Statistics Explained

Archive:BBP op regionaal niveau

Gegevens van maart 2011, meest recente gegevens: Meer informatie van Eurostat, Hoofdtabellen en Databank.

Het bruto binnenlands product (BBP) is een belangrijke maatstaf voor de economische ontwikkeling en groei van een land. In dit artikel wordt gekeken naar de economische groei in de regio's van de lidstaten van de Europese Unie (EU) en de kandidaat-lidstaten Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. De conclusie is dat de verschillen tussen de lidstaten vrij groot zijn maar kleiner worden.

De economische groei wordt uitgedrukt in koopkrachtpariteiten (KKP's) – waarin rekening wordt gehouden met de verschillende prijsniveaus in de lidstaten zodat een eerlijke vergelijking kan worden gemaakt. Met behulp van KKP's als omrekeningsfactor wordt het BBP omgerekend naar een kunstmatige munteenheid, de koopkrachtstandaard (KKS), waardoor het mogelijk wordt de koopkracht van landen met verschillende nationale munteenheden te vergelijken.

Ten slotte wordt in dit artikel ingegaan op de economische dynamiek in de lidstaten en de kandidaat-lidstaten en wordt geconcludeerd dat de inhaalslag in de 12 nieuwe lidstaten die in 2004 en 2007 zijn toegetreden sterk is versneld.

Kaart 1: Bruto binnenlands product (BBP) per inwoner, in koopkrachtstandaard (KKS), naar NUTS 2 - bron: Eurostat (nama_r_e2gdp)

Belangrijkste statistische resultaten

Regionaal BBP per inwoner in 2008

Kaart 1 toont het BBP per inwoner (als percentage van het EU-27-gemiddelde van 25 100 KKS) voor de Europese Unie, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Turkije, dat na een lange onderbreking weer gegevens heeft verstrekt (voor de referentiejaren 2004–2006) in overeenstemming met het gegevensoverdrachtprogramma van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR 1995).

De regio's met het hoogste BBP per inwoner liggen in het zuiden van Duitsland, het zuiden van het Verenigd Koninkrijk, Noord-Italië en België, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Ierland en Scandinavië. De regio’s rond enkele hoofdsteden, zoals Madrid, Paris, Praha en Bratislava, vallen ook in deze categorie. De zwakkere regio’s zijn geconcentreerd aan de zuidelijke, zuidwestelijke en zuidoostelijke rand van de Unie, in het oosten van Duitsland en de nieuwe lidstaten, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Turkije.

De gedetailleerde analyse van de gegevens in dit hoofdstuk heeft geen betrekking op Turkije, aangezien de beschikbare gegevens betrekking hebben op een tijdreeks die slechts tot 2006 gaat, dat wil zeggen twee referentiejaren minder dan voor de andere landen.

Binnen de EU varieert het BBP per inwoner van 28 & nbsp;% van het gemiddelde van de EU-27 (6 500 KKS) in Severozapaden (Bulgarije) tot 343 % (85 800 KKS) in de hoofdstedelijke regio Inner London (Verenigd Koninkrijk).

De factor tussen de twee regio's met het hoogste en het laagste BBP is dus 13,2:1. Luxemburg staat met 280 % (70 000 KKS) op de tweede en Brussel met 216 % (54 100 KKS) op de derde plaats, gevolgd door Groningen met 198 % (49 700 KKS), Hamburg met 188 % (47 100 KKS) en Praha met 173 % (43 200 KKS) op de vierde, vijfde en zesde plaats. Praha (Tsjechië) blijft dus de regio met het hoogste BBP per inwoner van de nieuwe lidstaten; Bratislavský kraj (Slowakije) volgt met 167 % (41 800 KKS) op negen in de lijst van de 275 statistische gebieden (bekend als de NUTS 2-regio’s van de hier onderzochte landen — 271 regio's in de EU plus drie regio’s in Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië). Praha en Bratislavský kraj moeten echter worden beschouwd als uitzonderingen voor regio’s in de nieuwe lidstaten. De volgende meest welvarende regio’s in de nieuwe lidstaten op de ranglijst volgen op afstand: Bucureşti - Ilfov (Roemenië) met 113 % (28 300 KKS) op plaats 74, Zahodna Slovenija (Slovenië) met 109 % (27 300 KKS) op 87, Közép-Magyarország (Hongarije) met 107 % (26 800 KKS) op 96 en Cyprus met 97 % (24 400 KKS) op 129.

