Statistics Explained

Archive:Statistiek van de overheidsfinanciën


Gegevens van 22 april 2020.

Geplande bijwerking van het artikel: juli 2021.

De versie in het Engels is recenter.


This Statistics Explained article has been archived on 7 December 2020.


Highlights


In de EU-27 is het overheidstekort toegenomen van – 0,4 % van het bbp in 2018 tot – 0,6 % van het bbp in 2019; 2018 kende het kleinste tekort in de beschikbare tijdreeks.

In de EU-27 is de overheidsschuldquote afgenomen van 79,6 % aan het eind van 2018 tot 77,8 % aan het eind van 2019.

De overheidsschuldquote varieerde eind 2019 van 8,4 % in Estland tot 176,6 % in Griekenland.

Overheidsschuld, 2018 en 2019
(geconsolideerde brutoschuld van de overheid, % van het bbp)
Bron: Eurostat (gov_10dd_edpt1)

In dit artikel wordt onderzocht hoe de belangrijkste statistieken van de overheidsfinanciën zich hebben ontwikkeld in de Europese Unie (EU) en de eurozone (EA-19). Het artikel gaat vooral in op de tekorten, brutoschuld, totale inkomsten en totale uitgaven van de overheid, alsook op de belastingen en sociale premies, de belangrijkste inkomstenbronnen van de overheid.

Full article


Inleiding

Statistieken van de overheidsfinanciën zijn een belangrijke indicator voor het bepalen van de gezondheid van de economie van een EU-lidstaat. In het kader van het stabiliteits- en groeipact (SGP) van de EU hebben de lidstaten toegezegd hun tekorten en schulden onder een bepaalde limiet te houden: het overheidstekort van een lidstaat mag niet meer dan 3 % van zijn bruto binnenlands product (bbp) bedragen en de schuld mag niet meer dan 60 % van het bbp bedragen. Als een lidstaat niet aan deze limieten voldoet, wordt een zogenaamde procedure bij buitensporige tekorten geactiveerd. Deze bestaat uit verschillende stappen – waaronder eventuele sancties – om de betrokken lidstaat ertoe aan te zetten de nodige maatregelen te nemen om de situatie recht te zetten. Dezelfde limieten voor het overheidstekort en de overheidsschuld zijn eveneens criteria voor deelname aan de economische en monetaire unie (EMU) en dus voor invoering van de euro. Verder bevat de meest recente herziening van de geïntegreerde economische en werkgelegenheidsrichtsnoeren (herzien in het kader van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei) een richtsnoer om de kwaliteit en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waarborgen.

In 2019 is het overheidstekort (vorderingentekort van de geconsolideerde overheidssector als percentage van het bbp) van zowel de EU-27 als de eurozone (EA-19) gestegen ten opzichte van 2018. In de algemene overheidsschuldquote van beide gebieden is een daling waargenomen.

Begrotingsoverschot of -tekort van de overheid

In de EU-27 nam het overheidstekort toe van – 0,4 % van het bbp in 2018 naar – 0,6 % van het bbp in 2019; in de EA-19 nam deze toe van – 0,5 % naar – 0,6 %. Voor 2018 werden op het niveau van de EU-27 en de eurozone de kleinste tekorten in de beschikbare tijdreeks waargenomen.

In 16 lidstaten van de EU-27 – Denemarken (+ 3,7 %), Luxemburg (+ 2,2 %), Bulgarije (+ 2,1 %), Cyprus en Nederland (beide + 1,7 %), Griekenland (+ 1,5 %), Duitsland (+ 1,4 %), Oostenrijk (+ 0,7 %), Slovenië, Malta en Zweden (alle + 0,5 %), Kroatië en Ierland (beide + 0,4 %), Tsjechië en Litouwen (beide + 0,3 %), en Portugal (+ 0,2 %) – werden in 2019 begrotingsoverschotten geregistreerd.

In negen lidstaten van de EU-27, namelijk Letland, Estland, Polen, Finland, Slowakije, Italië, België, Hongarije en Spanje, werden in 2019 begrotingstekorten geregistreerd van minder dan 3,0 % van het bbp. In twee lidstaten van de EU-27 waren de tekorten gelijk aan of hoger dan 3,0 % van het bbp: Frankrijk (– 3,0 %) en Roemenië (– 4,3 %) (zie figuur 1).

