breadcrumb.ecName
nl Nederlands

Verbetering van het grensoverschrijdend openbaar vervoer in de Euregio Maas-Rijn

  • 01 June 2022

Het project van Interreg EMR Connect heeft als doel het openbaar vervoer in de Euregio Maas-Rijn (EMR) te verbeteren. Het project heeft de grensoverschrijdende samenwerking tussen openbaarvervoerbedrijven in Duitsland, België en Nederland verbeterd, nieuwe tarieven gecreëerd, nieuwe technologieën getest en diensten zoals e-bike-sharing uitgebreid. De 14 projectpartners zijn openbaarvervoerbedrijven, lokale overheden en universiteiten.

Om een duurzaam netwerk te creëren, pakt EMR Connect bestaande uitdagingen in grensoverschrijdend lokaal vervoer aan. Deze variëren van verbeteringen op het gebied van tarieven en diensten, digitalisering op het gebied van ticket- en passagiersinformatie tot het gebruik van e-bussen en het netwerken van verschillende vervoersmiddelen.

Projectwebsite van EMR Connect

Dankzij het project werden bus- en treintickets voor studenten in Aken, die alleen geldig waren in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen, vanaf 2019 ook geldig in de Nederlandse provincie Limburg. Velocity, het e-bike-sharing netwerk van Aken, opende een station in Nederland. Er staan nog 20 andere stations voor Nederland gepland.

Een proefproject in 2018 toonde aan dat ticketing met identiteitskaarten bijdraagt aan een vlotte grensoverschrijdende mobiliteit. Er werd een studie gefinancierd ter ondersteuning van een Duits initiatief om een op afstand gebaseerd tarief te ontwikkelen dat kan worden gecombineerd met het Nederlandse tarief om grensoverschrijdende reiskosten te vereenvoudigen.

Een andere studie toonde aan dat een directe treinverbinding tussen Aken en het Belgische Luik mogelijk is en het streven is om deze in de komende jaren te realiseren. De drie deelnemende universiteiten organiseerden seminars en zomerscholen gericht op mobiliteit en hielpen de projectpartners hun netwerk te ontwikkelen.

Vervoersverbindingen bevorderen de ontwikkeling

Openbaar vervoer is belangrijk voor de regionale ontwikkeling, maar in grensoverschrijdende gebieden ontbreken deze verbindingen vaak. Verschillende nationale ticketing- en tariefsystemen bemoeilijken een oplossing. Het belangrijkste resultaat van het project is de samenwerking van alle openbaarvervoerbedrijven in het grensgebied.

De belangrijkste projectmijlpaal is het testen en implementeren van een innovatief interoperabel ticketingsysteem tussen Duitsland en Nederland, dat kan worden uitgebreid naar België.

Met ticketing op basis van ID’s kunnen reizigers de grens oversteken met behulp van één methode die gekoppeld is aan een centrale rekening. De ID-gebaseerde oplossing wordt geïmplementeerd in combinatie met een smartphone-gebaseerde “check-in, check-out”-functie. Het systeem voor het uitwisselen van reizigers- en ticketgegevens over de Nederlands-Duitse grens kan mogelijk worden uitgebreid naar andere Europese grensregio’s.

Fietsticket

Om het verkennen van de Euregio Maas-Rijn op de fiets gemakkelijker te maken, kunnen mensen met een kaartje van 4 euro hun fiets meenemen in de treinen in het Nederlandse en Duitse deel van de EMR. Het ticket werd in januari 2020 geïntroduceerd en is beschikbaar via de Duitse DB Navigator-app. Hoewel het ook op Belgische NMBS-treinen geldig is, wordt het ticket niet in België verkocht.

Projectvertraging

Het project zou vanaf oktober 2017 drie jaar lopen. Nationale beslissingen over tarieven liepen echter vertraging op en er was nationale financiering nodig voor een gepland ticketingproject waarbij partners van buiten de EMR betrokken waren. COVID-19 zorgde voor verdere vertragingen en het project werd verlengd tot maart 2022.

Totale investering en EU-financiering

De totale investering voor het project “EMR Connect” bedraagt 4 617 974 EUR. Daarvan wordt 2 308 987 EUR bijgedragen door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling via het samenwerkingsprogramma “Interreg Euregio Maas-Rijn” voor de programmeringsperiode 2014-2020. De investering valt onder de prioriteit “Bevordering van regionale integratie en institutionele samenwerking”.