Met uitzondering van vier andere regio’s (Mazowieckie in Polen, Sjeverozapadna Hrvatska in Kroatië, Malta, en Vzhodna Slovenija in Slovenië) hebben alle andere regio's van de nieuwe lidstaten, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een BBP per inwoner in KKS van minder dan 75 % van het gemiddelde van de EU-27.

In 2008 bedroeg het BBP in 67 regio’s dan ook minder dan 75 % van het gemiddelde van de EU-27. Ongeveer 24,4 % van de bevolking van de EU, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië woont in deze 67 regio's. Slechts een kwart van deze regio’s ligt in EU-15-landen; driekwart ligt in de nieuwe lidstaten, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Aan de bovenkant van het spectrum hebben 40 regio’s een BBP per inwoner van meer dan 125 % van het gemiddelde van de EU-27. In deze regio’s woont 19,4 % van de bevolking. Regio's met een BBP per inwoner tussen 75 % en 125 % van het gemiddelde van de EU-27 tellen 56 % en dus een duidelijke meerderheid van de bevolking van de betrokken 29 landen (de EU-27, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië). Ongeveer 9,3 % van de bevolking woont in de 27 regio's met een BBP per inwoner van minder dan 50 % van het gemiddelde van de EU-27. Met uitzondering van het Franse overzeese departement Guyana zijn al deze regio’s gelegen in de nieuwe lidstaten, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

Grote regionale verschillen binnen landen zelf

Figuur 1: Bruto binnenlands product (BBP) per inwoner, koopkrachtstandaard (KKS), hoogste en laagste NUTS 2-regie in elk land, 2008 (in % van het EU-27-gemiddelde, EU-27=100) - Bron: Eurostat (nama_r_e2gdp)

Ook zijn er aanzienlijke regionale verschillen binnen de landen zelf, zoals blijkt uit figuur 1. In 2008 was het hoogste BBP per inwoner meer dan tweemaal zo hoog als het laagste in 13 van de 23 hier onderzochte landen met verschillende NUTS 2-regio’s. Deze groep omvat zeven van de negen nieuwe lidstaten/kandidaat-lidstaten, maar slechts zes van de 14 lidstaten van de EU-15.

De grootste regionale verschillen zijn te zien in Turkije, waar er een factor van 4,9 is tussen de hoogste en de laagste waarde, en in het Verenigd Koninkrijk en Roemenië, met factoren van respectievelijk 4,8 en 3,9. De laagste waarden worden gemeten in Slovenië, Ierland en Zweden met factoren van 1,4, 1,6 en 1,6. Kleine regionale verschillen in het BBP per inwoner (dat wil zeggen factoren van minder dan 2 tussen de hoogste en laagste waarden) worden alleen waargenomen in de lidstaten van de EU-15, plus Slovenië en Kroatië.

In alle nieuwe lidstaten, Kroatië en een aantal lidstaten van de EU-15 is een groot deel van de economische activiteit geconcentreerd in de regio’s waarin de hoofdstad is gelegen. In 18 van de hier vermelde 23 landen waarin zich verschillende NUTS 2-regio's bevinden, hebben deze regio’s derhalve ook het hoogste BBP per inwoner. Kaart 1 toont bijvoorbeeld duidelijk de prominente positie van de regio’s van Brussel (België), Sofia (Bulgarije), Praha (Tsjechië), Athina (Griekenland), Madrid (Spanje), Paris (Frankrijk) en Lisboa (Portugal) alsmede Budapest (Hongarije), Bratislava (Slowakije), London (Verenigd Koninkrijk), Warszawa (Polen) en Bucureşti (Roemenië).

Uit een vergelijking van de hoogste en laagste waarden tussen 2000 en 2008 blijkt echter dat de ontwikkelingen in de EU-15 heel anders zijn verlopen van die in de nieuwe lidstaten. Hoewel de kloof tussen de uiterste regionale waarden in de nieuwe lidstaten en Kroatië in de meeste gevallen toeneemt, wordt deze in een op de twee landen van de EU-15 juist kleiner.