Figuur 1: Overheidssaldo, 2018 en 2019
(vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (–) van de overheid, % van het bbp)
Bron: Eurostat (gov_10dd_edpt1)


Het overheidssaldo (in verhouding tot het bbp) is in 2019 in 13 lidstaten van de EU-27 en in het Verenigd Koninkrijk, verbeterd ten opzichte van 2018. De grootste verbeteringen in het saldo (ten minste 1 procentpunt van het bbp) vonden plaats in Cyprus (+ 5,4 procentpunten van het bbp) en in Denemarken (+ 2,9 procentpunten van het bbp). De verbetering voor Cyprus in 2019 heeft voornamelijk te maken met de vergelijking met 2018, toen de herstructurering van de Cyprus Cooperative Bank Ltd (CCB) – de verkoop van de goede delen van de CCB en de daaropvolgende integratie van de resterende openbare financiële afstotingsstructuur – gevolgen had voor de overheidsrekeningen.

Cyprus en Portugal gingen van een tekort in 2018 naar een overschot in 2019. Geen enkele lidstaat ging van een begrotingsevenwicht naar een overschot. In Bulgarije, Denemarken, Ierland, Griekenland, Kroatië, Nederland en Oostenrijk is in 2019 een groter overheidsoverschot geregistreerd dan in 2018.

Geen enkele lidstaat ging van een begrotingsoverschot naar een tekort. In België, Spanje, Frankrijk, Polen, Roemenië, Slowakije en Finland was het geregistreerde tekort in 2019 groter dan in 2018. Geen enkele lidstaat heeft in 2019 hetzelfde tekort opgetekend als in 2018, terwijl Estland, Italië, Letland en Hongarije in 2019 een kleiner tekort hebben geregistreerd dan in 2018.

Tabel 1: Overheidssaldo en overheidsschuld, 2016-2019
(% van het bbp)
Bron: Eurostat (gov_10dd_edpt1)


Overheidsschuld

In de EU-27 nam de overheidsschuldquote af van 79,6 % aan het eind van 2018 tot 77,8 % aan het eind van 2019; in de EA-19 nam de overheidsschuldquote af van 85,8 % tot 84,1 % (zie figuur 2).

Aan het eind van 2019 hebben in totaal elf lidstaten van de EU-27 melding gemaakt van een overheidsschuldquote van meer dan 60 % van het bbp: de hoogste quote is geconstateerd in Griekenland (176,6 %), gevolgd door Italië (134,8 %), Portugal (117,7 %), België (98,6 %), Frankrijk (98,1 %), Cyprus en Spanje (beide 95,5 %).

De laagste overheidsschuldquotes zijn vastgesteld in Estland (8,4 %), Bulgarije (20,4 %), Luxemburg (22,1 %), Tsjechië (30,8 %), Denemarken (33,2 %), Zweden (35,1 %) en Roemenië (35,2 %).

Figuur 2: Overheidsschuld, 2018 en 2019
(geconsolideerde brutoschuld van de overheid, % van het bbp)
Bron: Eurostat (gov_10dd_edpt1)


Aan het eind van 2019 was de overheidsschuldquote in vier lidstaten van de EU-27 toegenomen vergeleken met eind 2018; de overheidsschuldquote was daarentegen in 21 lidstaten gedaald, waaronder met name Cyprus (– 5,1 procentpunten van het bbp), Ierland (– 4,8 procentpunten van het bbp), Griekenland (– 4,6 procentpunten van het bbp), Slovenië en Portugal (– 4,3 procentpunten van het bbp) en Hongarije (– 3,9 procentpunten van het bbp).

De schuldquote voor Italië en Frankrijk is tussen 2018 en 2019 gelijk gebleven.

De sterkste stijgingen van de overheidsschuldquotes tussen eind 2018 en eind 2019 waren te zien in Litouwen (2,4 procentpunten), Luxemburg (1,1 procentpunten), Roemenië (0,5 procentpunten) en Estland (0,1 procentpunten).

Overheidsinkomsten en uitgaven

Het belang van de overheidssector voor de economie kan worden gemeten aan de hand van de totale overheidsinkomsten en -uitgaven als percentage van het bbp. In de EU-27 bedroegen de totale overheidsinkomsten in 2019 46,2 % van het bbp (gelijk aan 2018); de uitgaven bedroegen 46,7 % van het bbp (een stijging ten opzichte van 46,6 % in 2018). In de EA-19 bedroegen de totale overheidsuitgaven in 2019 47,1 % van het bbp (een stijging ten opzichte van 47,0 % in 2018) en de totale overheidsinkomsten 46,5 % (gelijk aan 2018) – zie figuur 3.

