer use (isoc_ici) (in het Engels)
Households - level of internet access (isoc_ci_in_h) (in het Engels)
Households - type of connection to the internet (isoc_ci_it_h) (in het Engels)
Individuals - mobile internet access (isoc_ci_im_i) (in het Engels)
Internet use (isoc_iiu) (in het Engels)
Individuals - internet use (isoc_ci_ifp_iu) (in het Engels)
Individuals - frequency of internet use (isoc_ci_ifp_fu) (in het Engels)
Individuals - collaborative economy (isoc_ci_ce_i) (in het Engels)
E-commerce (isoc_iec) (in het Engels)
Internet purchases by individuals (isoc_ec_ibuy) (in het Engels)
ICT trust, security and privacy (isoc_ci_sci) (in het Engels)
Privacy and protection of personal information (isoc_cisci_prv) (in het Engels)