Dynamisch inhaalproces in de nieuwe lidstaten

Kaart 2: Verandering van het bruto binnenlands product (BBP) per inwoner, in koopkrachtstandaard (KKS), per NUTS 2-regio, 2008 ten opzichte van 2000 (in procentpunten van het EU-27-gemiddelde) - Bron: Eurostat (nama_r_e2gdp)

Kaart 2 geeft de mate weer waarin het BBP per inwoner tussen 2000 en 2008 is veranderd in vergelijking met het gemiddelde van de EU-27 (uitgedrukt in procentpunten van het gemiddelde van de EU-27). Economisch dynamische regio's waar het BBP per inwoner steeg met meer dan 3 procentpunten in vergelijking met het EU-gemiddelde, zijn in het groen aangeduid. Minder dynamische regio's (die een daling van meer dan 3 procentpunten in BBP per inwoner lieten zien in vergelijking met het gemiddelde van de EU-27) zijn in het oranje en rood aangeduid. Het varieert van + 58 procentpunten voor Bratislavský kraj (Slowakije) tot 40 procentpunten voor Brussel (België).

De kaart laat zien dat de economisch dynamiek ver boven het gemiddelde ligt in de zuidwestelijke, oostelijke en noordelijke gebieden aan de rand van de EU, en dus niet alleen in de EU-15 landen, maar vooral in de nieuwe lidstaten, Kroatië en sommige regio’s van Turkije.

Van de lidstaten van de EU-15 kennen met name Spanje, delen van Nederland en Griekenland sterke groei, alsmede het noorden van Finland en Zweden. Anderzijds houdt de zwakke groei die een paar jaar geleden in een aantal landen van de EU-15 heeft ingezet, nog steeds aan. Italië en Frankrijk zijn bijzonder zwaar getroffen. Geen enkele regio heeft het gemiddelde groeicijfer van de EU 27 in de acht jaar durende periode van 2000 tot 2008 bereikt. De prestaties waren ook zwak in een aantal regio's van Duitsland, Portugal, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Ierland is een bijzonder geval. Als gevolg van de economische en financiële crisis liepen NUTS 2-regio's in 2008 weer terug tot het niveau van 2001, namelijk met 15 procentpunten.

Van de nieuwe lidstaten hebben, behalve de zeer dynamische hoofdstedelijke regio’s, de Baltische staten, Roemenië, Slowakije, Tsjechië en de meeste regio's van Polen een sterk bovengemiddelde groei laten zien. Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vertoonden eveneens een meer dan bovengemiddelde economische groei in de periode 2000–2008.

Bij nadere analyse van de meest dynamische regio’s blijkt dat 41 regio's in de EU-27 meer dan tien procentpunten beter hebben gepresteerd dan het EU-gemiddelde; daarvan bevinden 24 zich in de nieuwe lidstaten.

De tien snelst groeiende regio's liggen verspreid over negen EU-lidstaten. Onder die tien bevinden zich vijf hoofdstelijke regio's in de nieuwe lidstaten. Alle drie regio's in EU-15-landen in de eerste tien (Luxemburg, Groningen en Inner London) kunnen worden aangemerkt als bijzondere gevallen.

De niet-hoofdstedelijke regio met de sterkste groei in de nieuwe lidstaten was Vest (Roemenië) waar het BBP per inwoner (in KKS) tussen 2000 en 2008 met 23,8 procentpunten steeg ten opzichte van het gemiddelde van de EU-27.

Onderaan de verdelingskromme is een duidelijke concentratie te zien: van de 34 regio's waar het BBP per inwoner met meer dan tien procentpunten onder het gemiddelde van de EU-27 daalde, bevinden zich 13 in Italië, zes in Frankrijk, vijf in het VK en vier in Duitsland.

Nader onderzoek van de nieuwe lidstaten levert het positieve resultaat op dat tussen 2000 en 2008 slechts één regio (Malta met – 5,8 procentpunten) een daling liet zien in vergelijking met het gemiddelde van de EU-27.