Figuur 3: Ontwikkeling van totale uitgaven en totale inkomsten, 2009 2019
(% van het bbp)
Bron: Eurostat (gov_10a_main)


De totale overheidsuitgaven als percentage van het bbp kwamen in 2009 uit op 50,6 % van het bbp in de EU-27 en 50,9 % van het bbp in de EA-19. De totale overheidsuitgaven als percentage van het bbp daalden in beide gebieden vervolgens tussen 2010 en 2011, stegen in 2012 en daalden daarna tot en met 2018, om in 2019 vervolgens weer licht te stijgen.

In absolute zin zijn de totale overheidsuitgaven in zowel de EU-27 als de EA-19 in de periode van 2011 tot 2018 langzamer gestegen dan de totale overheidsinkomsten, wat heeft geleid tot een daling van het tekort. De uitgaven in zowel de EU-27 als de EA-19 zijn in 2019 echter sneller gestegen dan de inkomsten, wat heeft geresulteerd in een stijging van het tekort.

Figuur 4: Ontwikkeling van totale uitgaven en totale inkomsten, 2009-2019
(miljard EUR)
Bron: Eurostat (gov_10a_main)


Terwijl de overheidsuitgaven in de EU-27 tussen 2009 en 2019 in totaal met 1 148 miljard EUR stegen, namen de totale overheidsinkomsten in de EU-27 in deze periode met 1 709 miljard EUR toe. Tussen 2018 en 2019 zijn de overheidsuitgaven echter met 217 miljard EUR gestegen en de overheidsinkomsten met 195 miljard EUR. In de EA-19 zijn de overheidsuitgaven tussen 2009 en 2019 met 889 miljard EUR toegenomen en de inkomsten met 1 389 miljard EUR. Tussen 2018 en 2019 zijn de overheidsuitgaven met 179 miljard EUR gestegen en de overheidsinkomsten met 155 miljard EUR (zie figuur 4).

Het niveau van de overheidsuitgaven en -inkomsten verschilt sterk tussen de lidstaten van de EU-27 (zie figuur 5). In 2019 waren de EU-lidstaten met de hoogste niveaus van gecombineerde overheidsuitgaven en -inkomsten als percentage van het bbp (meer dan 100 %) Frankrijk, Finland, Denemarken en België; Noorwegen registreerde eveneens een niveau van meer dan 100 %. In 2019 hebben zeven lidstaten van de EU-27 (Ierland, Roemenië, Litouwen, Bulgarije, Malta, Letland en Estland) evenals het Verenigd Koninkrijk een relatief laag gecombineerd percentage gemeld (minder dan 80 % van het bbp).

Figuur 5: Overheidsinkomsten en -uitgaven, 2019
(% van het bbp)
Bron: Eurostat (gov_10a_main)


De belangrijkste componenten van de totale overheidsinkomsten in de EU-27 zijn de belastingen en de netto sociale premies (zie figuur 6). In 2019 hebben de belastingen voor 58,1 % van de totale inkomsten in de EU-27 gezorgd en voor 56,8 % in de EA-19. De netto sociale premies bedroegen 30,8 % van de totale inkomsten in de EU-27 en 32,4 % van die in de EA-19. Marktoutput, output voor eigen finaal gebruik en betalingen voor overige niet-marktoutput (“verkoop / vergoedingen” en in eigen beheer geproduceerde investeringen) bedroegen 7,0 % van de totale inkomsten in de EU-27 en 7,1 % van de totale inkomsten in de EA-19. Inkomen uit vermogen (voornamelijk rente, dividenden en huur) maakte 1,7 % uit van de totale inkomsten in zowel de EU-27 als de EA-19.

Figuur 6: Samenstelling van totale inkomsten, 2019
(% van totale inkomsten)
Bron: Eurostat (gov_10a_main)


Per lidstaat van de EU-27 loopt het relatieve belang van de verschillende categorieën van inkomsten sterk uiteen. Zo vormden belastingen in 2019 nog geen 50 % van de overheidsinkomsten in Slowakije, Roemenië, Tsjechië en Slovenië; daarentegen vormden belastingen in Denemarken 87,8 % en in Zweden 80,5 % van de totale overheidsinkomsten.

