Deze pagina is vervallen. De pagina wordt bijgewerkt en verplaatst naar het Europees e-justitieportaal.
Er is geen leeftijdsgrens.
De Duitse Bondsrepubliek heeft het Haags Alimentatieverdrag op 2 oktober 1973 geratificeerd. Het is voor de Bondsrepubliek op 1 april 1987 van toepassing geworden. De collisiebepalingen van het Haags Alimentatieverdrag zijn voor de duidelijkheid opgenomen in artikel 18 van de EGBGB (Einführungsgesetz zum Bürgerlichen Gesetzbuch - invoeringswet Duits Burgerlijk Wetboek).
Dat artikel bepaalt dat het recht van het land waar de alimentatiegerechtigde zijn of haar gewone verblijfplaats heeft van toepassing is voor de vaststelling van de alimentatieplicht. Het Duitse recht is bijgevolg van toepassing wanneer de alimentatiegerechtigde in Duitsland verblijft. Verlenen de wetten van het land waar de alimentatiegerechtigde zijn of haar gewone verblijfplaats heeft geen recht op alimentatie, dan geldt overeenkomstig artikel 18, lid 1, tweede zin, van de EGBGB, het recht van het land waarvan zowel de alimentatiegerechtigde als de alimentatieplichtige onderdaan zijn. Wanneer noch het recht van het land van verblijf, noch het recht van het land waarvan beiden onderdaan zijn, recht op alimentatie verlenen, geldt overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de EGBGB het Duitse recht.
Er zijn twee uitzonderingen op de principiële aanknoping tussen lid 1 en lid 2 van artikel 18 van de EGBGB:
Overeenkomstig artikel 18, lid 5, van de EGBGB geldt het Duitse recht wanneer zowel de alimentatiegerechtigde als de alimentatieplichtige Duitser zijn en de alimentatieplichtige zijn of haar gewone verblijfplaats in eigen land heeft. Bovendien bevat artikel 18, lid 4, van de EGBGB een bijzondere bepaling inzake alimentatie na een echtscheiding. Wanneer de echtscheiding in Duitsland werd uitgesproken of erkend, valt de alimentatieregeling tussen gescheiden echtgenoten overeenkomstig deze bepaling onder het recht waarnaar zij gescheiden zijn.
Wanneer zowel de alimentatieplichtige als de alimentatiegerechtigde in Duitsland verblijven, is het Duitse recht van toepassing. Het criterium voor de toepassing van het Duitse recht is namelijk dat de alimentatiegerechtigde zijn of haar gewone verblijfplaats in Duitsland heeft. Wanneer de alimentatiegerechtigde in Duitsland verblijft, maar er niet zijn of haar gewone verblijfplaats heeft, geldt het recht van het land waar de alimentatiegerechtigde zijn of haar gewone verblijfplaats heeft. In tweede instantie is het recht van toepassing van het land waarvan zowel de alimentatiegerechtigde als de alimentatieplichtige onderdaan zijn. In laatste instantie is het Duitse recht van toepassing, met name wanneer de alimentatiegerechtigde noch volgens het recht van het land waar hij of zij gewoonlijk verblijft, noch volgens het recht van het land waarvan zowel de alimentatiegerechtigde als de alimentatieplichtige onderdaan zijn, aanspraak maakt op alimentatie.
Voor de erkenning van een recht op alimentatie moet de alimentatiegerechtigde zich in het algemeen tot een rechtbank, het bureau voor jeugdzorg of een notaris wenden wanneer een executoriale titel moet worden verleend waarmee de geldsom gerechtelijk kan worden ingevorderd.
Een procedure op tegenspraak kan alleen bij de rechtbank aanhangig worden gemaakt. Wel wordt voor de notaris of het bureau voor jeugdzorg erkend dat de alimentatieplicht moet worden nagekomen. Het bureau voor jeugdzorg beschikt over een beperktere bevoegdheid dan de notaris: het is namelijk alleen bevoegd voor alimentatie voor kinderen tot 21 jaar of aanspraken van de moeder of de vader naar aanleiding van de geboorte van een kind.
Alle wettelijke alimentatievorderingen moeten als gezinsaangelegenheid in de vorm van een klacht, of in de vereenvoudigde procedure voor het gerecht voor familiezaken (Familiengericht), worden ingediend. De klachtprocedure verloopt volgens de bepalingen van de ZPO (Zivilprozessordnung – Duits wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
In principe moet elke alimentatiegerechtigde zelf zijn of haar vordering indienen. Het is niet mogelijk om voor een vriend een vordering in te dienen. Er wordt een uitzondering gemaakt voor minderjarige alimentatiegerechtigden. Hier kan één van de ouders in eigen naam de alimentatievordering van het minderjarige kind ten aanzien van de andere ouder indienen.
In principe is de rechtbank van de woonplaats van de gedaagde ook bevoegd voor alimentatievorderingen. Voor procedures met betrekking tot de wettelijke onderhoudsplicht van één of beide ouders ten aanzien van een minderjarig kind is uitsluitend de rechtbank van de woonplaats van het kind of van de ouder die het wettelijk vertegenwoordigt bevoegd. Dit geldt evenwel niet wanneer de bevoegde rechtbank van het kind of van één van de ouders zich in het buitenland bevindt.