Het inhaalproces in de nieuwe lidstaten lag in de orde van grootte van 1,7 procentpunten per jaar tussen 2000 en 2008 ten opzichte van het EU-gemiddelde. Het BBP per inwoner (in KKS) in deze twaalf lidstaten steeg dus van 45 % van het gemiddelde van de EU-27 in 2000 tot bijna 59 % in 2008. In 2008 presteerden zij met 2,7 procentpunten bijzonder goed. Dit kan deels worden verklaard door het feit dat de economische en financiële crisis eerst toesloeg in de lidstaten van de EU-15, waarvan een aantal, zoals Ierland, Italië en Denemarken, zich reeds in 2008 in een recessie bevonden. Anderzijds hadden van de nieuwe lidstaten alleen Estland en Letland reeds in 2008 negatieve groeipercentages in volume, en de volledige effecten van de crisis werden pas in 2009 duidelijk. De eerste beschikbare gegevens over bepaalde lidstaten voor 2009 en 2010 lijken erop te wijzen dat de recessie plattelandsgebieden en gebieden die op het vlak van economische ontwikkeling achterop hinkten, minder hard trof dan regio’s met een hoog BBP per inwoner of met een hoge mate van afhankelijkheid van uitvoer en toerisme.

Verschillende trends in de landen zelf

Figuur 2: Spreiding van het regionale BBP per inwoner, in KKS, niveau NUTS 2, 2000 en 2008 (%) - Bron: Eurostat (nama_r_e0digdp))
Tabel 1: Percentage inwoners van de EU-27, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in economisch sterkere en zwakkere regio's – Bron: Eurostat (nama_r_e2gdp)

Een meer gedetailleerde analyse van de trends in de verschillende landen tussen 2000 en 2008 laat zien dat de verschillen in economische ontwikkeling tussen regio’s binnen één land bijna net zo groot kunnen zijn als tussen regio's in verschillende landen.

De grootste verschillen werden waargenomen in Nederland, Roemenië, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk, waar prestatieverschillen van meer dan 40 procentpunten ten opzichte van het EU-gemiddelde werden vastgesteld voor het BBP per inwoner van de regio’s met de sterkste en de zwakste groei. De landen met de kleinste verschillen tussen de regio's waren Ierland, Slovenië, Denemarken en Finland, met regionale prestatieverschillen tussen 2 en 9 procentpunten.

In de nieuwe lidstaten en de landen van de EU-15 waren de sterk uiteenlopende regionale trends grotendeels het gevolg van dynamische groei in de hoofdstedelijke gebieden. Zoals blijkt uit de waarden voor Slovenië (6 procentpunten) en Polen (14 procentpunten), bevestigen de beschikbare gegevens echter niet de veronderstelling dat grote verschillen in regionale groei een typisch kenmerk van nieuwe lidstaten zouden zijn.

De gegevens laten ook zien dat de regio's met een laag BBP per inwoner aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt. Tussen 2000 en 2008 maakten Nord-Est en Sud - Muntenia (beide in Roemenië) een inhaalslag met 11 en 18 procentpunten en Yuzhen tsentralen (Bulgarije) met 9 procentpunten in vergelijking met het gemiddelde van de EU-27.

Convergentie maakt vorderingen

In dit deel wordt ingegaan op de vraag of de convergentie tussen de regio's van de EU-27 in de periode 2000-2008 vorderingen heeft gemaakt. De regionale convergentie van BBP per inwoner (in KKS) kan op verschillende manieren worden beoordeeld aan de hand van de gegevens die door de nationale bureaus voor de statistiek aan Eurostat zijn verstrekt.

De eenvoudigste aanpak is om het verschil tussen de hoogste en laagste waarden te meten. Met deze methode nam het verschil af van een factor 17,2 in 2000 tot 13 in 2008. De belangrijkste reden voor deze duidelijke convergentie is een snellere economische groei in Bulgarije en Roemenië. Aangezien bij deze aanpak echter uitsluitend naar de uiterste waarden wordt gekeken, mag worden geconcludeerd dat de meeste verschuivingen tussen regio's buiten beschouwing worden gelaten.

Een juistere beoordeling van de regionale convergentie wordt geboden door de spreiding van het regionale BBP die sinds 2007 voor de EU-27 en Kroatië wordt berekend door Eurostat (zie hieronder voor meer details over de methode: Gegevensbronnen en -beschikbaarheid,‘Spreiding van het regionale BBP per inwoner’). Hierbij wordt gekeken naar afwijkingen van het nationaal gemiddelde in alle NUTS 2-regio's voor elk land, gewogen voor de regionale bevolking. Figuur 2 vergelijkt de waarden van de spreiding op regionaal niveau NUTS 2 voor 2000 en 2008; de volgorde van de landen is gebaseerd op de waarden in 2008. In eerste instantie is een neerwaartse trend te zien, dat wil zeggen een daling van de regionale spreiding voor de gehele EU-27. Bij nadere bestudering van de trend in de afzonderlijke landen blijken er duidelijke verschillen te zijn tussen bepaalde groepen lidstaten. Ten eerste vertonen de meeste landen van de EU-15 minder spreiding dan de nieuwe lidstaten. Verder nemen de waarden in de EU 15 over het geheel gezien af, terwijl zij in enkele van de nieuwe lidstaten fors stijgen. Het is dan ook duidelijk dat het economische inhaalproces in de nieuwe lidstaten tot dusver gepaard is gegaan met toenemende regionale ongelijkheden.