De netto sociale premies hadden in 2019 het grootste aandeel in de totale inkomsten in Tsjechië (37,6 %), gevolgd door Duitsland (37,2 %), Slowakije (36,7 %) en Slovenië (36,4 %) en het laagste aandeel in Denemarken (1,5 %), Zweden (6,9 % van het bbp) en IJsland (8,1 % van het bbp).

In Noorwegen (22,2 %) is het hoogste aandeel inkomen uit vermogen geregistreerd (zie figuur 7).

Figuur 7: Belangrijkste bestanddelen van overheidsinkomsten, 2019
(% van totale inkomsten)
Bron: Eurostat (gov_10a_main)


Het grootste gedeelte van de overheidsuitgaven in de EU-27 in 2019 had betrekking op inkomensherverdeling in de vorm van sociale overdrachten in geld of in natura (zie de figuren 8 en 9).

Figuur 8: Samenstelling van totale uitgaven, 2019
(% van totale uitgaven)
Bron: Eurostat (gov_10a_main)


Sociale overdrachten (sociale uitkeringen en sociale overdrachten in natura – aangekochte marktproducten) bedroegen 46,1 % van de totale uitgaven in de EU-27 en 47,8 % in de EA-19. De beloning van werknemers was goed voor 21,7 % van de overheidsuitgaven in de EU-27 en voor 21,0 % in de EA-19. Intermediair verbruik was goed voor 11,9 % van de totale uitgaven in de EU-27 en 11,3 % van de totale uitgaven in de EA-19. Inkomen uit vermogen, grotendeels rentebetalingen, was goed voor 3,3 % van de overheidsuitgaven in de EU-27 en voor 3,5 % in de EA-19. Bruto-investeringen in vaste activa (voornamelijk investeringen) waren goed voor 6,4 % van de totale uitgaven in de EU-27 en 5,9 % van die in de EA-19.

Figuur 9: Belangrijkste bestanddelen van overheidsuitgaven, 2019
(% van totale uitgaven)
Bron: Eurostat (gov_10a_main)


De belangrijkste bronnen van de overheidsinkomsten zijn belastingen op productie en invoer, belastingen op inkomen, vermogen enz. en netto sociale premies. Voor de EU-27 bedroegen de belastingen op productie en invoer 13,5 % van het bbp in 2019; de belastingen op inkomen, vermogen enz. waren goed voor 13,0 % van het bbp en de netto sociale premies bedroegen 14,2 % van het bbp. In verhouding tot het bbp zijn de inkomsten uit belastingen op productie en invoer in de periode 2009-2014 in de EU-27 toegenomen. Het percentage ten opzichte van het bbp is met 0,9 procentpunt gestegen (zie figuur 10). Tussen 2014 en 2019 zijn de belastingen op productie en invoer in verhouding tot het bbp stabiel gebleven. De belastingen op inkomen en vermogen enz. als percentage van het bbp bereikten in 2010 met 11,7 % van het bbp een dieptepunt en stegen vervolgens in 2019 weer naar 13,0 % van het bbp. De netto sociale premies bleven tussen 2009 en 2019 relatief stabiel, variërend tussen 14,1 % en 14,4 % van het bbp.

Figuur 10: Belangrijkste categorieën belastingen en sociale premies, EU-27, 2009-2019
(% van het bbp)
Bron: Eurostat (gov_10a_main)


In 2019 verschilde de structuur van de belastingontvangsten sterk tussen de lidstaten van de EU-27 (zie figuur 11). Zoals te verwachten, waren de lidstaten die relatief veel uitgaven meldden, vaak ook de landen die meer belastingen ontvingen (als percentage van het bbp). In 2019 bijvoorbeeld is in Denemarken de hoogste ontvangstenquote uit de belangrijkste categorieën belastingen en sociale premies geregistreerd, namelijk 47,3 % van het bbp, gevolgd door Frankrijk (46,7 %). Als percentage van het bbp lagen deze ontvangsten onder de 30 % in twee EU-lidstaten (Ierland en Roemenië).