Het kind kan de klacht waarbij wordt geëist dat beide ouders hun alimentatieplicht nakomen ook indienen bij de bevoegde rechtbank van de vader of de moeder.
De vertegenwoordiging door een advocaat is in het geval van een alimentatievordering voor de rechtbank in principe niet verplicht. Dat is niet het geval wanneer na een scheidingsprocedure alimentatievorderingen worden ingediend die de door het huwelijk ontstane wettelijke alimentatieplicht of de alimentatieplicht ten aanzien van een gemeenschappelijk kind betreffen. In dat geval moeten de echtgenoten zich laten vertegenwoordigen door een advocaat die door een Amtsgericht (kantongerecht) of Landgericht (arrondissementsrechtbank) is erkend.
Voor een rechtsgeding over de wettelijke alimentatieplicht op grond van verwantschap of huwelijk worden kosten (honoraria en onkosten) aangerekend. Bij de indiening van de klacht bij de rechtbank ontstaan drievoudige procedurekosten. Het bedrag van de kosten is afhankelijk van de waarde van het voorwerp van het geschil. Ook alle andere procedurekosten (zoals de vergoeding van getuigen en deskundigen) zijn afhankelijk van de waarde van het voorwerp van het geschil. Voor de berekening van de kosten wordt uitgegaan van het bedrag van de voor de eerste twaalf maanden na de indiening van de klacht gevorderde alimentatie, en hoogstens het totale bedrag van de vordering. Alimentatiebedragen die bij de indiening van de klacht reeds verschuldigd waren, worden bij dat bedrag opgeteld.
Wanneer de wettelijke vertegenwoordiger van een kind van 10 jaar een vordering indient voor een gewone alimentatie (momenteel 241 euro per maand), bedraagt het voorwerp van het geschil 2 892 euro. De totale procedurekosten bedragen in dit geval 267 euro (89 euro x 3). Verlangt de echtgenote van een architect na de scheiding een bedrag van 1 900 euro per maand voor onderhoud en ziektekostenverzekering, dan bedraagt het voorwerp van het geschil 22 800 euro. De procedurekosten bedragen in dat geval 933 euro (311 euro x 3). Een algemene uitspraak over de hoogte van de kosten is bijgevolg niet mogelijk. In voorkomend geval komt bij de gerechtskosten nog het honorarium van de advocaat die de rechten van de verzoeker verdedigt.
In de onderstaande tabel zijn de procedurekosten voor vorderingen tot 500 000 euro vastgesteld:
Vordering tot … euro | Kosten... euro | Vordering tot … euro | Kosten... euro |
300 | 25 | 40 000 | 398 |
600 | 35 | 45 000 | 427 |
900 | 45 | 50 000 | 456 |
1 200 | 55 | 65 000 | 556 |
1 500 | 65 | 80 000 | 656 |
2 000 | 73 | 95 000 | 756 |
2 500 | 81 | 110 000 | 856 |
3 000 | 89 | 125 000 | 956 |
3 500 | 97 | 140 000 | 1 056 |
4 000 | 105 | 155 000 | 1 156 |
4 500 | 113 | 170 000 | 1 256 |
5 000 | 121 | 185 000 | 1 356 |
6 000 | 136 | 200 000 | 1 456 |
7 000 | 151 | 230 000 | 1 606 |
8 000 | 166 | 260 000 | 1 756 |
9 000 | 181 | 290 000 | 1 906 |
10 000 | 196 | 320 000 | 2 056 |
13 000 | 219 | 350 000 | 2 206 |
16 000 | 242 | 380 000 | 2 356 |
19 000 | 265 | 410 000 | 2 506 |
22 000 | 288 | 440 000 | 2 656 |
25 000 | 311 | 470 000 | 2 806 |
30 000 | 340 | 500 000 | 2 956 |
35 000 | 369 |
In eerste instantie moeten de kosten worden betaald door wie daartoe in het vonnis van de rechtbank wordt verplicht. In principe is dat de verliezende partij.
Verzoekers die over onvoldoende financiële middelen beschikken, kunnen om rechtsbijstand vragen.
Over het algemeen moet de alimentatie in de vorm van een periodiek geldbedrag worden betaald. De hoogte van de alimentatie hangt af van de behoefte en de behoeftigheid van de alimentatiegerechtigde en de draagkracht van de alimentatieplichtige. Daarom hebben de Oberlandesgerichte (hoogste rechtscolleges in de deelstaten) tabellen en richtsnoeren opgesteld aan de hand waarvan de alimentatiebedragen kunnen worden berekend. Het bekendst is de tabel van Düsseldorf, die vrij algemeen wordt gebruikt om de hoogte van de alimentatie voor kinderen te berekenen.
Wanneer de alimentatie in een bepaald geldbedrag is uitgedrukt, kan dat bedrag worden aangepast wanneer een aanzienlijke verandering in de situatie optreedt. Daartoe moet een vordering worden ingediend waarbij om een wijziging van het bedrag wordt verzocht.