De aanpak die momenteel het meest wordt gebruikt, houdt in dat de regio’s worden ingedeeld aan de hand van hun BBP per inwoner (in KKS) ten opzichte van het gemiddelde van de EU 27. Dit maakt het mogelijk te berekenen welk aandeel van de bevolking in meer of minder welvarende regio's woont en hoe dit aandeel in de loop van de tijd is veranderd.

Uit tabel 1 blijkt duidelijk de voortgang in de economische convergentie tussen de regio's in de periode 2000-2008 voor de EU-27, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië: het aandeel van de bevolking dat in regio's met een BBP per inwoner van minder dan 75 % van het gemiddelde van de EU-27 woont, is afgenomen van 28,1 % tot 24,4 %. Tegelijkertijd is het deel van de bevolking dat in regio's woont waar deze waarde hoger is dan 125 % gedaald van 24,3 % tot 19,4 %. Deze verschuivingen in de hoogste en laagste waarden betekenen dat het aandeel van de bevolking in het midden van het waardenbereik (BBP per inwoner van 75-125 %) sterk is gestegen, namelijk van 47,6 % tot 56,2 %. Dit komt overeen met een stijging van ongeveer 51 miljoen inwoners.

Uit een vergelijking tussen de gegevens voor 2000 en 2008 blijkt dat acht regio’s gedurende deze periode de drempel van 75 % wisten te overschrijden. Dit waren twee regio’s in Griekenland, alsmede één regio in Spanje, Frankrijk, Polen, Roemenië, Slovenië en Kroatië. In deze regio’s wonen 19,6 miljoen mensen, ofwel circa 3,9 % van de bevolking van de hier onderzochte 29 landen. Tegelijkertijd is het BBP in één Italiaanse en één Britse regio, die samen 6 miljoen inwoners hebben ofwel ongeveer 1,2 % van de bevolking van de EU, echter weer tot onder de 75 %-drempel gedaald. Rekening houdend met beide ontwikkelingen groeide als gevolg van de economische ontwikkeling tussen 2000 en 2008 de bevolking die in regio’s wonen met een BBP van meer dan 75 % van het gemiddelde van de EU-27 met 13,6 miljoen mensen.

Een meer gedetailleerde analyse maakt duidelijk dat in veel regio's met een BBP van minder dan 50 % van het gemiddelde van de EU-27 bovendien aanzienlijke vooruitgang is geboekt. Tussen 2000 en 2008 is de bevolking van deze regio's met bijna een derde gedaald, van 14,8 % tot 9,3 % van de hier bestudeerde 29 landen, dat wil zeggen met meer dan 25 miljoen. Tegelijkertijd liep slechts één regio (het Franse overzeese departement Guyana) terug tot onder de 50 %-drempel.

Bovendien blijkt uit een onderzoek van de tien zwakste regio's in 2000, waar destijds 4,8 % van de bevolking woonde, dat deze groep veel vooruitgang heeft geboekt. Het BBP per inwoner in deze regio’s steeg van 22,6 % tot 36,4 % van het gemiddelde van de EU-27 tussen 2000 en 2008. Hieruit blijkt dat Bulgarije en Roemenië een grote inhaalslag maken.

Databronnen en -beschikbaarheid

Wat is het regionaal bruto binnenlands product?

De economische ontwikkeling van een regio wordt in de regel uitgedrukt in termen van bruto binnenlands product (BBP). Deze indicator wordt ook vaak gebruikt als basis voor vergelijkingen tussen regio's.

Maar wat betekent dit precies en hoe kan de vergelijkbaarheid tussen regio's van verschillende omvang en met verschillende valuta’s worden vastgesteld?