Figuur 11: Belangrijkste categorieën belastingen en sociale premies, 2019
(% van het bbp)
Bron: Eurostat (gov_10a_main)


Brongegevens voor tabellen en grafieken

Gegevensbronnen

Volgens de procedure bij buitensporige tekorten zijn de EU-lidstaten verplicht de Europese Commissie vóór 1 april en 1 oktober van elk jaar te voorzien van statistieken over hun overheidstekort en overheidsschuld. Daarnaast verzamelt Eurostat meer gedetailleerde gegevens over de statistieken van de overheidsfinanciën in het kader van het transmission programme (in het Engels), wat gegevens over de nationale rekeningen oplevert. De belangrijkste aggregaten voor de overheid worden tweemaal per jaar aan Eurostat verstrekt, terwijl statistieken over de classificatie van overheidsfuncties (COFOG) binnen één jaar na het einde van de referentieperiode moeten worden ingediend en gedetailleerde gegevens over belasting- en premie-inkomsten binnen negen maanden na afloop van de referentieperiode. Viermaal per jaar worden niet-financiële en financiële rekeningen evenals de driemaandelijkse bruto overheidsschuld gepresenteerd.

De gegevens in dit artikel hebben betrekking op een aantal van de belangrijkste inkomsten- en uitgavenposten van de overheidssector, die zijn opgesteld op basis van de nationale rekeningen (ESR 2010).

Het verschil tussen de totale inkomsten en de totale uitgaven, met inbegrip van de kapitaaluitgaven (met name de bruto-investeringen in vaste activa), is gelijk aan het financieringsoverschot/financieringstekort van de overheid; het is tevens het saldo van de niet-financiële rekeningen van de overheid.

Afbakening van de overheid

De overheidssector omvat institutionele eenheden die als niet-marktproducenten optreden en waarvan de productie bestemd is voor individueel of collectief gebruik en voornamelijk wordt gefinancierd door middel van verplichte betalingen door eenheden die tot andere sectoren behoren, alsmede institutionele eenheden die zich hoofdzakelijk bezighouden met de herverdeling van het nationale inkomen en vermogen (ESR 2010, paragraaf 2.111). De overheidssector is onderverdeeld in vier subsectoren: centrale overheid, deelstaatoverheid (indien van toepassing), lagere overheid, en socialeverzekeringsinstellingen (indien van toepassing).

Definitie van belangrijkste indicatoren

Het overheidssaldo wordt gedefinieerd als het nettofinancieringsoverschot/-tekort van de overheid dat in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten wordt ingediend en wordt uitgedrukt in verhouding tot het bbp. Volgens het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, is de overheidsschuld de aan het eind van het jaar uitstaande en geconsolideerde brutoschuld in chartaal geld en deposito’s, schuldpapieren en leningen, gewaardeerd tegen het nominale bedrag ervan.

De belangrijkste inkomsten van de overheid zijn belastingen, sociale premies, verkoop, en inkomen uit vermogen. Dit wordt in ESR 2010 gedefinieerd aan de hand van een lijst van categorieën: marktoutput, output voor eigen finaal gebruik, betalingen voor de overige niet-marktoutput, belastingen op productie en invoer, niet-productgebonden subsidies, te vorderen inkomen uit vermogen, belastingen op inkomen, vermogen enz., sociale premies, overige inkomensoverdrachten en kapitaaloverdrachten.

De belangrijkste uitgavenposten zijn de beloning van werknemers en ambtenaren, sociale uitkeringen (inclusief de door overheid als marktproducten aangekochte sociale voorzieningen en sociale overdrachten in natura), rente op de overheidsschuld, subsidies en bruto-investeringen in vaste activa. De totale overheidsuitgaven worden in het ESR 2010 gedefinieerd aan de hand van een lijst van categorieën: intermediair verbruik, bruto-activa, de beloning van werknemers, niet-productgebonden belastingen op productie, subsidies, inkomen uit vermogen, de belastingen op inkomen, vermogen enz., en sociale uitkeringen, sociale overdrachten in natura (aangekochte marktproducten), overige inkomensoverdrachten, correcties voor mutaties in pensioenrechten, kapitaaloverdrachten en transacties op niet-geproduceerde activa.