Wanneer een minderjarig kind de alimentatie van één van de ouders waarmee het niet samenwoont als percentage van het voorgeschreven bedrag heeft laten vaststellen, dan wordt de alimentatie om de twee jaar automatisch aangepast overeenkomstig de aanpassingen van de voorgeschreven bedragen. In dat geval moet dus geen vordering worden ingediend om het bedrag te laten aanpassen.
De alimentatie moet in principe elke maand vooruit en in de vorm van een geldbedrag worden betaald aan de alimentatiegerechtigde, of bij minderjarigen aan de ouder of de persoon die voor hen zorgt.
Een van de mogelijkheden is de gedwongen tenuitvoerlegging van de vastgestelde alimentatievordering. Daarvoor gelden de algemene regels.
De verplichting tot betaling van alimentatie wordt ook kracht bijgezet doordat de niet-nakoming van deze verplichting strafrechtelijk gesanctioneerd wordt.
Wie zijn of haar alimentatieverplichting niet nakomt, kan namelijk worden veroordeeld tot drie jaar gevangenis of een geldboete. Bij een veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf kan de rechtbank de veroordeelde bevelen zijn alimentatieplicht na te komen. De rechtbank zet de voorwaardelijke straf om in een effectieve straf wanneer de veroordeelde een dergelijk bevel flagrant of hardnekkig naast zich neerlegt en daardoor de vrees bestaat dat hij of zij opnieuw zijn of haar alimentatieplicht niet zal nakomen.
Wanneer er geen antecedenten zijn, kan het openbaar ministerie voorlopig van een klacht afzien en kan de rechtbank het strafproces voorlopig stopzetten wanneer de beschuldigde tegelijkertijd het bevel krijgt een bepaald bedrag aan alimentatie te betalen.
De alimentatietitel is een gewone executoriale titel voor een geldvordering. De alimentatiegerechtigde moet zich dus in principe aan de normale regels voor de tenuitvoerlegging houden en er zelf voor zorgen dat zijn of haar vordering wordt uitgevoerd.
Wanneer een kind rechtsbijstand geniet, verleent het bureau voor jeugdzorg hulp bij de invordering van de alimentatie (art. 1712 en volgende van het BGB – Bürgerliches Gesetzbuch – Duits Burgerlijk Wetboek). Overeenkomstig art. 1713 van het BGB wordt rechtskundige bijstand verleend wanneer de ouder die de aanvraag indient alleen voor het kind zorgt, of ook wanneer beide ouders voor het kind zorgen, maar de ouder die de aanvraag indient de voogdij over het kind heeft.
Een andere situatie doet zich voor wanneer een alimentatiegerechtigde bepaalde sociale uitkeringen ontvangt (die in een behoefte voorzien waarin eigenlijk de alimentatie zou moeten voorzien). Wanneer de ontvanger van de sociale uitkeringen een nog niet vervulde aanspraak op alimentatie heeft ten aanzien van een alimentatieplichtige, wordt deze aanspraak op alimentatie in principe overgedragen aan de verantwoordelijke dienst, die de alimentatievordering vervolgens in eigen naam geldend kan maken:
De onder vraag 13 vermelde voorschotten op de alimentatie (Unterhaltsvorschuss), sociale bijstand en minimumuitkering voor werklozen (Grundsicherung für Arbeitssuchende) zijn sociale uitkeringen op zich, die in omvang beperkt zijn. Het gaat niet om alimentatie in de eigenlijke zin van het woord. De bevoegde instanties keren deze rechtstreeks uit aan de rechthebbende. Deze uitkeringen zijn ook niet afhankelijk van de vraag of de alimentatievordering (in het binnen- of buitenland) geldend kan worden gemaakt. De instanties waaraan de alimentatievordering is overgedragen kunnen deze vordering in eigen naam ook in het buitenland geldend maken.
Anders dan bij uitkeringen krachtens het Unterhaltsvorschussgesetz, sociale bijstand en de Grundsicherung für Arbeitssuchende creëert de toekenning van rechtsbijstand overeenkomstig art. 1712 van het BGB geen eigen uitkeringsvordering ten aanzien van de verantwoordelijke instantie. De instantie beperkt zich in dit geval tot de ondersteuning van de gerechtigde bij het indienen en invorderen van de alimentatievordering.
De alimentatietitel is een gewone executoriale titel voor een geldvordering. De alimentatiegerechtigde moet zich dus in principe aan de normale regels voor de tenuitvoerlegging houden.
Wanneer rechtskundige bijstand wordt verleend, wordt hulp verleend zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 13.
Gewoonlijk zijn de bureaus voor jeugdzorg gevestigd bij de bevoegde stedelijke of kantonale administraties van de woonplaats van het alimentatiegerechtigde kind of de alimentatiegerechtigde ouder.
Hetzelfde geldt voor de sociale diensten en de alimentatievoorschotfondsen.
Zie vraag 13.
Ja.
Zie vraag 16.
« Alimentatievorderingen - Algemene informatie | Duitsland - Algemene informatie »
Laatste aanpassing: 11-04-2006