Een zinvolle vergelijking kan alleen worden gemaakt aan de hand van een vergelijking van het regionale BBP met de bevolking van de betrokken regio. Hier wordt het onderscheid tussen de werk- en woonplaats relevant. Het BBP meet de economische productie binnen nationale of regionale grenzen, ongeacht of deze toe te schrijven was aan ingezeten of niet-ingezeten werknemers. Het gebruik van het BBP per inwoner is dan ook alleen eenvoudig als alle werknemers die betrokken zijn bij de totstandbrenging van het BBP ook inwoners van de betrokken regio zijn.

In gebieden met een groot aandeel forenzen kan het regionale BBP per inwoner buitengewoon hoog zijn, met name in economische centra zoals London (Verenigd Koninkrijk) of Wien (Oostenrijk), Hamburg (Duitsland), Praha (Tsjechië) of Luxemburg, en relatief laag in de omringende regio's, zelfs als de primaire inkomens van de huishoudens in deze regio's zeer hoog zijn. Het regionale BBP per inwoner moet derhalve niet worden gelijkgesteld met het regionaal primair inkomen.

Het regionale BBP wordt berekend in de valuta van het desbetreffende land. Om het BBP vergelijkbaar te maken tussen verschillende landen, wordt het omgerekend in euro aan de hand van de gemiddelde wisselkoers voor het betrokken kalenderjaar. De wisselkoersen weerspiegelen echter niet alle verschillen in prijspeil tussen de landen. Om dit te compenseren, wordt het BBP met behulp van omrekeningsfactoren, de koopkrachtpariteiten (KKP's), omgerekend in een kunstmatige munteenheid, de koopkrachtstandaard (KKS). Dit maakt het mogelijk de koopkracht van de verschillende nationale valuta's te vergelijken.

Koopkrachtpariteiten en internationale volumevergelijkingen

Internationale verschillen in de BBP-waarden, zelfs na omrekening aan de hand van wisselkoersen in een gemeenschappelijke valuta, kunnen niet uitsluitend worden toegeschreven aan uiteenlopende goederen- en dienstenvolumes. De component ‘prijsniveau’ is ook een belangrijke factor. In de wisselkoersen wordt rekening gehouden met tal van factoren die verband houden met vraag en aanbod op de valutamarkten, zoals internationale handel, inflatieprognoses en rente. Omrekeningen aan de hand van wisselkoersen zijn daarom slechts van beperkt nut voor internationale vergelijkingen. Om tot een nauwkeuriger vergelijking te komen, is het van belang speciale omrekeningskoersen te gebruiken die het effect van verschillen in prijsniveau tussen de landen opheffen. Koopkrachtpariteiten (KKP's) zijn dergelijke omrekeningskoersen, die in nationale valuta's uitgedrukte economische gegevens omrekenen in een kunstmatige munteenheid, de koopkrachtstandaard (KKS). KKP's worden daarom gebruikt om het BBP en andere economische aggregaten (bijvoorbeeld consumptieve bestedingen voor bepaalde productgroepen) van verschillende landen om te rekenen in vergelijkbare volumes van uitgaven, uitgedrukt in KKS.

Met de invoering van de euro kunnen de prijzen nu voor het eerst rechtstreeks worden vergeleken tussen de landen in de eurozone. De euro heeft echter een verschillende koopkracht in verschillende landen in de eurozone, afhankelijk van het nationale prijspeil. Daarom blijft het nodig KKP's te gebruiken om zuivere volumeaggregaten in KKS voor de landen in de eurozone te berekenen.

In de eenvoudigste vorm zijn KKP's een reeks prijsverhoudingen die de verhouding tussen de prijzen in nationale valuta's van hetzelfde goed of dezelfde dienst in verschillende landen weergeven (een brood kost bijvoorbeeld 1,87 EUR in Frankrijk, 1,68 EUR in Duitsland en 1,45 GBP in het Verenigd Koninkrijk). Een mandje vergelijkbare goederen en diensten wordt gebruikt voor prijsenquêtes. Deze zijn zo geselecteerd dat zij een afspiegeling vormen van het volledige pakket goederen en diensten, rekening houdend met de verschillende consumptiepatronen in verschillende landen. De eenvoudige prijsverhoudingen op productniveau worden geaggregeerd tot KKP's voor productgroepen, dan voor totale consumptie en tot slot voor het BBP. Als referentiewaarde voor de berekening van de KKP's wordt meestal een referentieland gebruikt, dat op 1 wordt gesteld. Voor de Europese Unie leek de keuze van één land als referentieland ongepast. De KKS is dus een kunstmatige gemeenschappelijke referentievaluta-eenheid die in de EU wordt gebruikt om het volume van economische aggregaten uit te drukken met het oog op ruimtelijke vergelijkingen in reële termen.