De verstrekte gegevens over de overheidssector met betrekking tot de belangrijkste aggregaten van de overheid en de overheidsuitgaven naar functie in het kader van ESR 2010, moeten worden geconsolideerd; dit betekent dat specifieke transacties tussen institutionele eenheden binnen de overheidssector (inkomen uit vermogen, overige inkomensoverdrachten en kapitaaloverdrachten) worden geëlimineerd of geannuleerd. Voor deze transacties moeten gegevens voor subsectoren worden geconsolideerd binnen elke subsector, maar niet tussen subsectoren onderling. Zo moeten de gegevens op sectorniveau gelijk zijn aan de som van de gegevens voor de subsectoren, behalve voor de volgende (geconsolideerde) posten: inkomen uit vermogen, overige inkomensoverdrachten en kapitaaloverdrachten. Voor de laatstgenoemde posten, en derhalve voor de totale inkomsten en totale uitgaven, moet de som van de subsectoren hoger zijn dan de waarde van de sector.

Belastingen en sociale premies zijn inkomsten uit betalingen (in geld of in natura) die worden opgelegd door centrale, deelstaat- en lagere overheden en door socialeverzekeringsinstellingen. Deze heffingen (meestal belastingen genoemd) worden onderverdeeld in drie hoofdcategorieën, gegroepeerd onder de volgende rubrieken:

  • belastingen op inkomen, vermogen enz., waaronder alle verplichte betalingen om niet die door de overheid periodiek worden geheven over het inkomen en het vermogen van ondernemingen en huishoudens;
  • belastingen op productie en invoer, waaronder alle verplichte betalingen om niet die door de overheid worden geheven in verband met de productie en de invoer van goederen en diensten, het in dienst hebben van arbeidskrachten of de eigendom of het gebruik van grond, gebouwen of andere activa die in het productieproces worden aangewend;
  • sociale premies, waaronder alle sociale premies ten laste van werkgevers en huishoudens, alsmede de toegerekende sociale premies die de tegenhanger van de rechtstreeks door de werkgever betaalde sociale uitkeringen vertegenwoordigen, alsmede twee extra toegerekende posten (toeslagen voor huishoudens en retributies voor het sociale zekerheidsstelsel).

Context

De mondiale financiële en economische crisis van 2007 2008 stelde veel Europese regeringen voor grote uitdagingen. De belangrijkste zorgen betroffen het vermogen van de nationale overheden om hun schulden af te lossen en de nodige maatregelen te nemen om de overheidsuitgaven onder controle te krijgen en tegelijkertijd te proberen de economische groei te bevorderen.

De discipline van het stabiliteits- en groeipact (SGP) is bedoeld om de economische ontwikkelingen in de EU, en met name in de landen van de eurozone, grotendeels synchroon te laten verlopen. Verder moet het SGP voorkomen dat lidstaten beleidsmaatregelen nemen die de eigen economie overmatig bevoordelen ten koste van die van andere lidstaten. Het SGP is gebaseerd op twee belangrijke beginselen: namelijk dat het (voorziene of feitelijke) tekort niet meer mag bedragen dan 3 % van het bbp en dat de overheidsschuldquote niet meer mag bedragen dan (of moet worden teruggebracht tot) 60 %. Het SGP werd in 2011 aanzienlijk versterkt, evenals het economisch bestuur van de EU in het algemeen.

Ieder jaar leveren de lidstaten de Europese Commissie gedetailleerde informatie over hun economisch beleid en de toestand van hun overheidsfinanciën. De landen van de eurozone verstrekken deze informatie in het kader van de stabiliteitsprogramma’s, terwijl andere EU-lidstaten dat doen in de vorm van convergentieprogramma’s. De Europese Commissie beoordeelt of het beleid in overeenstemming is met de afgesproken economische, sociale en milieudoelstellingen en kan een waarschuwing afgeven als zij van mening is dat een tekort abnormaal hoog wordt. Deze maatregelen kunnen ertoe leiden dat de Raad het bestaan van een buitensporig tekort vaststelt, hetgeen betekent dat een termijn moet worden vastgesteld om het tekort weg te werken.

Direct access to

Other articles
Tables
Database
Dedicated section
Publications
Methodology
Visualisations




<maintables>


Government finance statistics (EDP and ESA2010) (t_gov_gfs10)

<maintables>

<database>


Government finance statistics (EDP and ESA2010) (gov_gfs10)
Government contingent liabilities and potential obligations (gov_cl)

<database>

<dedicatedsection>


<methodology>


<methodology>