Helaas zal het vanwege de kosten niet mogelijk zijn in de nabije toekomst regionale omrekeningskoersen voor valuta's te berekenen. Als dergelijke regionale KKP's beschikbaar zouden zijn, zou het BBP in KKS voor talrijke perifere of plattelandsregio's van de EU waarschijnlijk hoger zijn dan het BBP dat is berekend aan de hand van de nationale KKP's.

Een berekening in KKS in plaats van euro kan leiden tot verschillen in de ranglijst van de regio's. Zo werd in 2008 voor de Zweedse regio Östra Mellansverige een BBP per inwoner van 30 800 euro vermeld, hoger dan de Italiaanse regio Marche (26 70030 euro). In KKS staat Marche met 26 500 KKS per inwoner echter boven Östra Mellansverige (26 200 KKS).

Wat de verdeling betreft, heeft het gebruik van KKS in plaats van de euro een nivellerend effect, omdat regio's met een zeer hoog BBP per inwoner meestal ook relatief hoge prijsniveaus hebben. Dit vermindert de verschillen in BBP per inwoner in de NUTS 2-regio's in de EU van ongeveer 85 300 euro tot ongeveer 79 300 KKS.

Het BBP per inwoner in KKS is de belangrijkste variabele om te bepalen of NUTS 2-regio’s in aanmerking komen voor steun in het kader van het structuurbeleid van de Europese Unie.

Spreiding van het regionale BBP per inwoner

Sinds 2007 heeft Eurostat een nieuwe afgeleide indicator berekend, die de verschillen tussen het regionale BBP per inwoner en het nationale gemiddelde meet en deze vergelijkbaar maakt tussen verschillende landen. Deze spreidingsindicator wordt berekend op NUTS 2- en NUTS 3-niveau. De cijfers van Eurostat zijn gebaseerd op het BBP in koopkrachtstandaard (KKS).

Voor een bepaald land wordt de spreiding ‘D’ van het regionale BBP van de niveau 2-regio’s gedefinieerd als de som van de absolute verschillen tussen het regionale en het nationale BBP per inwoner, gewogen op basis van het regionale aandeel van de bevolking en uitgedrukt in procent van het nationale BBP per inwoner:


                  n
D = 100 1 ∑│ (yi – Y)│ (pi/P)
Y i=1

In de bovenstaande vergelijking:

  • is yi het regionale BBP per inwoner van regio i;
  • is Y het nationale gemiddelde BBP per inwoner;
  • is pi de bevolking van gebied i;
  • is P de bevolking van het land;
  • is n het aantal regio's van het land.

De waarde van de spreiding van het BBP per inwoner is nul indien de waarden van het regionale BBP per inwoner identiek zijn in alle regio's van het land of van de economische ruimte (de Europese Unie of de eurozone) en zal, als alle andere omstandigheden gelijk blijven, toenemen als de verschillen in BBP per inwoner tussen de regio's groeien. Een waarde van 30 % betekent dus dat het BBP van alle regio's van een bepaald land, gewogen op basis van de regionale bevolking, met gemiddeld 30 % verschilt van de nationale waarde.

Context

Het BBP is een belangrijke indicator voor de economische activiteiten en groei in een regio. Het wordt gebruikt om vergelijkingen tussen de lidstaten van de EU te maken en is cruciaal voor het bepalen van de meest uiteenlopende beleidsmaatregelen, zoals de mate waarin een lidstaat moet bijdragen aan de begroting van de EU.

De driejaargemiddelden van het BBP zijn bijvoorbeeld ¬van bijzonder belang, want deze worden gebruikt om te bepalen welke regio’s in aanmerking komen voor steun van de structuurfondsen van de Europese Unie.

Meer informatie van Eurostat

Publicaties

Hoofdtabellen

Regional economic accounts - ESA95 (t_reg_eco)

Databank

Regional economic accounts - ESA95 (reg_eco)

Externe links

Zie ook